In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het onder 1 tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de bitcoins en geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte had verklaard dat zij niet op de hoogte was van de illegale herkomst van het geld en dat zij dacht dat het verdiend was met autohandel. Het hof heeft vastgesteld dat de medeverdachte de verdachte opdrachten gaf en dat de bedragen niet zodanig groot waren dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg.