2.3Oordeel hof
Het hof oordeelt als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen, dient te worden vastgesteld dat door de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen (kort gezegd het wekken van de indruk enkel de belangen van Vestia te dienen en/of het verzwijgen van een eigen financieel belang bij het afsluiten van de in de tenlastelegging genoemde derivaatcontracten, in combinatie met het vervalsen van pre-confirmation e-mails met betrekking tot informatie, die duidt op tussenkomst van een broker) bij Vestia een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen, die ertoe heeft geleid dat Vestia is overgegaan tot het afsluiten van deze contracten.
Er dient aldus een causaal verband te bestaan tussen het oplichtingsmiddel en het verrichten van een daaropvolgende handeling zoals het aangaan van een schuld om het bestanddeel “bewogen tot” te kunnen bewijzen.
Aannemelijk moet worden gemaakt dat zonder het inzetten van genoemde oplichtingsmiddelen Vestia niet tot het afsluiten van de betreffende derivaatcontracten zou zijn overgegaan. Om dit te kunnen beoordelen moet worden gekeken naar de omstandigheden, zoals deze destijds aan de orde waren in het kader van het financiële beleid van Vestia.
Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van de leidinggevenden van [naam verdachte 2] binnen Vestia ([naam algemeen directeur Vestia] en [naam directeur financiën]) blijkt dat het afsluiten van derivaatcontracten destijds paste binnen het financieel beleid, zoals dat bij Vestia gold. Het aangaan van de in de tenlastelegging genoemde contracten is an sich een handeling, die paste binnen de financieel adequaat geachte transacties zoals Vestia deze uitvoerde.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de onderhavige transacties voor Vestia nadeliger uitpakten dan de transacties, waarbij [naam verdachte 2] geen smeergeld ontving. [naam verdachte 2] heeft verklaard altijd voor de scherpste deals te zijn gegaan. Als een deal bij een bank, waarbij [naam verdachte 1] als broker niet was betrokken, gunstiger was, dan werd daarvoor gegaan. Uit verklaringen van betrokken medewerkers van de banken valt af te leiden dat de fees zijn betaald uit de winst, die de banken op de transacties maakten.
Nu de in de tenlastelegging genoemde contracten inhoudelijk gezien niet aantoonbaar nadelig waren voor Vestia in relatie tot andere gesloten soortgelijke contracten en het afsluiten van dit type transacties paste binnen de bedrijfsvoering van Vestia, kan niet worden gezegd dat Vestia zonder het inzetten van genoemde oplichtingsmiddelen niet zou zijn overgegaan tot het afsluiten van deze contracten.
Vermoedelijk zou er bij openbaring van het eigen belang van [naam verdachte 2] wel een groot probleem zijn ontstaan tussen [naam verdachte 2] en zijn werkgever, maar niet onaannemelijk is dat Vestia vanwege het beleid met betrekking tot derivaatcontracten tot het aangaan van deze of soortgelijke transacties zou zijn overgegaan.
Aldus kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat Vestia door [naam verdachte 2] met behulp van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen bewogen is tot het aangaan van de bedoelde derivaatcontracten.
Of de in de tenlastelegging beschreven oplichtingsmiddelen - al dan niet in combinatie met elkaar - als oplichtingsmiddel kunnen worden beschouwd, kan hierbij in het midden blijven.
De vraag die kan opkomen of Vestia vanwege de financiële prikkel, die [naam verdachte 2] had bij het afsluiten van derivaatcontracten via [naam verdachte 1], meer van dit type contracten heeft afgesloten dan zonder die prikkel zou zijn gebeurd, is niet aan het oordeel van het hof onderworpen en overigens aan de hand van het dossier niet te beantwoorden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
3.
Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 3: Valsheid in geschrift
De verdachte wordt verweten dat hij e-mailberichten met daarin de zogenaamde pre-confirmation van kort daarvoor mondeling overeengekomen derivatencontracten heeft vervalst door daaruit informatie over het betalen van een fee door de bank aan een broker weg te halen.
Door de verdediging is – kort gezegd – betoogd dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken omdat deze e-mailberichten geen geschriften als bedoeld in art. 225 Wetboek van Strafrecht zijn in de zin dat daar geen bewijsbestemming aan gehecht kan worden.
Het hof verwerpt dat verweer. Na het mondeling sluiten van een derivatencontract werd door de bank per e-mail een pre-confirmation verzonden ter bevestiging van hetgeen mondeling was afgesproken. Nadien – na controle van de informatie in de e-mail – werd het eigenlijke contract opgesteld en ter ondertekening aan de kopende partij aangeboden. Naar het oordeel van het hof is de e-mail met de pre-confirmation aan te merken als een geschrift met een bewijsbestemming. Onder geschrift kan worden verstaan ‘een weergave van al dan niet dadelijk leesbare tekens die in min of meer duurzame vorm zijn vastgelegd’ (Kamerstukken II 2002/03, 29025, 3, p3). Naar het oordeel van het hof is daar ook bij een e-mailbericht sprake van. Voor de vraag of het geschrift een bewijsbestemming heeft, is beslissend of daaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. Aan die voorwaarde is hier naar het oordeel van het hof voldaan, nu het accepteren van de informatie in de pre-confirmation e-mail leidde tot het opstellen van het definitieve contract omdat partijen het met elkaar eens werden dat de e-mail een juiste weergave van het mondeling gesloten contract bevatte.
Het hof verwerpt dit verweer.
4.
Overwegingen met betrekking tot feit 4: Witwassen
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte van het deel van de tenlastelegging, dat ziet op het verhullen dan wel verbergen door de verdachte van de criminele herkomst van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag, niet kan worden bewezen, nu de [naam bankrekening] rekening, waarop de geldbedragen zijn gestort, op naam van de verdachte staat en aldus zichtbaar is voor derden wie de rekeninghouder is.
Ook volgt het hof het oordeel van de rechtbank, dat de verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging voor zover de tenlastelegging ziet op het ontvangen en voorhanden hebben van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag, nu dit deel als zodanig geen witwashandeling oplevert.
Voor het overige acht het hof het deel van de tenlastelegging, dat ziet op de verrichte uitgaven (onder II) als witwasgedragingen kwalificeerbaar, nu de onder II bedoelde geldbedragen zijn omgezet en overgedragen en aldus deel zijn gaan uitmaken van het economisch verkeer. Het hof volgt de raadsvrouw van de verdachte niet in haar betoog dat het omzetten van de geldbedragen niet wezenlijk verschilt van het enkele voorhanden hebben, nu er daadwerkelijk goederen zijn aangeschaft en een hypotheek is afgelost.
Naar het oordeel van het hof is het daarbij in het kader van de kwalificatie niet (meer) van belang of de handelingen gericht waren op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld. Wel zal het hof er bij het opleggen van de straf rekening mee houden dat met de bewezenverklaarde uitgaven een aanzienlijk lager bedrag is gemoeid dan de in de tenlastelegging genoemde € 10.419.866,-.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 september 2004 tot en met
15 december 2010te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Laren en/of Blaricum en/of Bussum, in elk gevalin Nederland,
(telkens
)anders dan als ambtenaar, te weten als Treasury en Control manager werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Stichting Vestia Groep, naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten
een of meergift
(en
), te weten de betaling van
een of meergeldbedrag
(en
)tot een totaalbedrag van circa Euro 10.419.866,-,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),van [naam verdachte 1] (en/of zijn bedrij(f)(ven)) heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw
(telkens
)heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
3.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 januari 2009 tot en met 30 september 2011 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland,
zeven (7),
althans een of meer, (zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van BNP Paribas (in de persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker BNP Paribas]) (te weten D-292 en
/ofD-299 en
/ofD-308 en
/ofD-313 en
/ofD-319 en
/ofD-327 en
/ofD-333) en
/of
acht (8),
althans een of meer, (zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van Citi Bank (in de persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker Citi Bank]) (te weten: D-340 en
/ofD-345 en
/ofD-350 en
/ofD-354 en
/ofD-362 en
/ofD-368 en
/ofD-375 en
/ofD-380)
zijnde
(telkens
) (een
)geschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen
valselijkheeft
opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/ofvervalst
en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft hij, verdachte, valselijk
en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
(telkens
)in die
( zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten een gedeelte van de oorspronkelijke tekst (te weten de zinsnede waarin stond geschreven dat er "een fee is/was/zal worden betaald aan
[naam verdachte 1] en/of[bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3]", althans woorden van die aard en/of strekking, verwijderd/weggehaald en
/ofin een aantal van die
(zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten het (zakelijke) e-mailadres van [naam verdachte 1] en/of [naam verdachte 3] en/of [bedrijf 3] (
datwas opgenomen in de CC-aanhef/regel) verwijderd/weggehaald
zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 september 2004 tot en met 10 april 2012
te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Laren en/of Blaricum, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van)een voorwerp, te weten
een of meergeldbedrag
(en
)tot een totaal bedrag van circa Euro 10.419.866,-,
in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op het/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en)voorhanden heeft
/hebbengehad en
/ofheeft
/hebbenverworven en
/ofheeft
/hebbenomgezet en
/ofheeft
/hebbenovergedragen en
/ofvan
dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)gebruik heeft
/hebbengemaakt
I
door
dit/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)te
laten overboeken/overmaken c.q. teontvangen op een ABN AMRO inzake rekening [bankrekeningnummer] onder vermelding van "[NAAM BANKREKENING]",
waarbij voor (een) derde(n) niet zichtbaar was/is dat hij, verdachte, de houder van deze inzake rekening was/is (zie: AH-016-1(a) en/of 1-AH-15 en/of 1-AH-023)
II
door met een
(gedeelte van
) dit/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)(te weten:
circaEuro 7.457.171,83) de verbouwing en
/of de renovatie en/of het onderhoud en/ofde inrichting van zijn, verdachtes, woning met daarbij behorende tuin en
/ofde aankoop/aanschaf van (exclusieve) wijnen en
/ofwijnbenodigheden en
/ofkleding en
/ofgeluids- en/of beeldapparatuur en
/ofde afbetaling van zijn, verdachtes, hypotheek te financieren (zie: 1-AH-015),
terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)wist
(en)dat
dit/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig
was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)daarvan een gewoonte
maakt/maken/heeft
/hebbengemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat het onder 4 onder I bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd als witwassen en daarom gelet op de destijds geldende wetgeving geen strafbaar feit oplevert. Immers was het geldbedrag dat de verdachte verworven en voorhanden heeft gekregen op de “[NAAM BANKREKENING]” rekening, afkomstig uit een door hemzelf gepleegd misdrijf.
De verdachte zal in zoverre worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op: