ECLI:NL:GHDHA:2023:2278

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
2200310118
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en valsheid in geschrift door treasury manager van woningcorporatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan passieve niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte, werkzaam als treasury en control manager bij de Stichting Vestia Groep, heeft jarenlang in strijd met het beleid van de woningcorporatie gebruik gemaakt van een introducing broker bij het aangaan van derivaatcontracten met banken. Hij ontving een deel van de fee die deze broker ontving, wat leidde tot een belangenverstrengeling. De verdachte werd vrijgesproken van oplichting, omdat niet kon worden bewezen dat de woningcorporatie door zijn handelen was bewogen tot het aangaan van de derivaatcontracten. Het hof legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De zaak is ontstaan na een melding van de broker over vermoedelijke frauduleuze handelingen, wat leidde tot het strafrechtelijke onderzoek Klaproos. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan omkoping en valsheid in geschrift door informatie over zijn financiële belangen te verbergen en e-mails te vervalsen. De verdachte heeft jarenlang misbruik gemaakt van zijn positie en het vertrouwen van de woningcorporatie, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003101-18
Parketnummer: 10-997001-12
Datum uitspraak: 24 november 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte 2],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 4 onder II ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 onder I tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2004 tot en met 10 april 2012 te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Laren en/of Blaricum en/of Bussum, in elk geval in Nederland, (telkens) anders dan als ambtenaar, te weten als Treasury en Control manager werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Stichting Vestia Groep, naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten een of meer gift(en), te weten de betaling van een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van circa Euro 10.419.866,-, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), van [naam verdachte 1] (en/of zijn bedrij(f)(ven)) heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw (telkens) heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
2.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 september 2008 tot en met 25 maart 2011 te Rotterdam en/of Hazerswoude-Dorp en/of Laren en/of Blaricum, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, Stichting Vestia Groep heeft bewogen
I
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een derivatencontract / swapcontract met Fortis Bank d.d. 2 oktober 2008 (trade date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 1] (zie: D-614) en/of
II
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een derivatencontract / swapcontract met Deutsche Bank d.d. 30 september 2008 (trade date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 2] (zie: D-609)
en/of
III
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een derivatencontract / swapcontract met Deutsche Bank d.d. 2 oktober 2008 (trade date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 3] (zie: D-611)
en/of
IV
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een derivatencontract / swapcontract met Deutsche Bank d.d. 3 oktober 2008 (trade date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 4] (zie: D-613)
en/of
V
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van twee (2), althans een of meer, derivatencontract(en) / swapcontract(en) met Citi Bank d.d. 6 januari 2009 (trade date) met een nominale waarde van (telkens) Euro 25.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 5] (zie: D-341)
en/of
VI
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van vijf (5), althans een of meer, derivatencontract(en) / swapcontract(en) met BNP Paribas d.d. 13 januari 2010 (trade date) met een nominale waarde van (telkens) Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 6] en/of [naam kenmerk 7] en/of [naam kenmerk 8] en/of [naam kenmerk 9] en/of [naam kenmerk 10] (zie: D-300 en/of D-301 en/of D-302 en/of D-303 en/of D-304)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk opzettelijk
-aan de Raad van Commissarissen van Stichting Vestia Groep en/of de Raad van Bestuur van Stichting Vestia Groep en/of aan de heer [naam algemeen directeur Vestia] en/of de heer [naam directeur financiën], (al dan niet binnen de treasury-commissie) van de Stichting Vestia Groep voorgehouden en/of in strijd met de werkelijkheid de indruk gewekt dat hij, verdachte, als Treasury en Controle manager van de Stichting Vestia Groep enkel de belangen van Stichting Vestia Groep zal behartigen bij het aangaan van en/of het onderhandelen over derivatencontracten / swapcontracten namens Stichting Vestia Groep
en/of
-aan de Raad van Commissarissen van Stichting Vestia Groep en/of de Raad van Bestuur van Stichting Vestia Groep en/of aan de heer [naam algemeen directeur Vestia] en/of de heer [naam directeur financiën], (al dan niet binnen de treasury-commissie) van de Stichting Vestia Groep verzwegen dat hij, verdachte, financieel belang heeft, dan wel zal hebben bij het aangaan van de derivatencontracten / swapcontracten (te weten het ontvangen van een deel van de fee van [naam verdachte 1] / [bedrijf 1] (handelend onder de naam [bedrijf 3]), welke fee door een bank werd betaald aan [naam verdachte 1] /[bedrijf 1] indien er een derivatencontract / swapcontract tot stand was gekomen tussen die bank en Stichting Vestia Groep,
en/of
-(zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten, waarin een gedeelte van de oorspronkelijke tekst (te weten de zinsnede waarin stond geschreven dat er "een fee is/was/zal worden betaald aan [naam verdachte 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3]", althans woorden van die aard en/of strekking) is/was verwijderd/weggehaald, verstuurd aan/naar [naam backoffice-medewerkster] (medewerkster Treasury administratie van Stichting Vestia Groep) (zie o.a. D-296 en D-299 in combinatie met D-300 en/of D-301 en/of D-302 en/of D-303 en/of D-304),
waardoor Stichting Vestia Groep (telkens) werd bewogen tot het hierboven omschreven aangaan van een schuld;
3.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 januari 2009 tot en met 30 september 2011 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
zeven (7), althans een of meer, (zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van BNP Paribas (in de persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker BNP Paribas]) (te weten D-292 en/of D-299 en/of D-308 en/of D-313 en/of D-319 en/of D-327 en/of D-333) en/of
acht (8), althans een of meer, (zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van Citi Bank (in de persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker Citi Bank]) (te weten: D-340 en/of D-345 en/of D-350 en/of D-354 en/of D-362 en/of D-368 en/of D-375 en/of D-380)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft hij, verdachte, valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
(telkens) in die ( zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten een gedeelte van de oorspronkelijke tekst (te weten de zinsnede waarin stond geschreven dat er "een fee is/was/zal worden betaald aan [naam verdachte 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3]", althans woorden van die aard en/of strekking, verwijderd/weggehaald en/of in een aantal van die (zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten het (zakelijke) e-mailadres van [naam verdachte 1] en/of [naam verdachte 3] en/of [bedrijf 3] (welke was opgenomen in de CC-aanhef/regel) verwijderd/weggehaald
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2004 tot en met 10 april 2012 te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Laren en/of Blaricum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 10.419.866,-, in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op het/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik heeft/hebben gemaakt
I
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te laten overboeken/overmaken c.q. te ontvangen op een ABN AMRO inzake rekening [bankrekeningnummer] onder vermelding van "[naam bankrekening]", waarbij voor (een) derde(n) niet zichtbaar was/is dat hij, verdachte, de houder van deze inzake rekening was/is (zie: AH-016-1(a) en/of 1-AH-15 en/of 1-AH-023)
en/of (vervolgens)
II
door met een (gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (te weten: circa Euro 7.457.171,83) de verbouwing en/of de renovatie en/of het onderhoud en/of de inrichting van zijn, verdachtes, woning met daarbij behorende tuin en/of de aankoop/aanschaf van (exclusieve) wijnen en/of wijnbenodigheden en/of kleding en/of geluids- en/of beeldapparatuur en/of de afbetaling van zijn, verdachtes, hypotheek te financieren (zie: 1-AH-015),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) daarvan een gewoonte maakt/maken/heeft/hebben gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de tenlastelegging
1.
Inleiding
Ter inleiding van de beoordeling van de tenlastelegging stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
[naam verdachte 1] [1] is een ‘financial broker’ (makelaar in financiële producten zoals onder andere derivaten), die goed bekend is geraakt met de financieringsbehoeften van woningcorporaties. In 2000 is [naam verdachte 1] zijn eigen onderneming, [naam bedrijf 1], gestart. Omstreeks 2004 is hij een samenwerkingsverband aangegaan met [naam verdachte 3] en diens onderneming [bedrijf 2]. [naam verdachte 1] c.q. [naam bedrijf 1] en [naam verdachte 3] c.q. [bedrijf 2] handelden vanaf mei 2005 ook gezamenlijk ook onder de naam [bedrijf 3].
[naam verdachte 1] is via zijn B.V. als ‘introducing broker’ opgetreden voor een aantal banken bij het aangaan van geldleningsovereenkomsten en zogenoemde derivaatcontracten tussen die banken en diverse woningcorporaties, waaronder de Stichting Vestia Groep (hierna: Vestia). Hij ontving daarvoor – via [naam bedrijf 1] – een provisie (‘fee’) van de banken.
[naam verdachte 2] bekleedde ten tijde van de tenlastegelegde feiten bij Vestia de functie van ‘treasury & control’ manager, in welke hoedanigheid hij bevoegd was om voor Vestia geldleningsovereenkomsten en derivaatcontracten te sluiten.
Op 15 maart 2012 heeft [naam verdachte 1] op eigen initiatief bij het Functioneel Parket kenbaar gemaakt dat hij kennis heeft van vermoedelijk frauduleuze handelingen. Kort gezegd meldt [naam verdachte 1] dat hij, onder de vlag van [bedrijf 3], een deel van zijn ontvangen fees heeft doorbetaald aan [naam verdachte 2].
Naar aanleiding van deze melding is het strafrechtelijke onderzoek Klaproos gestart.
Het hof stelt vast dat in de tenlastegelegde periode het sluiten van derivaatcontracten erg populair was in de economische sector, waaronder de woningcorporatie sector.
Naar aanleiding van het naar buiten treden door [naam verdachte 1] is er onder de (toezichthouders op de) woningcorporaties veel commotie ontstaan en is er veel media aandacht geweest voor de handel in derivatencontracten en de ontstane financiële problemen bij de woningcorporaties. In de onderhavige strafzaak dient het hof echter enkel te oordelen over de feiten zoals tenlastegelegd.
2.
Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 2: Oplichting
2.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat [naam verdachte 2] van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, kort gezegd omdat de door de rechtbank bewezen verklaarde oplichtingsmiddelen Vestia niet hebben bewogen tot het aangaan van de in de tenlastelegging genoemde derivaatcontracten. Immers, niet kan worden vastgesteld dat Vestia de derivaatcontracten niet zou hebben afgesloten als Vestia had geweten dat [naam verdachte 2] een eigen financieel belang daarbij had, alleen al omdat Vestia geen slechtere prijs heeft betaald voor de met tussenkomst van [bedrijf 3] gesloten contracten en het afsluiten van derivaatcontracten paste binnen de beleidskaders van Vestia. Voorts waren de derivaatcontracten al gesloten op het moment dat de in het (aan het – bewezenverklaarde - tweede oplichtingsmiddel gekoppelde) derde oplichtingsmiddel genoemde pre-confirmation e-mails door [naam verdachte 2] werden aangepast en verstuurd naar de financiële administratie (mevrouw [naam backoffice-medewerkster]) en waren zij van geen enkele betekenis binnen Vestia, zodat ook om die reden geen sprake kan zijn van oplichtingsmiddelen, die Vestia hebben bewogen de derivaatcontracten te sluiten, aldus de raadsvrouw van [naam verdachte 2].
2.2
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde oplichting en hierbij gesteld dat de essentie van het misdrijf is dat de verdachte een voordeel weet te behalen, waar hij geen recht op heeft, welk voordeel hij zonder gebruik van de oplichtingsmiddelen niet had kunnen behalen. Het voordeel bestond uit het jarenlang ontvangen van aan [naam verdachte 2] door [naam verdachte 1] betaald smeergeld (een deel van de fees). Dit voordeel kon [naam verdachte 2] incasseren, omdat Vestia steeds opnieuw contracten accepteerde waarbij [naam verdachte 2] een financieel belang had, welk belang hij verzweeg. In dat kader vervalste hij e-mails, die betrekking hadden op deze contracten, door daaruit informatie, die betrekking had op de betrokkenheid van een broker, weg te halen.
2.3
Oordeel hof
Het hof oordeelt als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen, dient te worden vastgesteld dat door de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen (kort gezegd het wekken van de indruk enkel de belangen van Vestia te dienen en/of het verzwijgen van een eigen financieel belang bij het afsluiten van de in de tenlastelegging genoemde derivaatcontracten, in combinatie met het vervalsen van pre-confirmation e-mails met betrekking tot informatie, die duidt op tussenkomst van een broker) bij Vestia een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen, die ertoe heeft geleid dat Vestia is overgegaan tot het afsluiten van deze contracten.
Er dient aldus een causaal verband te bestaan tussen het oplichtingsmiddel en het verrichten van een daaropvolgende handeling zoals het aangaan van een schuld om het bestanddeel “bewogen tot” te kunnen bewijzen.
Aannemelijk moet worden gemaakt dat zonder het inzetten van genoemde oplichtingsmiddelen Vestia niet tot het afsluiten van de betreffende derivaatcontracten zou zijn overgegaan. Om dit te kunnen beoordelen moet worden gekeken naar de omstandigheden, zoals deze destijds aan de orde waren in het kader van het financiële beleid van Vestia.
Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van de leidinggevenden van [naam verdachte 2] binnen Vestia ([naam algemeen directeur Vestia] en [naam directeur financiën]) blijkt dat het afsluiten van derivaatcontracten destijds paste binnen het financieel beleid, zoals dat bij Vestia gold. Het aangaan van de in de tenlastelegging genoemde contracten is an sich een handeling, die paste binnen de financieel adequaat geachte transacties zoals Vestia deze uitvoerde.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de onderhavige transacties voor Vestia nadeliger uitpakten dan de transacties, waarbij [naam verdachte 2] geen smeergeld ontving. [naam verdachte 2] heeft verklaard altijd voor de scherpste deals te zijn gegaan. Als een deal bij een bank, waarbij [naam verdachte 1] als broker niet was betrokken, gunstiger was, dan werd daarvoor gegaan. Uit verklaringen van betrokken medewerkers van de banken valt af te leiden dat de fees zijn betaald uit de winst, die de banken op de transacties maakten.
Nu de in de tenlastelegging genoemde contracten inhoudelijk gezien niet aantoonbaar nadelig waren voor Vestia in relatie tot andere gesloten soortgelijke contracten en het afsluiten van dit type transacties paste binnen de bedrijfsvoering van Vestia, kan niet worden gezegd dat Vestia zonder het inzetten van genoemde oplichtingsmiddelen niet zou zijn overgegaan tot het afsluiten van deze contracten.
Vermoedelijk zou er bij openbaring van het eigen belang van [naam verdachte 2] wel een groot probleem zijn ontstaan tussen [naam verdachte 2] en zijn werkgever, maar niet onaannemelijk is dat Vestia vanwege het beleid met betrekking tot derivaatcontracten tot het aangaan van deze of soortgelijke transacties zou zijn overgegaan.
Aldus kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat Vestia door [naam verdachte 2] met behulp van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen bewogen is tot het aangaan van de bedoelde derivaatcontracten.
Of de in de tenlastelegging beschreven oplichtingsmiddelen - al dan niet in combinatie met elkaar - als oplichtingsmiddel kunnen worden beschouwd, kan hierbij in het midden blijven.
De vraag die kan opkomen of Vestia vanwege de financiële prikkel, die [naam verdachte 2] had bij het afsluiten van derivaatcontracten via [naam verdachte 1], meer van dit type contracten heeft afgesloten dan zonder die prikkel zou zijn gebeurd, is niet aan het oordeel van het hof onderworpen en overigens aan de hand van het dossier niet te beantwoorden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
3.
Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 3: Valsheid in geschrift
De verdachte wordt verweten dat hij e-mailberichten met daarin de zogenaamde pre-confirmation van kort daarvoor mondeling overeengekomen derivatencontracten heeft vervalst door daaruit informatie over het betalen van een fee door de bank aan een broker weg te halen.
Door de verdediging is – kort gezegd – betoogd dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken omdat deze e-mailberichten geen geschriften als bedoeld in art. 225 Wetboek van Strafrecht zijn in de zin dat daar geen bewijsbestemming aan gehecht kan worden.
Het hof verwerpt dat verweer. Na het mondeling sluiten van een derivatencontract werd door de bank per e-mail een pre-confirmation verzonden ter bevestiging van hetgeen mondeling was afgesproken. Nadien – na controle van de informatie in de e-mail – werd het eigenlijke contract opgesteld en ter ondertekening aan de kopende partij aangeboden. Naar het oordeel van het hof is de e-mail met de pre-confirmation aan te merken als een geschrift met een bewijsbestemming. Onder geschrift kan worden verstaan ‘een weergave van al dan niet dadelijk leesbare tekens die in min of meer duurzame vorm zijn vastgelegd’ (Kamerstukken II 2002/03, 29025, 3, p3). Naar het oordeel van het hof is daar ook bij een e-mailbericht sprake van. Voor de vraag of het geschrift een bewijsbestemming heeft, is beslissend of daaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. Aan die voorwaarde is hier naar het oordeel van het hof voldaan, nu het accepteren van de informatie in de pre-confirmation e-mail leidde tot het opstellen van het definitieve contract omdat partijen het met elkaar eens werden dat de e-mail een juiste weergave van het mondeling gesloten contract bevatte.
Het hof verwerpt dit verweer.
4.
Overwegingen met betrekking tot feit 4: Witwassen
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte van het deel van de tenlastelegging, dat ziet op het verhullen dan wel verbergen door de verdachte van de criminele herkomst van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag, niet kan worden bewezen, nu de [naam bankrekening] rekening, waarop de geldbedragen zijn gestort, op naam van de verdachte staat en aldus zichtbaar is voor derden wie de rekeninghouder is.
Ook volgt het hof het oordeel van de rechtbank, dat de verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging voor zover de tenlastelegging ziet op het ontvangen en voorhanden hebben van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag, nu dit deel als zodanig geen witwashandeling oplevert.
Voor het overige acht het hof het deel van de tenlastelegging, dat ziet op de verrichte uitgaven (onder II) als witwasgedragingen kwalificeerbaar, nu de onder II bedoelde geldbedragen zijn omgezet en overgedragen en aldus deel zijn gaan uitmaken van het economisch verkeer. Het hof volgt de raadsvrouw van de verdachte niet in haar betoog dat het omzetten van de geldbedragen niet wezenlijk verschilt van het enkele voorhanden hebben, nu er daadwerkelijk goederen zijn aangeschaft en een hypotheek is afgelost.
Naar het oordeel van het hof is het daarbij in het kader van de kwalificatie niet (meer) van belang of de handelingen gericht waren op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld. Wel zal het hof er bij het opleggen van de straf rekening mee houden dat met de bewezenverklaarde uitgaven een aanzienlijk lager bedrag is gemoeid dan de in de tenlastelegging genoemde € 10.419.866,-.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 september 2004 tot en met
15 december 2010te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Laren en/of Blaricum en/of Bussum, in elk gevalin Nederland,
(telkens
)anders dan als ambtenaar, te weten als Treasury en Control manager werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Stichting Vestia Groep, naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten
een of meergift
(en
), te weten de betaling van
een of meergeldbedrag
(en
)tot een totaalbedrag van circa Euro 10.419.866,-,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),van [naam verdachte 1] (en/of zijn bedrij(f)(ven)) heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw
(telkens
)heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
3.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 januari 2009 tot en met 30 september 2011 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland,
zeven (7),
althans een of meer, (zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van BNP Paribas (in de persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker BNP Paribas]) (te weten D-292 en
/ofD-299 en
/ofD-308 en
/ofD-313 en
/ofD-319 en
/ofD-327 en
/ofD-333) en
/of
acht (8),
althans een of meer, (zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van Citi Bank (in de persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker Citi Bank]) (te weten: D-340 en
/ofD-345 en
/ofD-350 en
/ofD-354 en
/ofD-362 en
/ofD-368 en
/ofD-375 en
/ofD-380)
zijnde
(telkens
) (een
)geschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen
valselijkheeft
opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/ofvervalst
en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft hij, verdachte, valselijk
en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
(telkens
)in die
( zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten een gedeelte van de oorspronkelijke tekst (te weten de zinsnede waarin stond geschreven dat er "een fee is/was/zal worden betaald aan
[naam verdachte 1] en/of[bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3]", althans woorden van die aard en/of strekking, verwijderd/weggehaald en
/ofin een aantal van die
(zogenaamde(pre-)confirmation
)e-mailberichten het (zakelijke) e-mailadres van [naam verdachte 1] en/of [naam verdachte 3] en/of [bedrijf 3] (
datwas opgenomen in de CC-aanhef/regel) verwijderd/weggehaald
zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer 1]):
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 september 2004 tot en met 10 april 2012
te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam en/of Laren en/of Blaricum, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van)een voorwerp, te weten
een of meergeldbedrag
(en
)tot een totaal bedrag van circa Euro 10.419.866,-,
in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op het/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en)voorhanden heeft
/hebbengehad en
/ofheeft
/hebbenverworven en
/ofheeft
/hebbenomgezet en
/ofheeft
/hebbenovergedragen en
/ofvan
dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)gebruik heeft
/hebbengemaakt
I
door
dit/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)te
laten overboeken/overmaken c.q. teontvangen op een ABN AMRO inzake rekening [bankrekeningnummer] onder vermelding van "[NAAM BANKREKENING]",
waarbij voor (een) derde(n) niet zichtbaar was/is dat hij, verdachte, de houder van deze inzake rekening was/is (zie: AH-016-1(a) en/of 1-AH-15 en/of 1-AH-023)
en
/of (vervolgens)
II
door met een
(gedeelte van
) dit/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)(te weten:
circaEuro 7.457.171,83) de verbouwing en
/of de renovatie en/of het onderhoud en/ofde inrichting van zijn, verdachtes, woning met daarbij behorende tuin en
/ofde aankoop/aanschaf van (exclusieve) wijnen en
/ofwijnbenodigheden en
/ofkleding en
/ofgeluids- en/of beeldapparatuur en
/ofde afbetaling van zijn, verdachtes, hypotheek te financieren (zie: 1-AH-015),
terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)wist
(en)dat
dit/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
)geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig
was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)daarvan een gewoonte
maakt/maken/heeft
/hebbengemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat het onder 4 onder I bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd als witwassen en daarom gelet op de destijds geldende wetgeving geen strafbaar feit oplevert. Immers was het geldbedrag dat de verdachte verworven en voorhanden heeft gekregen op de “[NAAM BANKREKENING]” rekening, afkomstig uit een door hemzelf gepleegd misdrijf.
De verdachte zal in zoverre worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Het onder 4 onder II bewezenverklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan omkoping. De verdachte hield zich binnen Vestia bezig met het treasury-beleid en bekleedde jarenlang een positie waarin hij alle vrijheid kreeg en invloed had om, binnen de kaders van het treasury-beleid van Vestia, derivaatcontracten af te sluiten met banken. Vanuit die positie introduceerde hij [naam verdachte 1] bij een groot aantal banken als introducing broker en maakte hij veelvuldig van hem in die positie gebruik bij het aangaan van derivaatcontracten met de banken. [naam verdachte 2] kon hiervan profiteren, doordat de helft van de fees, die [naam verdachte 1] betaald kreeg van de banken, aan hem werd doorbetaald. Deze doorbetalingen bleven uit het zicht van Vestia, waardoor jarenlang sprake is geweest van een omkopingsrelatie en een belangenverstrengeling en onzuivere relatie tussen [naam verdachte 2] en Vestia.
Daarnaast hield de verdachte de positie van [naam verdachte 1] als introducing broker bewust bij Vestia buiten beeld, door onder andere iedere verwijzing naar [naam verdachte 1] uit pre-confirmation e-mails te verwijderen en deze vervolgens door te (laten) sturen naar de back-office van Vestia. Daarmee heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen doordat hij vanaf september 2004 de doorbetaalde bedragen liet overmaken naar een speciaal daarvoor geopende bankrekening en vervolgens een aanzienlijk deel van deze van misdrijf afkomstige geldbedragen heeft besteed aan diverse privé aangelegenheden.
Met zijn handelen heeft de verdachte jarenlang misbruik gemaakt van zijn positie en het vertrouwen dat Vestia in hem had en heeft hij gehandeld in strijd met de integriteit en openheid die de wetgever heeft beoogd te beschermen in de relatie tussen werkgever en werknemer.
De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door eigen financieel gewin.
Toen [naam verdachte 1] te kennen gaf dat hij met de betalingen wilde stoppen heeft [naam verdachte 2] zich daartegen verzet en [naam verdachte 1] overgehaald om nog een laatste, aanzienlijke som ineens over te maken.
Hoewel de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij zijn handelen nu ziet als strafbare omkoping waarvan hij spijt heeft en waarvoor hij verantwoordelijk is, is het hof van oordeel dat de verdachte er weinig blijk van heeft gegeven dat hij beseft dat zijn handelwijze laakbaar was. Hij heeft ook in hoger beroep volhard dat hij neveninkomsten niet aan Vestia hoefde te melden en stelt zich op het standpunt niet schuldig te hebben gemaakt aan valsheid in geschrift of witwassen.
Gezien de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Het hof houdt echter ook rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Ten eerste bedroeg de strafbedreiging op omkoping tot 1 april 2010 maximaal een jaar gevangenisstraf. Met ingang van 1 april 2010 is de maximum straf verhoogd naar twee jaren en sinds 1 januari 2015 vier jaren. Het hof zoekt bij het opleggen van de straf aansluiting bij de wijze waarop de wetgever in de te onderscheiden tijdvakken van de bewezenverklaarde pleegperiode aankeek tegen de strafwaardigheid van dit feit.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2023, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen zoals deze blijken uit het dossier en ter zitting aan de orde zijn gesteld, waaronder meer in het bijzonder de impact die de zaak op de verdachte (en zijn gezin) heeft (gehad). Daarnaast houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte ook betrokken is geweest bij een Parlementaire Enquête en juridische procedures die Vestia heeft aangespannen.
Voor het hof vormt de bestaande media-aandacht voor deze zaak geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen. Deze aandacht hangt samen met de gedragingen van de verdachte.
Tot slot constateert het hof dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden.
In eerste aanleg is de te beoordelen termijn aangevangen op 11 april 2012 toen de verdachte in verzekering werd gesteld. De rechtbank heeft eindvonnis gewezen op 17 juli 2018. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg overschreden met ongeveer 4 jaren en 3 maanden. In hoger beroep is de redelijke termijn overschreden met circa 3 jaren en 4 maanden overschreden, nu hoger beroep is ingesteld op 30 juli 2018 en eindarrest wordt gewezen op 24 november 2023.
Zonder dat sprake zou zijn geweest van – aanzienlijke – overschrijdingen van de redelijke termijn, zou naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden zijn. Met inachtneming van de overschrijdingen van de redelijke termijn acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk een passende en geboden reactie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 225, 328ter en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezendat de verdachte het
onder 2tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen
bewezendat de verdachte
het onder 1, 3 en 4tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet
onder 4 onder I bewezenverklaarde niet strafbaaren ontslaat de verdachte dienaangaande van alle rechtsvervolging.
Verklaart het
onder 1, 3 en 4 onder IIbewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. F.P. Geelhoed,
mr. H.C. Plugge en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 november 2023.

Voetnoten

1.Omwille van de leesbaarheid zullen in dit arrest de (mede)verdachten bij hun naam worden genoemd, dus zonder steeds de aanduiding ‘de verdachte’ of ‘de medeverdachte’.