ECLI:NL:GHDHA:2023:2277

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
2200195222
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en te hard rijden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2022. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 17 juli 2019 in 's-Gravenhage, waarbij hij onder invloed van alcohol en met een snelheid van 79 km/u, aanzienlijk boven de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, een fietser aanreed. Het slachtoffer liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een open onderbeensfractuur en meerdere gebroken ribben. De verdachte had eerder al een veroordeling voor rijden onder invloed en zijn gedrag werd als roekeloos en onvoorzichtig gekwalificeerd.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de verdachte zijn spijt betuigd en erkend dat hij te hard had gereden. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een aanpassing van de opgelegde straf. Het hof heeft de straffen herzien en een taakstraf van 80 uren opgelegd, met een voorwaardelijke rijontzegging van 14 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft deelgenomen aan een geslaagde mediation met het slachtoffer, wat in zijn voordeel is meegewogen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de behandeling van de zaak.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar voor het overige bevestigd, en de strafmotivering benadrukt dat de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de beslissing zijn meegenomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001952-22
Parketnummer: 09-176339-19
Datum uitspraak: 25 september 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Voorts is aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 14 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest en met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, (de Lijnbaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een hoeveelheid alcohol (260ugl) had genuttigd en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een snelheid van 79 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand te brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een aldaaroverstekende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een open (onderbeens)fractuur en/of 3 gebroken ribben en/of een hoofdwond, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een hoeveelheid alcohol (260ugl) had genuttigd en/of
(vervolgens)
- heeft gereden met een snelheid van 79 kilometer per uur, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u en/of
(vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge
snelheid en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tijdig
tot stilstand te brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is
gekomen met een aldaaroverstekende fietser, waardoor een ander te weten die
fietser (genaamd [slachtoffer]) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te 's-Gravenhage, als bestuurder van een motorrijtuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 14 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de duur van de opgelegde taakstraf en de motivering daarvan en de wettelijke voorschriften die in het vonnis waarvan beroep zijn aangehaald.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvulling voor wat betreft de bewijsmiddelen aanbrengt.
Aanvulling
Het hof vult de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen aan met de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2023 – zakelijk weergegeven – verklaard:
Naar aanleiding van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen over de snelheidsmeting accepteer ik deze bevindingen en erken ik dat ik met een hogere snelheid dan toegestaan heb gereden.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op een woensdagochtend in het centrum van Den Haag schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte heeft als bestuurder van een auto met een veel hogere snelheid gereden dan de ter plaats geldende maximumsnelheid van 50 km/u, terwijl hij onder invloed was van alcohol. Doordat hij onder die omstandigheden niet in staat is geweest om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen, heeft hij een oudere man op de fiets aangereden, die als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij is drie maal geopereerd en loopt tot op de dag van vandaag minder goed dan voorheen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2016, onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte heeft de feiten ter terechtzitting van het hof volledig erkend en ten volle zijn spijt betuigd.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof – op de voet van het bepaalde in artikel 51h, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering - voorts rekening met het feit dat de verdachte in is gegaan op de mogelijkheid van mediation. De mediation tussen de verdachte en het slachtoffer is geslaagd, zoals blijkt uit de mediationovereenkomst die van het dossier deel uitmaakt. Partijen hebben de feiten in deze strafzaak met elkaar besproken en het slachtoffer heeft te kennen gegeven het opleggen van een straf niet meer nodig te achten. Het slachtoffer is ter zitting van het hof verschenen en heeft dit standpunt herhaald en toegelicht.
Het hof heeft ook meegewogen dat de verdachte ander werk heeft moeten zoeken en zijn rijbewijs hard nodig heeft voor zijn huidige werkzaamheden bij het schoonmaakbedrijf van zijn broer.
Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak behoort te worden behandeld, in eerste aanleg met bijna 12 maanden is overschreden.
Het hof zal met de constatering hiervan volstaan nu een taakstraf zal worden opgelegd van minder dan 100 uur.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf en een deels voorwaardelijke rijontzegging van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegtde verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. O.M. Harms en mr. G.C. Haverkate, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Huynh.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 september 2023.