ECLI:NL:GHDHA:2023:2261

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
2200095418
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep en procesafspraken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2018. De zaak betreft een strafzaak tegen een besloten vennootschap, die beschuldigd werd van overtredingen van de Wet milieubeheer. De officier van justitie was in eerste aanleg gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en de verdachte was vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, maar de verdachte heeft geen hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 november 2023 heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat verdere vervolging van de verdachte het algemeen belang niet dient en heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dit verzoek was gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst tussen het openbaar ministerie en de verdachte, waarin werd afgesproken dat de verdachte een gift zou doen aan een goed doel in ruil voor niet-ontvankelijkheid van het OM.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de voorgestelde niet-ontvankelijkheid van het OM in strijd is met de wet. Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet tijdig grieven heeft ingediend, wat op zichzelf al grond is voor niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof heeft de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, en de verzoeken van de advocaat-generaal en de verdediging om de zaak op een alternatieve wijze af te doen, zijn afgewezen. Het hof benadrukt dat de regels omtrent de ontvankelijkheid van het OM en de procedurele vereisten strikt moeten worden nageleefd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000954-18
Parketnummer: 09-997569-10
Datum uitspraak: 23 november 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
de besloten vennootschap
[naam verdachte],
gevestigd te [vestigingsadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
Bij vonnis van de economische kamer van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2018 is de officier van justitie – voor zover ten dezen van belang – partieel niet-ontvankelijk in de vervolging verklaard, is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, en is het (overige) onder 1 tenlastegelegde bewezen verklaard, ter zake waarvan de verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging.
Door de officier van justitie is op 5 maart 2018 hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
Op 22 maart 2018 zijn door de officier van justitie bij appelschriftuur grieven tegen het vonnis opgegeven.
Namens de verdachte is geen hoger beroep ingesteld.
Op 7 juli 2023 is het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aangevangen, waarna de behandeling voor onbepaalde tijd is geschorst.
Vervolgens heeft het hof kennis genomen van een schriftelijk stuk getiteld ‘vaststellingsovereenkomst betreffende een gezamenlijk standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging’ en een document met afdoeningsafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie (hierna ook: OM) d.d. 4 mei 2023.
In het document van 4 mei 2023 is vermeld dat het OM en de verdachte met de afspraken beogen de strafzaak te beëindigen waarin de verdachte wordt verweten dat zij zich in de periode van 2004 tot en met 2009 in Zoetermeer heeft schuldig gemaakt aan (kort gezegd) overtreding van voorschriften bij of krachtens de Wet milieubeheer.
In de vaststellingsovereenkomst betreffende een gezamenlijk standpunt is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“OVERWEGENDE DAT:
(…)
Het OM heeft in zijn administratie een nieuw parketnummer geopend op naam van de verdachte, te weten 83-084189-23. Dit parketnummer verwijst naar de identieke feit- en zaaksgegevens zoals opgenomen onder het onderhavige parketnummer 09-997569-10. De afdoeningsovereenkomst houdt in dat het OM de strafzaak naar deze feiten ‘voorwaardelijk seponeert’ gelet op de hierna te noemen feiten en omstandigheden en zo de strafzaak op een alternatieve wijze afdoet onder de voorwaarde dat het gerechtshof de strafrechtelijke procedure beëindigt met een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in zijn vervolging. Op 10 mei 2023 is dit ‘voorwaardelijk sepot’ met code 55 (gewijzigde omstandigheden) in de administratie van het OM verwerkt.
In overeenstemming met de voorwaarde voor dit sepot wil de verdachte een gift van € 990.000,- doen aan een instelling met een goed doel dat zich richt op het bevorderen van de menselijke gezondheid, dat door partijen gezamenlijk is geselecteerd, te weten [naam organisatie] Ter vervulling van deze voorwaarde heeft verdachte dit bedrag gestort op de rekening van de Stichting Derdengelden Allen & Overy. Dit bedrag is bestemd om te worden uitgekeerd aan [naam organisatie] zodra de onderhavige strafzaak bij dit gerechtshof conform het gemeenschappelijke standpunt van het OM en verdediging is afgedaan.
(…)
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1.1
Gelet op feiten en omstandigheden zoals in de considerans beschreven is het OM van oordeel dat een verdere vervolging van [verdachte] het algemeen belang niet dient. Dit oordeel zal het OM ter zitting op 9 november 2023 toelichten voor zover het gerechtshof daarover vragen heeft.
1.2 [
[verdachte] onderschrijft dit standpunt en zal dat standpunt daarom ter zitting eveneens innemen. Zij zal dat desgewenst ter zitting toelichten.
1.3
Het OM en [verdachte] zullen het gerechtshof Den Haag op de zitting van 9 november 2023 verzoeken om het vonnis van de rechtbank Den Haag te vernietigen en het OM niet-ontvankelijk te verklaren in zijn (verdere) vervolging van [verdachte].”
In het document met afdoeningsafspraken van 4 mei 2023 zijn, voor zo ver van belang, tevens de volgende afspraken gemaakt:
“(…)
3.
Zo het Gerechtshof te Den Haag in de zaak onder parketnummer 09/997569-10 tot een ander oordeel komt dan niet-ontvankelijkheid van het OM vanwege de onder 1 genoemde sepotbeslissing, zal de donatie vanaf de escrowrekening worden teruggestort naar [verdachte] en [verdachte] geacht worden niet te hebben voldaan aan de voorwaarde gesteld aan het sepot
onder parketnummer 83/084189-23.
4.
Zo het Gerechtshof te Den Haag in de zaak onder parketnummer 09/997569-10 beslist tot niet-ontvankelijkheid van het OM vanwege de onder 1 genoemde sepotbeslissing, brengt het OM binnen een week na onherroepelijk worden van eerstgenoemde beslissing een persbericht uit inhoudende dat de zaak buitengerechtelijk is afgedaan door middel van de (…) genoemde sepotbeslissing. (…)”
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2023 het standpunt ingenomen dat een verdere vervolging van de verdachte het algemeen belang niet dient en dat op die grond het OM niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Hierbij heeft de advocaat-generaal verder verklaard dat sprake is van een ‘administratieve kunstgreep’ die juridisch niet mogelijk is, maar niettemin toch wordt voorgesteld. Er is niet gekozen voor intrekking van het hoger beroep, aangezien dit zou betekenen dat het vonnis in stand blijft en dit vonnis overwegingen bevat waar het OM het pertinent mee oneens is. Het OM heeft in verband daarmee liever een streep door de hele zaak dan alleen door het hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft – conform zijn schriftelijke vordering - gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat - met inachtneming van de gemaakte procesafspraken - het OM niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Subsidiair heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat – wanneer de voorgestelde afdoeningsovereenkomst niet zal worden gevolgd – de eerder ingediende grieven tegen het vonnis worden gehandhaafd.
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is bepleit – op gronden zoals vermeld in de pleitnotities van haar raadslieden – dat het OM conform de afdoeningsafspraken niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Subsidiair is verzocht het onderzoek te schorsen en de zaak aan te houden voor inhoudelijke behandeling op een later te bepalen datum.
Aanvullend is namens de verdachte verklaard dat de gekozen administratieve constructie, waarbij wordt verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging en niet in het hoger beroep, is voorgesteld door het OM. Desgevraagd heeft de vertegenwoordiger van de verdachte verklaard dat verdachte eveneens bereid zou zijn tot het doen van de overeengekomen gift aan het door partijen uitgekozen goede doel, wanneer het OM in ruil hiervoor het ingestelde hoger beroep zou intrekken, zoals aanvankelijk namens de verdediging was verzocht.
Oordeel van het hof
Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt dat het OM na het vonnis in eerste aanleg de onderhavige zaak tegen de verdachte onder een speciaal daarvoor gecreëerd ander parketnummer in de administratie van het openbaar ministerie heeft geregistreerd en op dat parketnummer vervolgens een voorwaardelijk sepot heeft verleend.
Dit is in strijd met de wet en het wettelijke systeem. Van een (voorwaardelijk) sepot kan in dit stadium geen sprake meer zijn. De betreffende registratie is dan ook geen juiste weergave van de werkelijke stand van zaken in deze strafzaak. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep toegegeven dat deze gang van zaken strijdig is met het wettelijk systeem en dat in juridische zin geen sprake is van een sepotbeslissing. De handelwijze is kennelijk ingegeven door onvrede bij het OM over het door de rechtbank in deze zaak gewezen vonnis. Het hof keurt het af dat het OM met een administratieve schijnconstructie als hier voorgesteld, een buitenwettelijke poging doet het vonnis van de rechtbank buitenspel te zetten.
Wat betreft de verzochte niet-ontvankelijk verklaring in de vervolging overweegt het hof dat een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging om reden ‘dat een verdere vervolging van de verdachte het algemeen belang niet dient’ geen grondslag heeft in de wet en het recht. Op de voet van artikel 242 van het Wetboek van Strafvordering kan immers door het OM van verdere vervolging worden afgezien – ook op gronden die aan het algemeen belang zijn ontleend –
zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is aangevangen.
Deze bevoegdheid vloeit voort uit het opportuniteitsbeginsel en is voorbehouden aan het OM, met beperkte rechterlijke toetsingsmogelijkheid achteraf. Een dergelijke beslissing kan – zoals hiervoor aangegeven – door het OM alleen worden genomen voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting.
Naar het oordeel van het hof betreffen deze regels onderdeel van het gebalanceerde systeem waarin principiële verhoudingen tussen de rechter en het OM zijn vastgelegd. Deze verhoudingen dienen te worden gerespecteerd. Het verzoek aan het hof om nadat reeds vonnis is gewezen het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de (verdere) vervolging op gronden aan het algemeen belang ontleend, is hiermee in strijd en kan daardoor niet worden gehonoreerd.
De slotsom luidt dat het hof niet akkoord gaat met de voorgestelde afdoeningsovereenkomst. Hetgeen door de advocaat-generaal en de verdediging in hun gemeenschappelijk standpunt wordt verzocht, wordt afgewezen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
Het hof stelt vast dat de officier van justitie op
5 maart 2018 (tijdig) hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 20 februari 2018. Vervolgens is evenwel niet binnen veertien dagen een schriftuur houdende grieven ingediend, zoals artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) vereist, aangezien deze eerst op 22 maart 2018 is ingediend. Dit verzuim is een zelfstandige grond voor niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, zoals volgt uit artikel 416, derde lid, Sv en het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2010 (NJ 2010,88). De feitenrechter dient hierbij wel een belangenafweging te maken, waarbij enerzijds het belang van het hoger beroep en anderzijds het belang dat is gediend met het verbinden van de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep aan dit verzuim tegen elkaar moeten worden afgewogen.
In de onderhavige zaak heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat verdere vervolging van de verdachte het algemeen belang niet dient, maar dat de grieven niettemin worden gehandhaafd wanneer de hiervoor besproken afdoeningsovereenkomst niet door het hof zal worden gevolgd. Hij heeft aangegeven dat niet is gekozen voor intrekking van het hoger beroep omdat dat zou betekenen dat het vonnis in stand blijft en dit vonnis overwegingen bevat waar het OM het pertinent mee oneens is. Het hof is - alles afwegende in het licht van de in dit arrest weergegeven omstandigheden van het geval - van oordeel dat dit door de advocaat-generaal voorgestelde belang bij voortzetting van het hoger beroep niet opweegt tegen het belang om aan het verzuim van de te laat ingediende schriftuur houdende grieven de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep te verbinden.
Gelet op het vorenstaande verklaart het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Koole,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. M.S. Lamboo, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2023.