ECLI:NL:GHDHA:2023:2201
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in echtscheidingsprocedures met litispendentie in Polen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep in twee echtscheidingsprocedures tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw in hoger beroep is gekomen van eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag. De vrouw, met zowel de Nederlandse als Poolse nationaliteit, en de man, met de Nederlandse nationaliteit, zijn in 1996 gehuwd en hebben in 2016 de echtscheiding aangevraagd. De rechtbank heeft zich internationaal bevoegd verklaard om het echtscheidingsverzoek van de man te behandelen, maar de vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, stellende dat de Nederlandse rechter internationaal onbevoegd is. Het hof heeft vastgesteld dat er ook een echtscheidingsprocedure in Polen aanhangig is, die eerder is gestart dan de procedure in Nederland. Dit heeft geleid tot de vraag welke rechter bevoegd is om de echtscheiding te behandelen. Het hof heeft geconcludeerd dat de Poolse rechter als eerst aangezochte gerecht internationaal bevoegd is, en heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de tussenbeschikking. De eindbeschikking van de rechtbank is vernietigd, en het hof heeft de Nederlandse rechter als internationaal onbevoegd verklaard om van het echtscheidingsverzoek van de man kennis te nemen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.