ECLI:NL:GHDHA:2023:2180

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
2200089622
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en kinderporno met steunbewijs en hoog recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank Rotterdam was veroordeeld voor verkrachting en het bezit van kinderporno. De verdachte is beschuldigd van het seksueel binnendringen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging zijn gebruikt. Daarnaast is hij aangeklaagd voor het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, opnieuw ernstige misdrijven heeft gepleegd. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, behalve ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de aanklacht met betrekking tot kinderporno, maar heeft de andere aanklachten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, en TBS met voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling en toezicht op de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000896-22
Parketnummers: 10-091153-21, 10-283845-21, 10-700228-18 en 10-691101-17 (TUL)
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 2022 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te Rotterdam op [geboortedatum],
BRP-adres: [adres]
thans verblijvend in [kliniek].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-091153-21, in de zaak met parketnummer 10-283845-21 onder 1 en 2, en in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is aan de verdachte opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard. De voorwaarden zijn nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tot slot is een beslissing genomen omtrent zowel de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 13 september 2018 opgelegde voorwaardelijke straf als de vordering van de benadeelde partij.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-091153-21:
hij op of omstreeks 01 april 2021 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in haar vagina en/of
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in haar mond en/of
- likken aan haar borsten
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen)
- afpakken van haar telefoon en/of
- beletten dat zij de woning verliet door de deur achter haar op slot te doen en/of
- onder meer (op dwingende/agressieve toon) tegen haar zeggen:
* dat hij haar niet liet gaan totdat ze hadden geneukt en/of
* dat hij een pistool in huis had en/of
* dat hij tot drie ging tellen en dan haar broek uit moest zijn, anders zou hij haar uit het raam gooien en/of
* dat hij haar ging vermoorden als ze geen seks hadden en/of
* dat zij zich (helemaal) moest uitkleden en naar hem moest luisteren en/of
* dat zij hem moest pijpen en/of
* dat hij haar knock-out zou slaan als zij hem niet ging pijpen en/of
* dat zij voorover moest gaan zitten op haar armen en knieën en/of
* dat hij haar niet zou laten gaan als zijn bleef huilen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voorbijgaan aan haar verbale en/of fysieke uitingen dat zij het niet wilde en/of
- vastpakken van haar lichaam en/of
- tegen haar opheffen van zijn vuist(en)/hand(en) en/of
- vastpakken en/of (vervolgens) duwen van haar hoofd naar/richting zijn penis en/of
- uit elkaar duwen van haar benen en
(aldus) een voor haar dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
Zaak met parketnummer 10-283845-21 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 02 april 2021, te Rotterdam, althans in Nederland, (2) afbeeldingen, te weten (2) films/video’s en/of gegevensdragers, te weten een
mobiele telefoon (iPhone 11), bevattende afbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is
betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven,
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit het met de/een mond/tong en/of penis oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een(ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt
(Bestandsna(a)m(en): [mp4 bestandsnaam]
en/of
het met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam]
2.
hij op of omstreeks 02 april 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, (2) afbeelding(en), te weten (2) films/video’s, in bezit heeft gehad, terwijl op die
afbeelding(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige
handelingen bestonden uit
het vaginaal en/of anaal penetreren met het geslachtsdeel van een dier (te weten een hond) van het lichaam van een volwassen vrouw
(Bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam]
en/of
het oraal en/of vaginaal penetreren met de/een mond/tong en/of penis van een man/mens van het lichaam van (een) dier(en) (te weten een kip)
(Bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam]
Zaak met parketnummer 10-700228-18 (gevoegd):
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2018 tot en met 20 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, een afbeelding, te weten een twee filmpjes en/of een foto en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten een telefoon, heeft vervaardigd en/of verspreid en/of in bezit gehad terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het oraal penetreren met de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt, en/of
het houden van een (stijve) penis en/of het masturberen en/of het spuiten van/zichtbaar maken van sperma bij/naast/op het lichaam van een persoon die kennelijke de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon poseert in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleding van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) borsten in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding(en)/film(s) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] via de telefoon dreigend de woorden toe te voegen
- “ Kanker moeder gaat dood” en/of
- “ Ga je doodslaan” en/of
- “ Ga je mishandelen op school”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2018 tot en met 18 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, immers heeft hij, verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) met zijn telefoon (chat)berichten naar de telefoon van die [slachtoffer 2] gestuurd met daarin onder meer de tekst(en):
- “ ik ben [bijnaam]” en/of “ik vind jou zeker” en/of
- “ ik neuk je kut” en/of “ik maak je gezicht kapot”, en/of
- “ als ik je te pakken krijg loopt het echt niet goed af met jou” en/of
- “ je komt in het ziekenhuis terecht” en/of
- “ ik kom met ganu” en/of (daarbij) een foto gevoegd van een persoon met een Dali masker op en een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behalve ten aanzien van de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging. Die vordering dient volgens de advocaat-generaal te worden afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak ten aanzien van parketnummer 10-283845-21
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ten aanzien van de zaak met parketnummer 10-283845-21 betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk de in de tenlastelegging nader omschreven media in zijn bezit heeft gehad, omdat de beschikkingsmacht bij de verdachte ontbrak. Voor wat betreft de onderbouwing van het betoog verwijst het hof kortheidshalve naar hetgeen daaromtrent in de door de raadsman overgelegde en aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2023 gehechte pleitnota is verwoord.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK) van 12 oktober 2021 (2110120945.AMB) blijkt dat dieren- en kinderpornografisch beeldmateriaal is aangetroffen op de onder de verdachte op 2 april 2021 in beslaggenomen iPhone 11. Op de andere twee onder de verdachte inbeslaggenomen telefoons is dergelijke media niet aangetroffen. In het proces-verbaal van 12 oktober 2021 wordt beschreven dat op de telefoon onder meer het berichtenprogramma Telegram werd aangetroffen. Middels dit programma kan men grote hoeveelheden media in de galerij op de telefoon krijgen, zonder het bestand eerst te accepteren en te downloaden. De daarbij gebruikte telefoon slaat in dat geval de ontvangen bestanden vanzelf op en doet dit zonder dat de gebruiker daarvan op de hoogte hoeft te zijn. Voorts beschrijft het proces-verbaal dat op de iPhone 11 in totaal 68.224 bestanden zijn aangetroffen, waarvan 4 bestanden een dieren- of kinderpornografisch karakter hebben. Het hof stelt vast dat niet gebleken is dat de verdachte de vier bestanden heeft geopend en bekeken. Aannemelijk is dat deze automatisch zijn opgeslagen. Evenmin is gebleken dat de verdachte in een WhatsApp- of Telegramgroep zat die als doel had dergelijke bestanden uit te wisselen dan wel te ontvangen. Voorts heeft de verdachte betwist dat hij de betreffende bestanden heeft gezien.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat hieruit niet volgt dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de vier dieren- en kinderpornografische afbeeldingen op zijn telefoon. Om het (voorwaardelijk) opzet op het bezit van deze bestanden te kunnen bewijzen, is een zekere mate van bewustheid bij de verdachte van de aanwezigheid van de bestanden op zijn telefoon vereist. Omdat daarvan niet is gebleken, acht het hof hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-283845-21 onder 1 en 2 is tenlastegelegd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 en in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-091153-21:
hij op
of omstreeks01 april 2021 te Rotterdam door geweld en
/of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
)en
/ofdoor bedreiging met geweld en
/ofbedreiging met
(een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
)[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
(meermalen)
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in haar vagina en
/of
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in haar mond en/of
- likken aan haar borsten
waarbijhet geweld en
/of (een) anderedefeitelijkhe
(i)d
(en
)en
/ofde bedreiging met geweld en
/ofde bedreiging met
(een) anderfeitelijkhe
(i)d
(en
) heeft/hebben bestaan uit het
(meermalen)
- afpakken van haar telefoon en
/of
- beletten dat zij de woning verliet door de deur achter haar op slot te doen en
/of
- onder meer (op dwingende/agressieve toon) tegen haar zeggen:
* dat hij haar niet liet gaan totdat ze hadden geneukt en
/of
* dat hij een pistool in huis had en
/of
* dat hij tot drie ging tellen en dan haar broek uit moest zijn, anders zou hij haar uit het raam gooien en
/of
* dat hij haar ging vermoorden als ze geen seks hadden en
/of
* dat zij zich (helemaal) moest uitkleden en naar hem moest luisteren en
/of
* dat zij hem moest pijpen en
/of
* dat hij haar knock-out zou slaan als zij hem niet ging pijpen en
/of
* dat zij voorover moest gaan zitten op haar armen en knieën en
/of
* dat hij haar niet zou laten gaan als zij
nbleef huilen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- voorbijgaan aan haar verbale en
/offysieke uitingen dat zij het niet wilde en
/of
- vastpakken van haar lichaam en
/of
- tegen haar opheffen van zijn vuist
(en)/hand(en)en
/of
- vastpakken en/of
(vervolgens
)duwen van haar hoofd naar/richting zijn penis en
/of
- uit elkaar duwen van haar benen en
(aldus
)een voor haar dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
Zaak met parketnummer 10-700228-18 (gevoegd):
1.
hij in
of omstreeksde periode van 12 juni 2018 tot en met
2017september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
eenafbeelding
en, te weten
eentwee filmpjes en
/ofeen foto
heeft vervaardigden
/of (een
)gegevensdrager
(s)bevattende
(een)afbeelding
(en
), te weten een telefoon,
heeft vervaardigd en/of verspreid en/ofin bezit
heeftgehad
,terwijl op die afbeelding
(en
) (een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken
of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging
(en
)- zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal penetreren met de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt, en/of
het houden van een
(stijve
)penis
en/of
het masturberen en/of het spuiten van/zichtbaar maken van spermabij
/naast/ophet lichaam van een persoon die kennelijke de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en
/of
het
geheel ofgedeeltelijk naakt
(laten
)poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon poseert in
(een
) (erotisch getinte
)houding
(en) (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/ofwaarbij deze persoon zich vervolgens
op/in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en
/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleding van deze perso(o)n(en) en/of
de uitsnede vanopde afbeelding
(en
)/film
(s
)nadrukkelijk de (ontblote) borsten in beeld gebracht worden
(waarbij
)de afbeelding
(en
)/film
(s
) (aldus
)een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft/hebbenen/of
strekt/strekkentot seksuele prikkeling;
2.
hij op
of omstreeks14 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] via de telefoon dreigend de woorden toe te voegen
- "Kanker moeder gaat dood" en/of
- " Ga je doodslaan" en
/of
- " Ga je mishandelen op school"
,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 17 september 2018 tot en met 18 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling en
/ofmet verkrachting, immers heeft hij, verdachte
meermalen,
althans eenmaal (telkens)met zijn telefoon
(chat
)berichten naar de telefoon van die [slachtoffer 2] gestuurd met daarin
onder meerde tekst
(en
):
- "ik ben [bijnaam]" en
/of"ik vind jou zeker" en
/of
- "ik neuk je kut" en
/of"ik maak je gezicht kapot", en
/of
- "als ik je te pakken krijg loopt het echt niet goed af met jou" en
/of
- "je komt in het ziekenhuis terecht" en
/of
- "ik kom met ganu"
en
/of (daarbij)een foto
gevoegdvan een persoon met een Dali masker op en een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)in de hand.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging (parketnummer 10-091153-21)
Het hof acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar en die verklaring vindt ook steun in andere bewijsmiddelen. Het hof acht dus niet aannemelijk geworden dat de verdachte met instemming van aangeefster seks heeft gehad, zoals hij in hoger beroep heeft verklaard.
Dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat de seks onder dwang heeft plaatsgevonden, ziet het hof bevestigd in de volgende bewijsmiddelen:
  • Op 1 april 2021, direct na het voorval, heeft de aangeefster telefonisch aan een vriendin, [getuige 1], en aan haar vriend [getuige 2] huilend verteld dat ze 15 tot 30 minuten daarvoor was verkracht.
  • De moeder van de aangeefster heeft verklaard dat zij de aangeefster op 1 april 2021 om 14.45 uur huilend heeft aangetroffen, terwijl ze aan het bellen was met [getuige 1]. Als ze haar dochter probeert te kalmeren, vertelt die haar dat zij is verkracht door ene ‘[bijnaam]’. De moeder heeft vervolgens direct de politie gebeld.
  • Tegenover de politie, die meteen bij de aangeefster thuis is gekomen, legt de aangeefster direct een gedetailleerdere verklaring af over de verkrachting, waarna diezelfde dag nog op het politiebureau een informatief zedengesprek met de aangeefster plaatsvindt, waarbij zij opnieuw een gedetailleerde verklaring over de verkrachting aflegt.
  • De drie getuigen - haar moeder, [getuige 1] en [getuige 2] - hebben verklaard dat zij, afzonderlijk van elkaar en op drie verschillende momenten, hebben gehoord dan wel gezien dat aangeefster kort na het tijdstip van het tenlastegelegde feit (hevig) geëmotioneerd was en zich anders gedroeg dan gewoonlijk.
  • [getuige 2] verklaart dat hij, toen de aangeefster hem op 1 april 2021 kort na 12.15/12.30 uur belde, geluiden hoorde ‘
  • Het door de forensisch arts/geneeskundige geconstateerde letsel op de huid van de borstkas, boven de borsten, aan de binnenkant van de linker bovenarm en achter op de huid van de nek van de aangeefster, past bij het verhaal van de aangeefster dat de seksuele handelingen onder dwang plaatsvonden en dat de verdachte haar steeds vastpakte.
  • De verklaring van de moeder van de aangeefster dat zij zag dat het hengsel van de tas van aangeefster stuk was, strookt met de verklaring van de aangeefster dat de verdachte aan het hengsel van haar tas trok, waardoor deze stuk is gegaan. Dat het hengsel van de tas kapot was blijkt uit een waarneming van de verbalisant M.M. Barendregt weergegeven in het proces-verbaal forensisch onderzoek (pagina 104 en volgende van het dossier).
Het door de verdachte geschetste scenario, dat de seks met instemming van aangeefster plaatsvond, wordt door de hierboven opgesomde omstandigheden als onaannemelijk terzijde geschoven. Hierbij neemt het hof ook de zeer wisselende proceshouding van de verdachte in aanmerking. Zo heeft de verdachte aanvankelijk ontkend dat er überhaupt seksuele handelingen (waaronder penetratie) hebben plaatsgevonden tussen hem en de aangeefster. In zijn eerste verhoren bij de politie gaf de verdachte aan nog maagd te zijn dan wel beriep hij zich op zijn zwijgrecht. Op enig moment, nadat hij geconfronteerd was met de verklaring van de aangeefster, heeft hij bij de politie een andere verklaring afgelegd die niet paste bij het sporenbeeld: er zouden seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden, maar zij zouden geen seks gehad hebben. Op de zitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij bij zijn laatst afgelegde politieverklaring wenste te blijven. Pas ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte voor het eerst verklaard dat hij wel seks met de aangeefster heeft gehad. Hij gaf daarbij echter aan dat dat met instemming van aangeefster zou zijn gebeurd.
Dit alles maakt de uiteindelijke verklaring van de verdachte dat de seks met instemming van aangeefster heeft plaatsgevonden, onaannemelijk.
Het hof verwerpt het alternatieve scenario en het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Het in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen of in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering en de op te leggen maatregel
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft het slachtoffer mede door middel van geweld en bedreiging gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, die tevens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Er was daarbij ook nog eens sprake van onveilig seksueel contact.
Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verkrachting is een bijzonder naar feit, dat doorgaans naast pijn en angst ook grote en langdurige psychische problemen veroorzaakt bij het slachtoffer. Dat dat ook in deze zaak het geval is, blijkt uit de ter zitting in hoger beroep naar voren gebrachte slachtofferverklaring en de verklaring van de GZ-psycholoog die als onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding namens het slachtoffer is overgelegd. De verdachte heeft geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen getoond. Hij heeft kennelijk puur vanuit zijn eigen behoeften gehandeld en daarbij geen oog gehad voor de negatieve gevolgen voor het slachtoffer. Het hof rekent dit hem ernstig aan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en het bezit van kinderporno. Op de mobiele telefoon van de verdachte zijn een foto en een video aangetroffen met seksueel getinte afbeeldingen van een minderjarig meisje. Het meisje heeft bij haar moeder ook aangegeven dat zij zich door hem gedwongen voelde daaraan mee te werken, wat het nog eens extra kwalijk maakt. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het toebrengen van psychische schade bij de desbetreffende minderjarige. Nadat dit meisje aangifte tegen hem had gedaan, heeft de verdachte zich bovendien tot twee keer toe schuldig gemaakt aan bedreiging van dit meisje. Dit is voor het slachtoffer beangstigend geweest. Een feit als het onderhavige versterkt bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte rapportages, waarvan hieronder – kort en zakelijk – de bevindingen, overwegingen en conclusies zijn weergegeven waarop het hof met name heeft gelet.
1. Een Pro Justitia onderzoek d.d. 14 oktober 2021, opgemaakt en ondertekend door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, en de aanvulling daarop d.d. 19 juli 2023.
De psychiater rapporteert dat bij de verdachte sprake is van (in DSM-termen) een antisociale persoonlijkheids-stoornis en zwakbegaafdheid. De psychische stoornis en de zwakbegaafdheid waren ook bij de verdachte aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. De persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte kenmerkt zich voorts door een aanzienlijke beperking in het algehele sociale en maatschappelijke functioneren. Met name betreft dat impulsiviteit, een egocentrische beleving met basaal wantrouwen en gebrek aan empathie. Geadviseerd wordt daarom de verdachte de ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen.
Vanuit de klinische inschatting wordt de kans op recidive ingeschat op hoog. Door de psychiater wordt ingeschat dat alleen na langdurige intensieve resocialisatie de verdachte in staat zal zijn enigermate zelfstandig te functioneren zonder aanzienlijk risico op recidive. De verdachte heeft duurzame beperkingen als gevolg van de eerdergenoemde persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid, met weinig of geen lijdensdruk en daardoor ook geen intrinsieke motivatie voor behandeling. Het als hoog ingeschatte recidiverisico kan volgens de psychiater op korte termijn alleen substantieel worden beperkt door beveiliging en op langere termijn door toezicht en maatschappelijke begeleiding. De psychiater adviseert de behandeling vorm te geven binnen het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, waaronder klinische behandeling in een FPA of FPK en aansluitende resocialisatie naar beschermd wonen. Bij onvoldoende medewerking van de verdachte aan behandeling, resocialisatie en toezicht wordt geadviseerd terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
2. Een Pro Justitia onderzoek d.d. 13 oktober 2021, opgemaakt en ondertekend door drs. J.J. van der Weele, psycholoog, en de aanvulling daarop d.d. 17 augustus 2023.
De psycholoog komt tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking dan wel zwakbegaafdheid. Daarnaast worden door de psycholoog in de persoonlijkheid van de verdachte antisociale trekken gezien. De psycholoog concludeert verder tot een verminderde toerekening van de feiten aan de verdachte en adviseert om, indien behandeling noodzakelijk wordt geacht, deze te plaatsen binnen het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden, aangezien betrokkene aan eerdere ambulante behandeling en toezicht onvoldoende zou hebben meegewerkt.
3. Het Reclasseringsadvies TBS met voorwaarden d.d. 18 november 2021, opgesteld door reclasseringswerker S. Revet.
De reclassering adviseert positief over een terbeschikkingstelling met voorwaarden en formuleert hierbij 8 voorwaarden:
  • Geen strafbaar feit plegen;
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • Meewerken aan time-out;
  • Niet naar het buitenland;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Ambulante behandeling;
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Contactverbod.
4. Het Aanvullend advies TBS d.d. 19 september 2023, opgesteld door reclasseringswerker A. Soumokil.
Dit advies betreft een aanvulling op het onder 3 genoemde advies.
De reclassering herhaalt het advies om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te continueren. Het recidiverisico wordt ingeschat op hoog. Dit heeft ermee te maken dat het delictrisico nog onvoldoende behandeld is en dat, bij het wegvallen van het kader van terbeschikkingstelling met structurele begeleiding, de verwachting is dat de risico’s onveranderd hoog blijven.
Namens de reclassering is de heer A. Soumokil ter zitting in hoger beroep van 20 september 2023 verschenen als getuige-deskundige. Hij heeft verklaard dat de genoemde voorwaarden uit de rapportage van 18 november 2021 per abuis niet allemaal in het aanvullend advies TBS zijn opgenomen. Het was zijn bedoeling te adviseren om aan de op te leggen terbeschikkingstellingsmaatregel de voorwaarden te verbinden die ook in het Reclasseringsadvies TBS met voorwaarden d.d. 18 november 2021 zijn geadviseerd.
Maatregel
Het hof is van oordeel dat de bevindingen van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Het hof onderschrijft deze bevindingen en de getrokken conclusies.
Het hof komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voorts is het hof van oordeel dat die ziekelijke stoornis de gedragskeuzes en het handelen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde zodanig heeft beïnvloed dat het feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld respectievelijk feiten waarvoor artikel 37a Sr expliciet aangeeft dat de maatregel van terbeschikkingstelling daarvoor kan worden opgelegd.
Gelet op de ernst van en de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden, vereisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen naar het oordeel van het hof dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd.
Het hof ziet – overeenkomstig het advies van de reclassering en de vordering van de advocaat-generaal - aanleiding om aan de terbeschikkingstelling voorwaarden te verbinden. Uit de hiervoor genoemde rapportages van de psychiater, de psycholoog en Reclassering Nederland blijkt, dat behandeling noodzakelijk is en dat het recidiverisico hoog is. Blijkens het laatste reclasseringsadvies is de behandeling van de verdachte bij [kliniek] pas enkele weken geleden opgestart, waarbij het nog afwachten is in hoeverre de behandeling verandering bij de verdachte teweegbrengt, gelet op het moeizame verleden bij FPA Stevig. Een stringent kader in de vorm van terbeschikkingstelling met voorwaarden is derhalve nog steeds het meest passende juridische kader. Zo biedt terbeschikkingstelling met voorwaarden gelegenheid tot maatwerk en de zekerheid van een behandeling van de verdachte gericht op hetgeen waarvoor hij hulp nodig heeft. Gezien de duurzame aard van de beperkingen als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis en de zwakbegaafdheid moet de focus van de behandeling gericht zijn op een gedegen begeleiding, die de verdachte in staat stelt zich beter in de samenleving te handhaven.
De verdachte heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in de maatregel van terbeschikkingstelling. Het hof vat dit standpunt niet zozeer op als een weigering om zich aan de eventueel op te leggen voorwaarden bij een maatregel te houden, maar als een verzoek om in geval van een veroordeling (enkel) gevangenisstraf op te leggen en niet ook een maatregel van terbeschikkingstelling. Ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2023 heeft de verdachte bovendien verklaard: “
U houdt mij voor dat als ik niet mee wil werken terbeschikkingstelling met dwangverpleging een uiterste optie is. Ik wil altijd meewerken, dat doe ik ook. Ik doe wat er verwacht wordt. Als de hulpverlening zo moet blijven, dan werk ik mee”. Het hof vat dit op als een bereidverklaring van de verdachte om zich aan de geformuleerde voorwaarden te houden.
De raadsman van de verdachte heeft ook gevraagd om maatwerk voor de verdachte te leveren bij de eventueel toch op te leggen voorwaarden. Het hof onderschrijft de noodzaak tot maatwerk en constateert dat ook de advocaat-generaal en de deskundigen dit hebben benadrukt. Daarbij acht het hof het van belang dat de behandeling in elk geval opstart vanuit de omgeving waar de verdachte momenteel zit, [kliniek] in [plaats]. De verdachte zit daar nog maar kort, maar het lijkt daar vooralsnog goed te gaan. De psycholoog heeft aangegeven dat hij niet op voorhand wil uitsluiten dat na een niet al te lang durend klinisch traject, het mogelijk zou kunnen zijn dat de verdachte baat heeft bij het onder allerlei voorwaarden opstarten van begeleid zelfstandig wonen in de eigen woning van de verdachte. Uit de adviezen van de deskundigen volgt echter ook dat momenteel een ambulante behandeling en begeleid wonen in de eigen woning (nog) niet mogelijk zijn, omdat eerder geboden ambulante behandelingen vroegtijdig afgebroken zijn en er ook geen mogelijkheden meer gezien werden voor andere behandelingen in een ambulant kader, zodat een klinisch kader vereist is. De conclusie is dan ook dat de behandeling van de verdachte in elk geval zal moeten starten vanuit de setting waarin hij nu verblijft. Ter zitting in hoger beroep hebben de heer Soumokil en mevrouw Kwaspen van de reclassering aangegeven dat de reclassering zelf ook het nut en de noodzaak van maatwerk voor deze verdachte ziet.
Gelet op het voorgaande zal het hof bij het formuleren van de voorwaarden aansluiten bij de door de rechtbank opgelegde voorwaarden, voortvloeiende uit het door de Reclassering Nederland opgestelde en hiervoor genoemde maatregelenrapport van 18 november 2021, waarvan de heer Soumokil en mevrouw Kwaspen hebben aangegeven dat die voldoende ruimte voor maatwerk bieden.
Het hof zal op grond van het bepaalde in artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar is.
Voorts overweegt het hof dat indien en voor zover de thans opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op enig moment zal worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven die naar oordeel van het hof gezien de bewezenverklaring zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Na een eventuele omzetting kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gevangenisstraf
Het hof is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan door naast de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in combinatie met de te gelasten maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Redelijke termijn
Het hof neemt evenwel in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Immers, de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg is met bijna 18 maanden overschreden.
Het hof zal de geconstateerde overschrijding verdisconteren in de strafmaat met dien verstande dat in plaats van de in beginsel passende gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden zal worden opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-091153-21 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 15.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist overeenkomstig de door de raadsman overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 bewezenverklaarde.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
Het onderhavige ten laste van de verdachte bewezenverklaarde zedendelict vormt een dusdanige ernstige inbreuk op een fundamenteel recht (in casu het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van de benadeelde) dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt voorts dat de benadeelde gediagnosticeerd is met een posttraumatische stressstoornis.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij de schade in elk geval tot een bedrag van € 10.000,00 voldoende aannemelijk heeft gemaakt, zodat dat bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, zal worden toegewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 10.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 september 2018 onder parketnummer 10-691101-17 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 73 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is aangevangen op 17 april 2019.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Hoewel aan de voorwaarden voor toewijzing is voldaan, zal het hof, mede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, de vordering afwijzen. De zorg rondom de verdachte is op dit moment zodanig opgebouwd dat een tenuitvoerlegging van de nog openstaande gevangenisstraf dit alles negatief zou doorkruizen. Dit is niet alleen niet in het belang van de verdachte, maar ook – en dat is misschien nog wel belangrijker – niet in het belang van de maatschappij.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De advocaat-generaal heeft het hof in overweging gegeven om naast de door hem gevorderde straf en Tbs-maatregel ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen. Het hof ziet daarvoor echter te weinig aanknopingspunten in de over de verdachte opgestelde deskundigenrapporten en ziet daar ook overigens te weinig aanleiding voor.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 63, 240b, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-283845-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 en in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 en in de zaak met parketnummer 10-700228-18 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de volgende voorwaarden:
Stelt, ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, dat de verdachte:
1. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
2. zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
i. de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
ii. de verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
iii. de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
iv. de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
v. de verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
vi. de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
vii. de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
viii. de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
4. meewerkt aan een eventuele time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling als de reclassering dat nodig vindt. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie deze time-out indiceert, zal de veroordeelde, na goedkeuring door de rechter, voor maximaal 7 weken een time-out krijgen, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
5. niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
6. zich laat opnemen in [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
7. zich laat behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op zijn klinische traject. De behandeling duurt zolang de reclassering en zijn behandelaren dat nodig vinden. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
8. verblijft in nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op het klinische traject. Het verblijf duurt zolang de reclassering en behandelaren dat nodig vinden. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
9. op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] te Rotterdam, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-091153-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de
wettelijke rentevoor de immateriële schade op
1 april 2021.
Wijst af de vordering van het openbaar ministerie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 13 september 2018, in de zaak met parketnummer 10-691101-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. W.S. Korteling en mr. J.A.M. Jansen, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 oktober 2023.