ECLI:NL:GHDHA:2023:2173

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22-002163-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Accijnsfraude door handel in illegale sigaretten met vrijspraak voor criminele organisatie en ontslag van rechtsvervolging voor witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en witwassen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een samenwerkingsverband met het oogmerk op het plegen van misdrijven. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. Het hof oordeelde dat de verdachte feitelijke beschikkingsmacht had over de sigaretten en dat hij wist dat deze niet overeenkomstig de wet waren betrokken.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan witwassen van een geldbedrag van ruim € 70.000,-, dat onder verdachte werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat het geld vermoedelijk afkomstig was uit misdrijven, gezien de omstandigheden waaronder het was aangetroffen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor het witwassen, omdat de gedraging niet als zodanig kon worden gekwalificeerd.

De strafmaat werd bepaald op een taakstraf van 220 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De in beslag genomen sigaretten werden onttrokken aan het verkeer, terwijl een geldbedrag van € 1.880,55 aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002163-20
Parketnummer: 10-996739-17
Datum uitspraak: 9 november 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 1 jaar. De verdachte is ter zake van het onder 4a tenlastegelegde vrijgesproken en van het onder 4b tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts zijn beslissingen genomen op de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep
De verdachte is door de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 4a is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 oktober 2017 tot en met 20 februari 2018 te Noordwijkerhout en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of De Kwakel (gemeente Uithoorn), in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten hij, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het voorhanden hebben van accijnsgoederen (te weten sigaretten) die niet volgens de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken (artikel 5 lid 1 onder b juncto 97 Wet op de Accijns); en/of
- het invoeren en/of doorvoeren en/of uitvoeren en/of verkopen en/of te koop aanbieden en/of afleveren en/of uitdelen en/of in voorraad hebben van vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde waren (te weten sigaretten);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 20 februari 2018 te Noordwijkerhout en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of De Kwakel (gemeente Uithoorn), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten:
- ( circa) 2.278.580 en/of 553.800 en/of 30.540 stuks sigaretten(AMB-025B, AMB-027 en AMB-026); en/of
- ( circa) 100.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten (OBS-005); en/of
- ( circa) 320.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten (OBS-016); en/of
- in totaal (circa) 278.000 stuks sigaretten, althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten (AMB-104); en/of
- meerdere (grote) partijen sigaretten (verhandeld met [medeverdachte 1] (AMB-102) en/of met [medeverdachte 3] (5-OPV, p. 38 e.v.; Dossier blz 409 e.v.) en/of met [medeverdachte 9] (1-OPV blz 107) en/of [medeverdachte 10] (T005-3599 - 5223, -5522));
in elk geval (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten voorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2018 te Noordwijkerhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
b) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (een) contant geldbedrag(en) van totaal 72.470 euro (AMB-025A), althans een (grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 1 jaar. Ter zake van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven sigaretten worden onttrokken aan het verkeer en dat het geldbedrag wordt teruggegeven aan de verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak criminele organisatie
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, dient eerst vast komen te staan dat er sprake is van een dergelijke organisatie. Volgens vaste jurisprudentie moet onder een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon, waarbij het oogmerk van de organisatie gericht is op het plegen van misdrijven. De inhoud van het dossier wijst er zonder meer op dat de verdachte enige tijd samen met anderen strafbare feiten heeft gepleegd. Evenwel had deze interactie de vorm van een handelsrelatie waarbij de ene persoon optrad als koper en de andere als verkoper. Zo werden er bestellingen geplaatst en werd er onderling onderhandeld over de prijs en hoeveelheid sigaretten die geleverd zou worden. Hierbij waren koper en verkoper niet aan elkaar gebonden en werd er door de koper bij verschillende verkopers gekocht en verkocht verkoper andersom ook aan verschillende kopers. Een hoge mate van willekeurigheid in het “wie met wie zaken deed” is kenmerkend voor de wijze van interactie tussen de verschillende verdachten. Het hof acht deze vorm van samenwerken onvoldoende om te kunnen spreken van een samenwerkingsverband als hiervoor bedoeld. Te meer nu ook niet is gebleken van andere aanwijzingen die erop duiden dat de verdachte met zijn medeverdachten een samenwerkingsverband vormde zoals bedoeld in artikel 140 Sr. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1.
Voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten is vereist dat de verdachte feitelijke beschikkingsmacht had over de betreffende onveraccijnsde sigaretten. Volgens vaste jurisprudentie (zie Hoge Raad 14 mei 2004, ECLI:HR:2004:AO9493) is hiervan sprake als een persoon de hoedanigheid van de goederen kent, daadwerkelijk toegang heeft tot die goederen en tevens weet of redelijkerwijze moet weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken. Het vervoeren of het doen vervoeren dan wel opslaan of doen opslaan in opdracht van derden levert onder die omstandigheden eveneens voorhanden hebben op in de zin van de Wet op de accijns.
Uit zijn eigen verklaring volgt dat de verdachte weet dat sigaretten van een Nederlands accijnszegel voorzien moeten zijn. Het voorhanden hebben van de in zijn woning
aangetroffen onveraccijnsde sigaretten is wettig en overtuigend bewezen.
Ook ten aanzien van de in de loods van ALLSAFE aangetroffen onveraccijnsde sigaretten was sprake van beschikkingsmacht bij de verdachte. Anders dan de raadsman acht het hof de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 8] bij de FIOD wel betrouwbaar. De verklaring is consistent en vindt op belangrijke onderdelen steun in objectieve onderzoeksgegevens. Zo vindt de verklaring van [medeverdachte 8] dat hij op 1 februari 2018 in opdracht van de verdachte de loods heeft gehuurd, steun in de camerabewakingsbeelden van ALLSAFE van 1 februari 2018, waarop te zien is dat [medeverdachte 8] en de verdachte samen de receptie van ALLSAFE bezoeken. Voorts is een kopie van de huurovereenkomst van de loods aangetroffen in de bus in gebruik bij de verdachte. In die huurovereenkomst is een telefoonnummer in gebruik bij de verdachte als alternatief nummer opgenomen. De verklaring van [medeverdachte 8] bij de FIOD gebruikt het hof dan ook voor het bewijs. De verdachte heeft de in de ALLSAFE loods aangetroffen onveraccijnsde sigaretten in vereniging voorhanden gehad.
Ten aanzien van de in de loods aan de [adres] te Noordwijkerhout in beslag genomen sigaretten overweegt het hof als volgt. Verdachte is aldaar, tezamen met andere verdachten, aangehouden op 20 februari 2018. De inval van de FIOD waarbij die aanhouding plaatsvond, volgde op afgeluisterde telefoongesprekken over vermoedelijk onveraccijnsde sigaretten en een afspraak tot ophalen van sigaretten op die 20ste februari 2018 alsmede observaties. Het hof volgt het betoog van de verdediging dat de verdachte daar aanwezig was om uitsluitend zijn deel van de aldaar aanwezige voorraad af te halen en te betalen. Voor zover de aanwezige voorraad niet het aandeel van de verdachte betrof en mogelijk voor andere afnemers was bestemd, geldt naar het oordeel van het hof dat de verdachte over dat andere deel geen beschikkingsmacht had in de zin van de Wet op de accijns. Daarmee beperkt de beschikkingsmacht van de verdachte zich tot zijn deel van 3000 sloffen onveraccijnsde sigaretten.
Het hof stelt tevens vast dat de verdachte de hoeveelheden onveraccijnsde sigaretten (als in de bewezenverklaring aangegeven) voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan uit taps en observaties volgt dat hij die heeft verhandeld. Waar door de FIOD naar aanleiding van de afgeluisterde gesprekken observaties plaatsvonden, werd gezien dat er daadwerkelijk overdrachten plaatsvonden en waar is ingegrepen werden ook daadwerkelijk onveraccijnsde sigaretten aangetroffen.
Het onder 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Witwassen
Volgens vaste jurisprudentie kan witwassen — van in dit geval een geldbedrag – bewezen worden geacht indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het betrokken geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Gelet op de omstandigheden waaronder het geldbedrag van ruim
€ 70.000,- is aangetroffen, in contanten, vervoerd onder een stoel van een door de verdachte bestuurde auto terwijl verdachte onderweg was naar het afnemen van onveraccijnsde sigaretten, is naar het oordeel van het hof sprake van een gerechtvaardigd vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was en tevens dat de verdachte weet had van de aanwezigheid van dit bedrag. Door de verdediging is vervolgens geen concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het geld gegeven.
Gelet voorts op het feit dat het hof tevens bewezen acht dat de verdachte zich gedurende een zekere periode intensief heeft beziggehouden met de handel in onverccijnsde sigaretten en dat het in beslag genomen - grote en contante - geldbedrag daar in past, vindt het hof aannemelijk dat het betrokken bedrag afkomstig is uit eigen misdrijf.
De verdachte zal dan ook van het onder 4 bewezenverklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de gedraging van de verdachte niet als witwassen als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 november 2017 tot en met 20 februari 2018 te Noordwijkerhout en
/of's-Gravenhage en
/ofRijswijk en
/ofDe Kwakel (gemeente Uithoorn),
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk
(een)accijnsgoed
(eren
), te weten:
-
(circa
) 2.278.580600en
/of553.800 en
/of30.540 stuks sigaretten
(AMB-025B, AMB-027 en AMB-026);en
/of
- (circa) 100.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten (OBS-005); en/of
- (circa) 320.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten (OBS-016); en/of
-
in totaal (circa) 278.000 stuks sigaretten, althans (telkens) (een)(grote) hoeveelhe
(i)d
(en
)sigaretten
(AMB-104);en
/of
- meerdere (grote) partijen sigaretten (verhandeld met [medeverdachte 1]
(AMB-102)en
/ofmet [medeverdachte 3]
(5-OPV, p. 38 e.v.; Dossier blz 409 e.v.) en/of met [medeverdachte 9] (1-OPV blz 107) en/of [medeverdachte 10] (T005-3599 - 5223, -5522)); in elk geval (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigarettenvoorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
4.
hij op
of omstreeks20 februari 2018 te Noordwijkerhout,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a.
a) van een of meer voorwerpen, te weten (een) contant geldbedrag(en) van totaal 72.470 euro (AMB-025A), althans (telkens) een of meer (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

en/of

b) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (een
)contant geldbedrag
(en)van totaal 72.470 euro (
AMB-025A), althans een (grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)wist
(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat bovenomschreven
goed(eren) en/ofgeldbedrag
(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
/warenuit enig(e) misdrijf/misdrijven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het opsporingsonderzoek van de FIOD onder de naam Watercypres is naar voren gekomen dat in 2017 en 2018 grote partijen sigaretten zonder afdracht van Nederlandse accijns vanuit het buitenland naar Nederland werden gesmokkeld. Deze onveraccijnsde sigaretten werden veelal opgeslagen in loodsen en van daaruit ver beneden de reguliere prijs verhandeld dan wel direct doorverkocht aan supermarkten, waar de sigaretten aan de consument werden verkocht. Door deze illegale handel werd de accijnsverplichting ontdoken en is de Nederlandse Staat voor een aanzienlijk bedrag benadeeld.
Daarnaast ondermijnt de illegale handel in sigaretten het met de accijnsheffing beoogde doel om roken te ontmoedigen en is voorts sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bonafide handelaren en bedrijven die wel voldoen aan de verplichtingen in het kader van de accijnsheffingen.
De verdachte heeft met het opzettelijk voorhanden hebben van grote hoeveelheden van deze sigaretten een bijdrage geleverd aan de illegale handel daarin en daarmee de overheid en de samenleving benadeeld.
Dit rechtvaardigt daarom in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet echter aanleiding te kiezen voor een andere, lichtere strafmodaliteit en overweegt daartoe als volgt.
In verband met deze strafzaak heeft de Belastingdienst aan de verdachte een hoge naheffingsaanslag accijns opgelegd, te weten een bedrag van circa € 450.000,-. De verdachte zal dit bedrag aan de Belastingdienst moeten betalen, naar moet worden aangenomen in termijnen, waardoor hij, zoals ter zitting is gebleken, zwaar wordt getroffen in zijn persoonlijk leven. Alhoewel de naheffingsaanslag niet is aan te merken als een punitieve sanctie, ziet het hof in dit geval aanleiding deze omstandigheid mee te wegen in de beoordeling van de strafmaat.
Het hof neemt ook in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn van berechting in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu deze termijn in eerste aanleg met ruim 5 maanden en in hoger beroep met ruim 14 maanden is overschreden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de hoogte van de op te leggen straf als nader aan te geven.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte behoudens één enkele verkeersboete niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Gezien ten slotte de door de verdachte in hoger beroep naar voren gebrachte overige persoonlijke omstandigheden, acht het hof niet passend dat de verdachte in het kader van deze strafzaak opnieuw wordt gedetineerd. Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 220 uren alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De overschrijding van de redelijke termijn is in deze straf in die zin verdisconteerd dat zonder de overschrijding van de redelijke termijn een taakstraf zou zijn opgelegd van 240 uren.
De in hoger beroep op te leggen straf valt daarmee aanzienlijk lager uit dan de straf die de rechtbank heeft opgelegd. Daarbij dient te worden bedacht dat het hof de verdachte vrijspreekt van deelneming aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een deel, te weten 1.678.580, van de onveraccijnsde sigaretten en daarmee substantieel minder bewezen verklaart dan de rechtbank heeft gedaan en de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd onder 1 tot en met 3 op de beslaglijst – te weten de sigaretten – de onttrekking aan het verkeer gelasten, nu het onder 2 bewezenverklaarde met betrekking tot voornoemde voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het hof zal ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag genoemd onder 7 op de beslaglijst – te weten een geldbedrag van € 1.880,55 – de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47, 57, en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 en 4a tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 4 bewezenverklaarde
nietstrafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
220 (tweehonderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
sigaretten.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 1.880,55.
Dit arrest is gewezen door mr. T.J. Sleeswijk Visser,
mr. A.L. Frenkel en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 november 2023.