ECLI:NL:GHDHA:2023:2171

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22-02197-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Accijnsfraude door handel in illegale sigaretten met betrekking tot Mega Watercypres

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1962, was in eerste aanleg vrijgesproken van het voorhanden hebben van 3.500.000 onveraccijnsde sigaretten, maar veroordeeld tot 11 maanden gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van 1.000.000 onveraccijnsde sigaretten. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden had geëist. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte opzettelijk accijnsgoederen heeft voorhanden gehad, wat in strijd is met de Wet op de Accijns. De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijke overtreding van deze wet. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarbij rekening is gehouden met de naheffingsaanslag van € 800.000,- die de Belastingdienst aan de verdachte heeft opgelegd. Tevens is de verbeurdverklaring van een in beslag genomen Nokia zaktelefoon gelast, die is gebruikt bij het plegen van het feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002197-20
Parketnummer: 10-996513-18
Datum uitspraak: 9 november 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het impliciet cumulatief tenlastegelegde voorhanden hebben van 3.500.000 onveraccijnsde sigaretten vrijgesproken en ter zake van het impliciet cumulatief tenlastegelegde voorhanden hebben van 1.000.000 onveraccijnsde sigaretten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 1 jaar. Voorts is een beslissing genomen op het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ter zake van het voorhanden hebben van 3.500.000 onveraccijnsde sigaretten.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is– voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 13 januari 2018 tot en met 17 januari 2018 te Breda en/of Tilburg en/of Den Haag, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten in totaal (circa) 1.000.000 stuks sigaretten, in elk geval (telkens) een (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten, voorhanden heeft gehad, terwijl (telkens) die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 1 jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 13 januari 2018 tot en met17 januari 2018
te Breda en/of Tilburg en/of Den Haag, althans (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk
(een)accijnsgoed
(eren
), te weten in totaal
(circa
)1.000.000 stuks sigaretten
, in elk geval (telkens) een (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten,voorhanden heeft gehad, terwijl
(telkens)die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het opsporingsonderzoek van de FIOD onder de naam Watercypres is naar voren gekomen dat in 2017 en 2018 grote partijen sigaretten zonder afdracht van Nederlandse accijns vanuit het buitenland naar Nederland werden gesmokkeld. Deze onveraccijnsde sigaretten werden veelal opgeslagen in loodsen en van daaruit ver beneden de reguliere prijs verhandeld dan wel direct doorverkocht aan supermarkten, waar de sigaretten aan de consument werden verkocht. Door deze illegale handel werd de accijnsverplichting ontdoken en is de Nederlandse Staat voor een aanzienlijk bedrag benadeeld.
Daarnaast ondermijnt de illegale handel in sigaretten het met de accijnsheffing beoogde doel om roken te ontmoedigen en is voorts sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bonafide handelaren en bedrijven die wel voldoen aan de verplichtingen in het kader van de accijnsheffingen.
De verdachte heeft met het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid van deze sigaretten een bijdrage geleverd aan de illegale handel daarin en daarmee de overheid en de samenleving benadeeld.
Dit rechtvaardigt daarom in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet echter aanleiding te kiezen voor een andere, lichtere strafmodaliteit en overweegt daartoe als volgt.
In verband met deze strafzaak heeft de Belastingdienst aan de verdachte een aanzienlijk hoge naheffingsaanslag accijns opgelegd, te weten een bedrag van circa
€ 800.000,-. De daartegen door de verdachte aangewende rechtsmiddelen hebben (vooralsnog) niet tot een voor hem gunstig resultaat geleid. Niet denkbeeldig is dat de verdachte een aanzienlijk bedrag aan de Belastingdienst zal moeten betalen, naar moet worden aangenomen in termijnen, waardoor hij, zoals ter zitting is gebleken, zwaar wordt getroffen in zijn persoonlijk leven. Alhoewel de naheffingsaanslag niet is aan te merken als een punitieve sanctie, ziet het hof in dit geval aanleiding deze omstandigheid mee te wegen in de beoordeling van de strafmaat.
Het hof neemt ook in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn van berechting in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu deze termijn in eerste aanleg met ruim 6 maanden en in hoger beroep met ruim 14 maanden is overschreden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de hoogte van de op te leggen straf als nader aan te geven.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gezien ten slotte de door de verdachte in hoger beroep naar voren gebrachte overige persoonlijke omstandigheden, acht het hof niet passend dat de verdachte in het kader van deze strafzaak opnieuw wordt gedetineerd. Het hof ziet gelet op de persoonlijke omstandigheden en de persoon van de verdachte zoals gebleken ter terechtzitting in hoger beroep evenmin aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren een passende en geboden reactie vormt. De overschrijding van de redelijke termijn is in deze straf in die zin verdisconteerd dat zonder de overschrijding van de redelijke termijn een taakstraf zou zijn opgelegd voor de duur van 120 uren.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp genoemd onder 1 op de beslaglijst – te weten de Nokia zaktelefoon, kleur: zwart, IMEI:354251060958460 – de verbeurdverklaring gelasten, nu het bewezenverklaarde met behulp van dit voorwerp is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Nokia zaktelefoon, kleur: zwart, IMEI:354251060958460.
Dit arrest is gewezen door mr. T.J. Sleeswijk Visser,
mr. A.L. Frenkel en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 november 2023.