ECLI:NL:GHDHA:2023:217

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
2200232622
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van stelselmatige belaging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, wegens belaging van een slachtoffer. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak gevraagd, stellende dat zij de tenlastegelegde gedragingen niet heeft begaan. Het hof heeft het bewijs dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer onvoldoende geacht. De verklaringen van het slachtoffer waren gebaseerd op vermoedens en gissingen, zonder steunbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat er weliswaar e-mailcontact en uitnodigingen voor een spel waren, maar dat deze niet het stelselmatige karakter hadden dat vereist is voor een veroordeling op basis van artikel 285b Sr. Het hof concludeert dat de verdachte niet overtuigend kan worden bewezen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging zoals tenlastegelegd. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002326-22
Parketnummer: 10-103074-21
Datum uitspraak: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, en onder bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij Reclassering en behandeling bij de Waag. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 10 maart 2021 tot en met 14 april 2021 te Dordrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- contact te zoeken met die [slachtoffer] per telefoon en/of per e-mail en/of via Whats app, en/of
- op naam van die [slachtoffer] goederen te bestellen bij (onder meer) Wehkamp, en/of
- die [slachtoffer] aan te melden bij (onder meer) Stichting Borderline en/of bij onlineshop Bon Prix en/of bij het NTI (voor een opleiding journalistiek), en/of
- een hotelkamer te boeken voor die [slachtoffer] bij hotel Van der Valk in Amsterdam, en/of
- uitnodigingen naar die [slachtoffer] te sturen via applicatie "Wordfeud", en/of
- wijzigingen aan te brengen in het Facebook account en/of het Spotify account en/of het Instagram account van die [slachtoffer], en/of
- de simkaart van de mobiele telefoon van die [slachtoffer] te blokkeren, en/of
- zich op te houden/te bevinden in de omgeving van/nabij de woning/verblijfplaats van die [slachtoffer],
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 dagen van het voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, en onder bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij Reclassering, behandeling bij de Waag en een contactverbod met aangeefster [slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Bij de beoordeling van het bewijsmateriaal binnen het kader van de tenlastelegging stelt het hof voorop dat verdachte, afgezien van het daarin bedoelde contact zoeken per e-mail en de Wordfeud uitnodiging(-en), stellig heeft ontkend dat zij de in de tenlastelegging geconcretiseerde gedragingen heeft begaan.
Vastgesteld moet worden dat aangeefster niet heeft verklaard op basis van welke feiten en omstandigheden zij verdachte aanwijst als degene die daarin de hand heeft gehad. Haar verklaring is op dit punt slechts aan te merken als op stellige vermoedens gebaseerde veronderstellingen of gissingen, die, hoewel niet onbegrijpelijk, zonder bevestiging in andere bewijsmiddelen onvoldoende zijn voor de voor bewezenverklaring vereiste overtuiging van het hof. Dergelijk steunbewijs ontbreekt echter.
Tegen de achtergrond dat het hof derhalve slechts bewijsbaar acht dat verdachte de in de tenlastelegging bedoelde twaalf e-mailberichten aan aangeefster heeft verzonden, alsmede haar tweemaal heeft uitgenodigd voor “Wordfeud”, overweegt het hof in verband met het in de tenlastelegging bedoelde “wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer” als volgt.
In het licht van de tussen medio oktober 2020 en 15 januari 2021 vaker voorkomende verbrekingen van de sinds december 2019 bestaande relatie tussen [slachtoffer] en [verdachte], welke breuken telkens kennelijk werden gevolgd door een verzoening en hen niet verhinderden op 22 december 2020 een huurovereenkomst voor een gezamenlijke woning aan te gaan, acht het hof begrijpelijk dat de verdachte zich niet heeft neergelegd bij de eenzijdige opzegging van dit patroon van verbreken en verzoenen door [slachtoffer] op 16 januari 2021. Weliswaar heeft [slachtoffer] nadien nimmer toegestemd in een nieuwe verzoening en dragen haar uitlatingen na 15 januari 2021 deels het karakter van overleg over praktische zaken rond de beëindiging van een relatie, maar evenzeer bevatten die uitlatingen vaak tegemoetkomingen aan de pogingen van [verdachte] om de communicatie buiten het kader van het regelen van praktische zaken te hervatten. A fortiori is er nog sprake van een bij [verdachte] bezorgd en van [slachtoffer] afkomstige ontbijtdoos op Valentijnsdag (14 februari 2021) en blijkt er in de week nadien nog intiem contact tussen beiden te hebben plaatsgevonden.
Tegen de achtergrond van deze ruim vier maanden durende situatie, waarin [slachtoffer] zich aanvankelijk meermalen met [verdachte] verzoende en later een allesbehalve eenduidig op definitieve verbreking van de relatie gerichte houding heeft aangenomen, kan aan de e-mail van 4 maart 2021, waarin [slachtoffer] uitdrukkelijk te kennen gaf met [verdachte] te breken niet de betekenis worden gehecht dat daarmee voor [verdachte] zonder meer duidelijk had moeten zijn dat zij zich van verdere pogingen om met [slachtoffer] in contact te blijven diende te onthouden. Ook aan de twee zogeheten “stopgesprekken” op 10 en 16 maart 2021, bij gelegenheid waarvan opsporingsambtenaren [verdachte] hebben bezocht om haar aan te sporen om geen contact meer met [verdachte] te zoeken, kan, als berustend op dezelfde afwegingen van [slachtoffer] als haar e-mail van 4 maart 2021, die betekenis niet worden toegekend. Daarbij komt dat [slachtoffer] tot na het einde van de in de tenlastelegging bedoelde periode niet heeft voldaan aan de verzoeken van [verdachte] tot afgifte van een sleutel van het voor gezamenlijke bewoning beoogde appartement in [woonplaats] en deze om niet door de bewijsmiddelen opgehelderde reden kennelijk onder zich heeft gehouden. Niet alleen lijkt [slachtoffer] hiermee de afwikkeling van de praktische zaken (waarvan de urgentie toch in de rede ligt) te hebben opgehouden, maar gaf zij [verdachte] aldus ook aanleiding om haar over die sleutel te blijven benaderen met alle kwade kansen van dien op het uit de hand lopen van het contact. Niet uitgesloten is dat daardoor bij [verdachte] de indruk is ontstaan dat [slachtoffer] ondanks haar mail van 4 maart 2021 toch niet wars was van de tenlastegelegde bejegening per e-mail.
Al met al heeft [slachtoffer] met haar gedragingen in onderling verband en samenhang beschouwd in de maanden direct voorafgaande aan de tenlastegelegde periode bijgedragen aan een situatie waarin naar het oordeel van het hof voor [verdachte] niet zonder meer duidelijk behoorde te zijn dat zij zich diende te onthouden van het mailverkeer zoals het hof dit op zichzelf voor bewezenverklaring vatbaar acht. Dat geldt niet voor de beide uitnodigingen via Wordfeud, waarvan de ongepastheid in de gegeven omstandigheden voor [verdachte] wel duidelijk had moeten zijn. Aan die benaderingen van [slachtoffer] op een en dezelfde dag ontbreekt naar het oordeel van het hof evenwel het stelselmatige karakter dat het aan verdachte gemaakte verwijt kenmerkt.
De slotsom van het hof luidt dat het door de bewijsmiddelen niet overtuigd is van het tenlastegelegde, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 756,36. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. H. Steenhuis en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2023.
mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.