ECLI:NL:GHDHA:2023:216

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
2200024422
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bedreiging van een Tweede Kamerlid en een voormalig topambtenaar met brandstichting en zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1992, is veroordeeld voor bedreiging van S.A.M. Kaag, een lid van de Tweede Kamer, en een voormalig topambtenaar. De bedreigingen vonden plaats op 5 januari 2022 en 26 oktober 2021, waarbij de verdachte onder andere met een brandende fakkel voor de woning van Kaag stond en bedreigende uitspraken deed. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat zijn gedragingen een ernstige bedreiging vormden voor de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, en er is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, bestaande uit een contact- en locatieverbod voor de duur van twee jaar. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving in overweging genomen, evenals de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is ook toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000244-22
Parketnummers: 09-004653-22 en 13-057998-21 (TUL)
Datum uitspraak: 13 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 19 januari 2022 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contact- en gebiedsverbod, voor de duur van 2 jaren opgelegd. Deze maatregel, op niet-naleving waarvan de in het vonnis genoemde vervangende hechtenis is gesteld, is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot is beslist omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging en de voorlopige hechtenis van de verdachte, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 januari 2022 te `s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, de partijleider/lid van de Tweede Kamer van de politieke partij D66 genaamd S.A.M. Kaag heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met openlijke geweldpleging tegen personen of goederen, door
- naar de woning van die Kaag te lopen en/of (daarbij)
- te zeggen: “wij hebben wel een hele bijzondere fakkel bij ons, dat ga ik jullie zo in beeld brengen” en/of “wauw [verdachte] wat is dat voor fakkel” en/of “speciaal voor deze dame die hier woont” en/of (vervolgens)
- met die brandende fakkel, althans dat brandend stuk hout voor de woning van die Kaag te gaan staan en/of (vervolgens) naar de voordeur van die woning te lopen en/of (vervolgens) daar te blijven staan en/of (daarbij) - te roepen en/of te zeggen: “NSB weg ermee” en/of “woont hier mevrouw Kaag” en/of “kunt u even komen” en/of “we willen even met u spreken” en/of “kijk mensen, vol in beeld” en/of “stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- deze gedragingen te filmen en/of hiervan (live) video beelden op een facebook / een internet account van “[A]” te plaatsen;
2.
hij, op of omstreeks 26 tot en met 27 oktober 2021, te `s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een persoon, genaamd [aangever], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te zeggen:
- “ Wij zijn van [A] en wij hebben gisteren beelden in handen gekregen dat er een pedofiel hier naar binnen liep. We willen jullie graag even waarschuwen wat voor leden jullie allemaal hebben. Is pedofilie bij jullie toegestaan”? en/of
- “[ aangever]” en/of
- “ Kunt u even contact opnemen met [A], want we zijn bezig om pedofielen een burger arrest te geven. En we willen ze eerst waarschuwen en dan kunnen ze nog inschikken. En anders zal de doodstraf volgen. Als ze doorgaan met het misbruiken van de jeugd”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
- deze gedragingen te filmen en/of hiervan video beelden op een twitter / internet van account “[A]” te plaatsen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen, met aftrek van voorarrest en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van – kort gezegd – een contact- en gebiedsverbod. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), voor de duur van 3 jaren wordt opgelegd, inhoudende – kort gezegd – een contact- en gebiedsverbod, waarbij dient te worden bepaald dat voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 3 weken, met een totale duur van maximaal 6 maanden. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat die bijzondere voorwaarden en die maatregel dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks5 januari 2022 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,eende partijleider/lid van de Tweede Kamer van de politieke partij D66, genaamd S.A.M. Kaag, heeft bedreigd met brandstichting
en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met openlijke geweldpleging tegen personen of goederen,door
- naar de woning van die Kaag te lopen en
/of (daarbij)
- te zeggen: “wij hebben wel een hele bijzondere fakkel bij ons, dat ga ik jullie zo in beeld brengen” en
/of“wauw [verdachte] wat is dat voor fakkel” en
/of“speciaal voor deze dame die hier woont” en
/of (vervolgens
)
- met die brandende fakkel
, althans dat brandend stuk houtvoor de woning van die Kaag te gaan staan en
/of (vervolgens)naar de voordeur van die woning te lopen en
/of (vervolgens
)daar te blijven staan en
/of (daarbij
)- te roepen
en/of te zeggen: “NSB weg ermee” en
/of“woont hier mevrouw Kaag” en
/of“kunt u even komen” en
/of“we willen even met u spreken” en
/of“kijk mensen, vol in beeld” en
/of“stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”, althans woorden van gelijke
aard en/ofstrekking en
/of
- deze gedragingen te filmen en
/ofhiervan
(live
)video beelden op een facebook
/ een internetaccount van “[A]” te plaatsen;
2.
hij,
op ofomstreeks 26 tot en met 27 oktober 2021, te
s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een persoon, genaamd [aangever], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door te zeggen:
- “ Wij zijn van [A] en wij hebben gisteren beelden in handen gekregen dat er een pedofiel hier naar binnen liep. We willen jullie graag even waarschuwen wat voor leden jullie allemaal hebben. Is pedofilie bij jullie toegestaan”? en
/of
- “[ aangever]” en
/of
- “ Kunt u even contact opnemen met [A], want we zijn bezig om pedofielen een burger arrest te geven. En we willen ze eerst waarschuwen en dan kunnen ze nog inschikken. En anders zal de doodstraf volgen. Als ze doorgaan met het misbruiken van de jeugd”
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
- deze gedragingen te filmen en
/ofhiervan videobeelden op een twitter
/ internet vanaccount
van“[A]” te plaatsen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte zich – overeenkomstig haar overgelegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu het tenlastegelegde handelen van de verdachte niet als een strafrechtelijke bedreiging kan worden gekwalificeerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad voor een veroordeling ter zake bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Feit 1
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat de verdachte zich op 5 januari 2022 rond 19:45 uur in bijzijn van meerdere personen, waaronder de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), bevond in de straat waar de aangeefster Kaag (hierna: Kaag), een landelijk bekend politica, woont. De verdachte droeg een grote brandende fakkel. Nadat hij een keer langs de woning van Kaag was gelopen, is hij voor de woning gaan staan en riep hij (onder meer) “NSB weg ermee”. Vervolgens is de verdachte met de fakkel in zijn hand naar de voordeur van de woning van Kaag gelopen. Daar heeft hij geprobeerd contact te maken met Kaag. Hij heeft onder meer geroepen: “Woont hier mevrouw Kaag?” en gezegd “ze staat daar gewoon”. De verdachte heeft bovendien geroepen “stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”. Dit alles is door de medeverdachte gefilmd en gelivestreamd op het Facebookaccount van [A]. De verdachte heeft op enig moment met de telefoon van de medeverdachte vanaf de straat de woning van Kaag in gefilmd. Diezelfde avond heeft Kaag aangifte gedaan van bedreiging, waarbij ze de verdachte de man met de fakkel noemt.
Het hof is van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, samen met zijn medeverdachte een dermate bedreigende situatie heeft gecreëerd dat bij Kaag in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het slachtoffer zou worden van brandstichting. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat een brandende fakkel, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, geschikt is om brand mee te stichten en dat de verdachte die fakkel zichtbaar en dichtbij de voordeur van de woning van Kaag heeft gehouden. Voorts is van belang dat Kaag op dat moment thuis was, de verdachte zich daarvan vergewiste en zich blijkens de gebruikte bewoordingen, die refereren aan oorlog en verraad, op indringende wijze direct tot haar richtte. Door de geuite, niet mis te verstane bewoordingen en de gedragingen van de verdachten kon bij Kaag de redelijke vrees voor brandstichting ontstaan.
Voornoemde gedragingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien dermate gericht op het doen ontstaan van bedoelde vrees, dat naar ’s hofs oordeel het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Feit 2
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit stelt het hof het volgende vast.
Op 26 oktober 2021 bevond de verdachte zich samen met de medeverdachte bij de ingang van [locatie] in Den Haag, waar hij tegen een medewerker van [locatie] de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen heeft gedaan. Een en ander is door de medeverdachte gefilmd en de beelden zijn op het Twitteraccount van [A] geplaatst. De aangever heeft kennis genomen van die beelden en hij heeft aangifte gedaan van bedreiging.
Gelet op de aard van de gedragingen van de verdachten, waarbij het hof de combinatie van de gebruikte woorden in ogenschouw neemt, en de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden, te weten: op een locatie waar de aangever kennelijk die dag ervoor nog was geweest, is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachten bij de aangever de redelijke vrees heeft kunnen doen ontstaan dat hij het leven zou verliezen.
Door het incident te laten filmen en het online (doen) plaatsen daarvan heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn uitlatingen terecht zouden komen bij degene op wie ze betrekking hadden en dat bij die persoon de hiervoor bedoelde vrees zou ontstaan.
De omstandigheid dat de aangever pas drie weken later aangifte heeft gedaan en uit het dossier niet precies kan worden vastgesteld wanneer hij kennis nam van de betreffende uitlatingen van de verdachte doet, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, niet af aan de strafbaarheid van het handelen van de verdachte. De aangever is, zoals is vereist voor een bewezenverklaring van artikel 285 Sr, op enig moment daadwerkelijk op de hoogte geraakt van de bedreiging.
Conclusie
Concluderend is het hof van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van bedreiging met brandstichting.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met een ander, op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van een Tweede Kamerlid en aan bedreiging van een voormalig topambtenaar. Dit soort feiten veroorzaakt niet alleen bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid – zoals ook volgt uit de slachtofferverklaring van Kaag -, maar ook in de samenleving als geheel. Dit geldt temeer wanneer het slachtoffer een landelijk bekend politica is. Wanneer zij haar publieke taak niet kan uitoefenen zonder aan bedreigingen zoals hier aan de orde te worden blootgesteld, kan dit een gevaar vormen voor het functioneren van de parlementaire democratie.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op de over de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 13 december 2022, opgemaakt door een psychiater en op hetgeen zij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard. De psychiater heeft in haar rapport geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een psychotische stoornis, te weten een schizo-affectieve stoornis en een, in remissie zijnde, stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. De verdachte vertoont gedesorganiseerd, emotioneel en cognitief instabiel gedrag, hetgeen zijn vermogen tot het nemen van weloverwogen besluiten en het tonen van weloverwogen gedrag ondermijnt. De psychotische stoornis was aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. De psychiater adviseert het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Volgens de psychiater is er sprake van een hoog risico op herhaling van vergelijkbaar delictgedrag. Met het oog op dit hoge recidiverisico en verdachtes psychische gezondheid en veiligheid acht de psychiater psychiatrische zorg nodig. Zij onderschrijft de aanvraag van de zorgmachtiging. Indien de zorgmachtiging ten tijde van de zitting in hoger beroep niet tot stand is gekomen en er geen sprake is van een gedwongen zorgkader, adviseert de psychiater om de verdachte, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, klinisch psychiatrisch te plaatsen om in kaart te brengen welke psychiatrische zorg noodzakelijk is en in welk kader dit het beste vorm kan krijgen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de psychiater nog toegelicht dat er in haar optiek geen noodzaak bestaat tot onmiddellijke klinische opname van de verdachte, maar dat er, ook vanuit verdachtes familie en de overige betrokken instanties, zorgen bestaan met betrekking tot het psychisch functioneren van de verdachte.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de conclusie van de psychiater met betrekking tot de stoornis en de toerekenbaarheid voor de tenlastegelegde feiten van de verdachte gedragen worden door het daaraan ten grondslag liggende onderzoek en bevindingen naar aanleiding daarvan. Het hof neemt deze conclusies dan ook over. De verdachte wordt derhalve in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 27 januari 2023. Hierin komt onder meer naar voren dat de reclassering de verdachte als een extremistisch complotdenker classificeert. Er is begeleiding vanuit de gemeentelijke persoonsgerichte aanpak van de gemeente Amsterdam, waarin de verdachte vanwege de onderhavige strafzaak is opgenomen. Het risico op gewelddadig extremisme wordt ingeschat als laag. Het algemene recidiverisico schat de reclassering in als gemiddeld. Er wordt geadviseerd om aan de verdachte, bij een bewezenverklaring, een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet, door het ontbreken van ontvankelijkheid voor een psychiatrische behandeling en een verplichte inname van medicatie, geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of verdachtes gedrag en opvattingen te beïnvloeden of te veranderen.
De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 30 januari 2023 nogmaals benadrukt dat een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, met een toezichthoudende functie voor de reclassering, niet wordt geadviseerd. De oplegging van een dergelijke straf kan juist averechts werken en de verdachte sterken in zijn denken dat er sprake is van een complot. Op die wijze vergroot het stellen van bijzondere voorwaarden de kans op recidive, aldus de reclasseringswerker.
Het hof heeft geconstateerd dat dit laatste ook in het (in het rapport van 27 januari 2023 aangehaalde) reclasseringsadvies van 12 augustus 2022 naar voren kwam:
(…)Betrokkene is (…) steeds meer moeite gaan krijgen met de opgelegde bijzondere voorwaarden die hem in zijn beleving ervan weerhouden om de wereld te redden. De spanningen en frustraties lopen merkbaar op bij betrokkene hetgeen hem strijdbaarder maakt en waardoor hij herhaaldelijk de grenzen opzoekt en zelfs overgaat waarmee ons inziens de kans op recidive toeneemt. (…)
Tot slot heeft de reclasseringswerker ter zitting verklaard dat de oplegging van een meldplicht ten behoeve van begeleiding op maatschappelijk gebied, mede gezien de betrokkenheid van de gemeente Amsterdam, geen enkele toegevoegde waarde heeft.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De duur van die straf is mede ingegeven doordat één van de bedreigingen is geuit tegen een lid van de Tweede Kamer, die in de avonduren bij haar eigen woning door de verdachte en zijn medeverdachte is opgezocht met een brandende fakkel. Ook zijn de bewezenverklaarde bedreigingen via video vastgelegd en vervolgens voor het publiek kenbaar gemaakt via internet; hetgeen ook strafverzwarend is.
Het hof stelt vast dat er zorgen zijn met betrekking tot de psychische gesteldheid van de verdachte. Er is inmiddels een aanvraag gedaan voor een zorgmachtiging, waarop naar verwachting in maart 2023 een beslissing zal volgen. Daarnaast neemt de verdachte deel aan de persoonsgerichte aanpak van de gemeente Amsterdam. De reclassering acht deze inbedding van de verdachte voldoende en ziet geen enkele mogelijkheid voor verdere begeleiding van de verdachte. Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden kan in optiek van de reclassering zelfs recidive verhogend werken.
Het hof acht het, in het bijzonder gelet op het hiervoor besproken advies van de reclassering en mede bezien de ernst van de feiten, het tijdsverloop sinds het plegen van de bewezenverklaarde feiten en de door de verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis, daarbij niet passend om ook nog een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, bijvoorbeeld een kortdurende klinische opname zoals geadviseerd door de psychiater, op te leggen. Het hof merkt daarbij nog op dat er een aanvraag tot een zorgmachtiging loopt. Dit betreft een traject, dat los staat van het strafrecht, waarin de noodzaak voor psychische zorg voor de verdachte bezien wordt.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt. Het hof komt tot een lagere straf dan door de politierechter is opgelegd, nu het hof de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekent.
Verder ziet het hof ter voorkoming van strafbare feiten aanleiding om een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, in de vorm van een gebieds- en contactverbod, zoals bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. Het hof beoogt hiermee te voorkomen dat de verdachte nog op enigerlei wijze contact zal opnemen met de medeverdachte, de slachtoffers en de huidige kabinetsleden, ook omdat de verdachte volgens het rapport van de psychiater primair wordt gedreven door zijn religieus en politiek geradicaliseerde overtuigingen en in oktober 2022 nog sprake was van overtreding door de verdachte van het gestelde contactverbod.
Het hof houdt er rekening mee dat de verdachte het in eerste aanleg aan hem opgelegde, en dadelijk uitvoerbaar verklaarde, contactverbod en het aan hem, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, opgelegde gebieds- en contactverbod meermalen heeft overtreden. Daarnaast is er blijkens de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage sprake van een hoog risico op vergelijkbaar delictgedrag. Gelet hierop is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend gedraagt jegens een bepaald persoon of bepaalde personen. Daarom zal het hof bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2021, gewezen onder parketnummer
13-057998-21, is de verdachte veroordeeld tot geldboete ter hoogte van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis, met bevel dat die geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van één jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde geldboete - gevorderd dat de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is in beginsel gegrond.
Het hof zal – mede gelet op het feit dat de proeftijd inmiddels is verstreken, zodat niet kan worden overgegaan tot verlenging daarvan – de vordering dan ook toewijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 38v, 38w, 47, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren:
- zich niet zal ophouden in het navolgende gebied:
o [adres 1];
o [adres 2].
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
o [medeverdachte];
o [aangever];
o leden van het kabinet-Rutte IV (ministers en staatssecretarissen).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een
maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2021, gewezen onder parketnummer 13-057998-21, te weten van:
een geldboetevan
€ 250,- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Heft op het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid,zoals genoemd in het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree,
mr. E.C. van Veen en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 februari 2023.
mr. L.C. van Walree is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.