[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contact- en gebiedsverbod, voor de duur van 2 jaren opgelegd. Deze maatregel, op niet-naleving waarvan de in het vonnis genoemde vervangende hechtenis is gesteld, is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot is beslist omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging en de voorlopige hechtenis van de verdachte, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 januari 2022 te `s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, de partijleider/lid van de Tweede Kamer van de politieke partij D66 genaamd S.A.M. Kaag heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met openlijke geweldpleging tegen personen of goederen, door
- naar de woning van die Kaag te lopen en/of (daarbij)
- te zeggen: “wij hebben wel een hele bijzondere fakkel bij ons, dat ga ik jullie zo in beeld brengen” en/of “wauw [verdachte] wat is dat voor fakkel” en/of “speciaal voor deze dame die hier woont” en/of (vervolgens)
- met die brandende fakkel, althans dat brandend stuk hout voor de woning van die Kaag te gaan staan en/of (vervolgens) naar de voordeur van die woning te lopen en/of (vervolgens) daar te blijven staan en/of (daarbij) - te roepen en/of te zeggen: “NSB weg ermee” en/of “woont hier mevrouw Kaag” en/of “kunt u even komen” en/of “we willen even met u spreken” en/of “kijk mensen, vol in beeld” en/of “stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- deze gedragingen te filmen en/of hiervan (live) video beelden op een facebook / een internet account van “[A]” te plaatsen;
2.
hij, op of omstreeks 26 tot en met 27 oktober 2021, te `s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een persoon, genaamd [aangever], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te zeggen:
- “ Wij zijn van [A] en wij hebben gisteren beelden in handen gekregen dat er een pedofiel hier naar binnen liep. We willen jullie graag even waarschuwen wat voor leden jullie allemaal hebben. Is pedofilie bij jullie toegestaan”? en/of
- “ Kunt u even contact opnemen met [A], want we zijn bezig om pedofielen een burger arrest te geven. En we willen ze eerst waarschuwen en dan kunnen ze nog inschikken. En anders zal de doodstraf volgen. Als ze doorgaan met het misbruiken van de jeugd”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
- deze gedragingen te filmen en/of hiervan video beelden op een twitter / internet van account “[A]” te plaatsen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen, met aftrek van voorarrest en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van – kort gezegd – een contact- en gebiedsverbod. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), voor de duur van 3 jaren wordt opgelegd, inhoudende – kort gezegd – een contact- en gebiedsverbod, waarbij dient te worden bepaald dat voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 3 weken, met een totale duur van maximaal 6 maanden. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat die bijzondere voorwaarden en die maatregel dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks5 januari 2022 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,eende partijleider/lid van de Tweede Kamer van de politieke partij D66, genaamd S.A.M. Kaag, heeft bedreigd met brandstichting
en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met openlijke geweldpleging tegen personen of goederen,door
- naar de woning van die Kaag te lopen en
/of (daarbij)
- te zeggen: “wij hebben wel een hele bijzondere fakkel bij ons, dat ga ik jullie zo in beeld brengen” en
/of“wauw [verdachte] wat is dat voor fakkel” en
/of“speciaal voor deze dame die hier woont” en
/of (vervolgens
)
- met die brandende fakkel
, althans dat brandend stuk houtvoor de woning van die Kaag te gaan staan en
/of (vervolgens)naar de voordeur van die woning te lopen en
/of (vervolgens
)daar te blijven staan en
/of (daarbij
)- te roepen
en/of te zeggen: “NSB weg ermee” en
/of“woont hier mevrouw Kaag” en
/of“kunt u even komen” en
/of“we willen even met u spreken” en
/of“kijk mensen, vol in beeld” en
/of“stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”, althans woorden van gelijke
aard en/ofstrekking en
/of
- deze gedragingen te filmen en
/ofhiervan
(live
)video beelden op een facebook
/ een internetaccount van “[A]” te plaatsen;
2.
hij,
op ofomstreeks 26 tot en met 27 oktober 2021, te
’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een persoon, genaamd [aangever], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door te zeggen:
- “ Wij zijn van [A] en wij hebben gisteren beelden in handen gekregen dat er een pedofiel hier naar binnen liep. We willen jullie graag even waarschuwen wat voor leden jullie allemaal hebben. Is pedofilie bij jullie toegestaan”? en
/of
- “ Kunt u even contact opnemen met [A], want we zijn bezig om pedofielen een burger arrest te geven. En we willen ze eerst waarschuwen en dan kunnen ze nog inschikken. En anders zal de doodstraf volgen. Als ze doorgaan met het misbruiken van de jeugd”
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
- deze gedragingen te filmen en
/ofhiervan videobeelden op een twitter
/ internet vanaccount
van“[A]” te plaatsen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte zich – overeenkomstig haar overgelegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu het tenlastegelegde handelen van de verdachte niet als een strafrechtelijke bedreiging kan worden gekwalificeerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad voor een veroordeling ter zake bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Feit 1
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat de verdachte zich op 5 januari 2022 rond 19:45 uur in bijzijn van meerdere personen, waaronder de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), bevond in de straat waar de aangeefster Kaag (hierna: Kaag), een landelijk bekend politica, woont. De verdachte droeg een grote brandende fakkel. Nadat hij een keer langs de woning van Kaag was gelopen, is hij voor de woning gaan staan en riep hij (onder meer) “NSB weg ermee”. Vervolgens is de verdachte met de fakkel in zijn hand naar de voordeur van de woning van Kaag gelopen. Daar heeft hij geprobeerd contact te maken met Kaag. Hij heeft onder meer geroepen: “Woont hier mevrouw Kaag?” en gezegd “ze staat daar gewoon”. De verdachte heeft bovendien geroepen “stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”. Dit alles is door de medeverdachte gefilmd en gelivestreamd op het Facebookaccount van [A]. De verdachte heeft op enig moment met de telefoon van de medeverdachte vanaf de straat de woning van Kaag in gefilmd. Diezelfde avond heeft Kaag aangifte gedaan van bedreiging, waarbij ze de verdachte de man met de fakkel noemt.
Het hof is van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, samen met zijn medeverdachte een dermate bedreigende situatie heeft gecreëerd dat bij Kaag in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het slachtoffer zou worden van brandstichting. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat een brandende fakkel, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, geschikt is om brand mee te stichten en dat de verdachte die fakkel zichtbaar en dichtbij de voordeur van de woning van Kaag heeft gehouden. Voorts is van belang dat Kaag op dat moment thuis was, de verdachte zich daarvan vergewiste en zich blijkens de gebruikte bewoordingen, die refereren aan oorlog en verraad, op indringende wijze direct tot haar richtte. Door de geuite, niet mis te verstane bewoordingen en de gedragingen van de verdachten kon bij Kaag de redelijke vrees voor brandstichting ontstaan.
Voornoemde gedragingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien dermate gericht op het doen ontstaan van bedoelde vrees, dat naar ’s hofs oordeel het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Feit 2
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit stelt het hof het volgende vast.
Op 26 oktober 2021 bevond de verdachte zich samen met de medeverdachte bij de ingang van [locatie] in Den Haag, waar hij tegen een medewerker van [locatie] de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen heeft gedaan. Een en ander is door de medeverdachte gefilmd en de beelden zijn op het Twitteraccount van [A] geplaatst. De aangever heeft kennis genomen van die beelden en hij heeft aangifte gedaan van bedreiging.
Gelet op de aard van de gedragingen van de verdachten, waarbij het hof de combinatie van de gebruikte woorden in ogenschouw neemt, en de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden, te weten: op een locatie waar de aangever kennelijk die dag ervoor nog was geweest, is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachten bij de aangever de redelijke vrees heeft kunnen doen ontstaan dat hij het leven zou verliezen.
Door het incident te laten filmen en het online (doen) plaatsen daarvan heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn uitlatingen terecht zouden komen bij degene op wie ze betrekking hadden en dat bij die persoon de hiervoor bedoelde vrees zou ontstaan.
De omstandigheid dat de aangever pas drie weken later aangifte heeft gedaan en uit het dossier niet precies kan worden vastgesteld wanneer hij kennis nam van de betreffende uitlatingen van de verdachte doet, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, niet af aan de strafbaarheid van het handelen van de verdachte. De aangever is, zoals is vereist voor een bewezenverklaring van artikel 285 Sr, op enig moment daadwerkelijk op de hoogte geraakt van de bedreiging.
Conclusie
Concluderend is het hof van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: