ECLI:NL:GHDHA:2023:2147

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
200.318.241/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst wegens geluidsoverlast en bedreiging door huurder

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellant], de huurder, en ZVO, de verhuurster, vanwege jarenlange geluidsoverlast en bedreiging van buren. ZVO heeft de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] gedagvaard om de woning te ontruimen. De kantonrechter heeft ZVO in het gelijk gesteld, waarbij hij oordeelde dat [appellant] tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder. Het hof bevestigt deze uitspraak in hoger beroep.

De procedure begon met een dagvaarding op 6 oktober 2022, waarin [appellant] in hoger beroep ging tegen het vonnis van de kantonrechter van 8 juli 2022. De kantonrechter had geoordeeld dat [appellant] zich niet als goed huurder had gedragen door geluidsoverlast te veroorzaken en zijn buren te bedreigen. Het hof heeft de feiten en het procesverloop in hoger beroep beoordeeld, waarbij het de eerdere oordelen van de kantonrechter bevestigde.

Het hof concludeert dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de geluidsoverlast niet uit zijn woning kwam en dat de bedreigingen niet door hem zijn geuit. De grieven van [appellant] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.318.241/01
Zaaknummer rechtbank : 9150539/ CV EXPL 21-13233
Arrest van 31 oktober 2023
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.J.C.R. Romet, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
11.10 ZVO C.V.,
gevestigd in Amsterdam,
verweerster,
advocaat: mr. R.W. Nederveen, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof noemt partijen hierna [appellant] en ZVO.

1.De zaak in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de tussen [appellant] (als huurder) en ZVO (als verhuurster) gesloten huurovereenkomst moet worden ontbonden. ZVO vindt van wel, omdat volgens haar sprake is van jarenlange geluidsoverlast en bedreiging van naaste buren. [appellant] vindt van niet. Hij ontkent dat hij degene is die geluidsoverlast heeft veroorzaakt, en ook dat hij zijn buren heeft bedreigd.
1.2
De kantonrechter heeft ZVO in het gelijk gesteld. Hij heeft geoordeeld dat [appellant] tekort is geschoten in zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen. Het hof is het daarmee eens.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 oktober 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2022;
  • de memorie van grieven van [appellant];
  • het arrest van dit hof van 20 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de memorie van antwoord van ZVO, met bijlagen;
  • de memorie van repliek van [appellant], met bijlagen;
  • de memorie van dupliek van ZVO.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
In 2014 heeft een rechtsvoorganger van ZVO (als verhuurder) een huurovereenkomst gesloten met [appellant] (als huurder). De huurovereenkomst heeft betrekking op de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
3.2
Op de huurovereenkomst zijn de “algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte” van toepassing. Hierin staat onder meer:
Bescherming woonklimaat
(…)
13.4
Huurder zal omwonenden of huurders van hetzelfde gebouw of complex geen hinder of last bezorgen en er voor zorgdragen dat de bij hem met zijn goedvinden aanwezige derden alsmede zijn of hun bezoekers dit evenmin doen.
(…)
13.6
Huurder zal zich gedragen en het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
3.3
Direct naast de woning, op nummer [nummer], woont de familie [naam]. De familie [naam] woont daar sinds september 2017. De woonkamers van de woningen bevinden zich aan weerszijden van een gemeenschappelijke muur. Deze kamers grenzen dus aan elkaar. De familie [naam] heeft vaak geklaagd over geluidsoverlast, komende vanuit de woning van [appellant]. De familie [naam] heeft zich zowel bij de verhuurder als de politie hierover beklaagd. De klachten betreffen met name het afspelen van harde muziek in de avond en nacht. De familie [naam] heeft een groot aantal opnames gemaakt van dit geluid.
3.4
In de periode van april 2014 tot aan de dagvaarding hebben ZVO en haar rechtsvoorgangers verschillende brieven naar [appellant] gestuurd waarin staat dat omwonenden over [appellant] hebben geklaagd, en dat de klachten onder meer betreffen het veroorzaken van geluidsoverlast tot diep in de nacht door het afspelen van harde muziek.
3.5
In mei 2020 heeft de familie [naam] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd door [appellant]. De familie [naam] heeft een geluidsopname gemaakt van de bedreiging.
3.6
Bij brief van 16 februari 2021 heeft ZVO [appellant] bericht dat zij sinds 1 oktober 2020 eigenaresse is van de woning, dat zij vernomen heeft dat er al sinds de aanvang van zijn bewoning in 2014 klachten over [appellant] worden geuit, en dat daarom een gerechtelijke procedure wordt opgestart waarin ontbinding van de huurovereenkomst wordt gevorderd. ZVO heeft [appellant] te kennen gegeven dat hij deze procedure kan voorkomen door de huurovereenkomst op te zeggen. [appellant] heeft dat niet gedaan.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
ZVO heeft [appellant] gedagvaard en gevorderd dat de huurovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden en dat [appellant] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning op straffe van een dwangsom. ZVO heeft daarnaast gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de huurprijs tot aan de dag van de ontruiming, en de kosten van de procedure bij de kantonrechter.
4.2
ZVO heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] zich niet als goed huurder heeft gedragen door jarenlang geluidsoverlast te veroorzaken en zijn naaste buren te bedreigen. Dit rechtvaardigt, volgens ZVO, ontbinding van de huurovereenkomst. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft ZVO onder meer een groot aantal (geluids-) opnames overgelegd.
4.3
[appellant] heeft betwist dat hij geluidsoverlast heeft veroorzaakt en dat hij zijn buren heeft bedreigd.
4.4
De kantonrechter heeft op 18 februari 2022 een tussenvonnis gewezen. Daarin is overwogen dat ervan uit moet worden gegaan dat [appellant] degene is die op een door ZVO overgelegd geluidsfragment bedreigingen uit en dat die bedreigingen zijn gericht aan de familie [naam]. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis vastgesteld dat [appellant] in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij de in de aangifte omschreven bedreigingen niet heeft geuit, maar op dat moment nog geen gevolg verbonden aan deze schending van artikel 21 Rv. Verder heeft de kantonrechter in het tussenvonnis bepaald dat – in verband met de gestelde geluidsoverlast – een zitting wordt gehouden in de woning van [appellant], in het bijzijn van een deskundige. Op die zitting hebben akoestisch adviseurs geluidsmetingen verricht in de woning van de familie [naam]. Daarna heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat is komen vast te staan dat [appellant] ontoelaatbare en structurele geluidsoverlast heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft dat (blijkens r.o. 2.5) onder meer gebaseerd op zijn eigen constateringen in de woning van [appellant], de mededelingen van de deskundige en de grote hoeveelheid geluids- en beeldfragmenten van de familie [naam]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant], door het veroorzaken van geluidsoverlast en door de bedreigingen, tekort is geschoten in de nakoming van de verplichting om zich als goed huurder te gedragen en heeft de vorderingen van ZVO toegewezen. [appellant] diende de woning toen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag.
4.5
Op 4 oktober 2022 is de woning door een deurwaarder ontruimd.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. Volgens hem staat niet vast dat de muziek, waarover omwonenden hebben geklaagd, uit zijn woning kwam en heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat ZVO is geslaagd in het leveren van bewijs daarvan. Hetzelfde geldt, volgens hem, voor de vermeende bedreiging in mei 2020. Niet vaststaat dat hij degene is die op de betreffende geluidsopname is te horen, aldus [appellant]. Daarnaast heeft de kantonrechter, volgens [appellant], ten onrechte de door hem overgelegde schriftelijke verklaringen van andere buren niet in de beoordeling betrokken. Verder heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. [appellant] wil dat het hof de vorderingen van ZVO alsnog afwijst en ZVO veroordeelt om de woning, of een vergelijkbare woning, aan hem ter beschikking te stellen. Daarnaast wil [appellant] dat het hof voor recht verklaart dat ZVO aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door het ontruimen van de woning. Tot slot wil [appellant] dat het hof ZVO veroordeelt in de proceskosten.

6.Beoordeling in hoger beroep

Omvang hoger beroep

6.1
In een civiele procedure kan de gedaagde partij een tegeneis (eis in reconventie) instellen (artikel 136 Rv). Dat kan echter niet, zoals [appellant] heeft gedaan, voor het eerst in hoger beroep (artikel 353 lid 1 Rv). De omvang van het hoger beroep beperkt zich dus tot de vorderingen van ZVO. De vordering van [appellant] om ZVO te veroordelen om de woning, of een vergelijkbare woning, aan hem ter beschikking te stellen en de vordering dat voor recht wordt verklaard dat ZVO aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden, kunnen in deze procedure daarom niet aan de orde komen.
Tekortkoming
6.2
[appellant] is als huurder verplicht om zich als goed huurder te gedragen. Die verplichting volgt uit de algemene bepalingen die op de huurovereenkomst van toepassing zijn (hiervoor opgenomen onder 3.2) en uit de wet (artikel 7:213 BW). Deze verplichting omvat de verplichting om geen geluidsoverlast te veroorzaken. Als een huurder structureel ernstige overlast veroorzaakt, schiet hij tekort in de nakoming van zijn verplichtingen. De huurovereenkomst kan dan worden ontbonden, tenzij de tekortkoming, gezien de bijzondere aard of geringe betekenis daarvan, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW).
6.3
[appellant] heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is geweest van geluidsoverlast en dat deze geluidsoverlast ontoelaatbaar en structureel was. [appellant] betwist in hoger beroep slechts dat hij degene is die geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Volgens hem kan uit de geluidsopnames niet worden afgeleid dat het geluid afkomstig is uit zijn woning en kan het ook afkomstig zijn uit een andere woning.
6.4
Tegenover deze betwisting staat het volgende. ZVO en haar rechtsvoorgangers hebben [appellant] in 2014, 2016, 2018, 2019 en 2021 aangeschreven omdat omwonenden hadden geklaagd over geluidsoverlast afkomstig uit zijn woning. Daarnaast is meerdere keren bij de politie melding gemaakt van geluidsoverlast vanuit de woning van [appellant]. De politie is naar aanleiding daarvan ook ter plaatse geweest. De klachten en meldingen zijn niet alleen afkomstig van de familie [naam]; ook de vorige bewoners van de woning van de familie [naam] klaagden over geluidsoverlast afkomstig uit de woning van [appellant]. De klachten gingen met name over het afspelen van harde muziek in de avond en nacht. [appellant] heeft een
surround soundsysteem. Tijdens de mondelinge behandeling die plaatsvond in de woning van [appellant] heeft de kantonrechter geconstateerd dat één van de speakers van het
surround soundsysteem gemonteerd was aan de muur die de woningen van [appellant] en de familie [naam] van elkaar scheidt. Na het vertrek van [appellant] uit de woning is de geluidsoverlast gestopt, zo heeft ZVO onweersproken aangevoerd. Dat [appellant] degene is die de geluidsoverlast heeft veroorzaakt, is in het licht van dit alles onvoldoende gemotiveerd door hem betwist. De enkele ontkenning daarvan dan wel de suggestie dat mogelijk andere buren de geluidsoverlast zouden veroorzaken is zonder nadere toelichting of onderbouwing niet voldoende. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat [appellant] degene is die de geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Aan bewijslevering komt het hof, bij die stand van zaken, niet toe.
6.5
Dat de bewoners van naast- en bovengelegen woningen schriftelijk hebben verklaard geen (geluids)overlast van [appellant] te ervaren, maakt het oordeel van het hof niet anders. Dat wil namelijk niet zeggen dat [appellant] niet degene is die geluidsoverlast heeft veroorzaakt. De betreffende omwonenden hebben immers niet verklaard dat zij nooit (harde) muziek hebben gehoord vanuit de woning [appellant]. En als het al zo zou zijn dat zij nooit iets hebben gehoord, wil dat nog niet zeggen dat [appellant] niet degene is die de op de geluidsopnames hoorbare muziek afspeelde. De woningen van deze omwonenden bevinden zich, anders dan de woning van de familie [naam], niet direct naast de muur waaraan een speaker was bevestigd. Het kan zijn dat zij daardoor niets, of minder dan de familie [naam], hebben gehoord. Ook kunnen er andere redenen zijn waarom zij niets hebben gehoord.
6.6
De grieven tegen de vaststelling dat [appellant] degene is die geluidsoverlast heeft veroorzaakt slagen dus niet.
6.7
Voor wat betreft de grief tegen de vaststelling in het tussenvonnis van 18 februari 2022 dat [appellant] degene is die de familie [naam] heeft bedreigd, merkt het hof het volgende op.
6.8
ZVO heeft aangevoerd dat geen hoger beroep is ingesteld tegen het tussenvonnis. Als echter, zoals in dit geval, in de dagvaarding in hoger beroep niet tevens vernietiging is gevorderd van een (aan het eindvonnis voorafgegaan) tussenvonnis, mogen bij de nadere omlijning van het hoger beroep niettemin grieven worden gericht tegen beslissingen in dat tussenvonnis. De omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep wordt immers niet alleen bepaald door de dagvaarding in hoger beroep, maar ook door de (memorie van) grieven. Anders dan ZVO meent, strekt het hoger beroep van [appellant] zich dus ook uit tot het tussenvonnis van 18 februari 2022. Met de kantonrechter is het hof echter van oordeel dat alleen al de door [appellant] veroorzaakte geluidsoverlast ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De grief betreffende de bedreiging behoeft daarom geen bespreking.
Tenzij-bepaling
6.9
Volgens [appellant] heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval is gerechtvaardigd, gezien de betrokken belangen. [appellant] doet hiermee een beroep op de tenzij-bepaling uit artikel 6:265 lid 1 BW (hiervoor weergegeven onder 6.2). Het hof stelt voorop dat het op de weg van de huurder ligt om omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) die een beroep op de tenzij-bepaling kunnen ondersteunen. Dergelijke omstandigheden zijn onvoldoende door [appellant] gesteld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de omstandigheid dat ZVO niet eerder heeft ingegrepen in het voordeel van [appellant] moet uitpakken. Dat de tekortkoming niet van voldoende gewicht is om de ontbinding te rechtvaardigen, is het hof ook anderszins niet gebleken. Ook deze grief slaagt dus niet.
Conclusie en proceskosten
6.1
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Het hof zal het vonnis daarom bekrachtigen en [appellant], als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2022;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de kant van ZVO tot op heden begroot op € 343,- aan griffierecht, € 3.549,- aan salaris advocaat (3 punten x tarief II) en € 173,- aan nasalaris, vermeerderd, als het arrest na het uitblijven van betaling wordt betekend, met € 90,- en de kosten van betekening.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. Biemond, A.E.A.M. van Waesberghe en M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023 in aanwezigheid van de griffier.