ECLI:NL:GHDHA:2023:2141
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- P.J.J. Vonk
- H.A.J. Kroon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van recreatiewoning en de vaststelling door de Heffingsambtenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde WOZ-waarde van een recreatiewoning. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen aan [adres 1] in [woonplaats], vastgesteld op € 300.000 per 1 januari 2019. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslagen, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard door de Heffingsambtenaar. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die de uitspraak van de Heffingsambtenaar heeft bevestigd. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2023 is de zaak besproken. De belanghebbende voerde aan dat de vastgestelde waarde te hoog was en stelde een lagere waarde van € 168.000 voor. De Heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde en stelde dat deze op goede gronden was bepaald, onder andere door gebruik te maken van vergelijkingsobjecten en een taxatieverslag. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de waarde van de woning correct was vastgesteld, waarbij rekening was gehouden met de ligging en de bereikbaarheid van de woning.
De uitspraak benadrukt het belang van de methodiek die de Heffingsambtenaar hanteert bij het vaststellen van de WOZ-waarde, waarbij de waarde wordt bepaald aan de hand van vergelijkbare woningen en marktgegevens. Het Hof concludeerde dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om tot een andere beslissing te komen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.