Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellante] ,
1.[verweerster] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 14 december 2021, waarmee [appellante] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kortgedingrechter in de rechtbank Den Haag van 25 november 2021;
- het arrest van dit hof van 15 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 april 2022;
- de memorie van grieven tevens incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad en eisvermeerdering van [appellante] c.s., met bijlagen;
- de conclusie van antwoord in de incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad tevens conclusie van antwoord in de eisvermeerdering;
- de memorie van antwoord van [verweerster] c.s., met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
- in het incident: schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis totdat er eindarrest is gewezen;
- in de hoofdzaak: afwijzing van de vorderingen van [verweerster] c.s. en toewijzing van haar eigen vorderingen. [appellante] c.s. heeft haar eis vermeerderd en vordert daarnaast (een verklaring voor recht) dat [verweerster] c.s. onmiddellijk stopt met conflictgedrag op straffe van een dwangsom en dat [verweerster] c.s. voordat zich een mogelijk conflict zal voordoen eerst in overleg zal treden en constructief zal meewerken aan een oplossing in het bijzijn van een mediator alvorens [verweerster] c.s. haar rechtsbijstandsverzekering zal aanwenden. Ook vordert zij (een verklaring voor recht) dat vóór de mede-eigenaar van de mandelige zaak begint met het aanbrengen van het werk, deskundigen zullen vaststellen op welke wijze dit kan geschieden zonder nadeel voor de mandelige schutting of voor bevoegd aangebrachte werken. Ten slotte vordert [appellante] c.s. dat [verweerster] c.s. (naar het hof begrijpt:) wordt bevolen te dulden dat het stuk muur dat boven de schutting uitsteekt afgewerkt zal gaan worden door [appellante] c.s. zonder inmenging van [verweerster] c.s.
6.Beoordeling in hoger beroep
Incident
“de partijen bekende buitenmuur aan de zijde van de uitbouw”in de vaststellingsovereenkomst wordt gedoeld op de gehele muur. [appellante] c.s. heeft aangevoerd dat het proces-verbaal niet expliciet voorschrijft welk stuk muur afgewerkt moet worden maar dat partijen daar zelf invulling aan hadden kunnen geven door samen in overleg te gaan. Bovendien was er geen twijfel over welk stuk muur moest worden afgewerkt omdat het verzoek tot afwerking uitsluitend van de zijde van [appellante] c.s. kwam. [verweerster] c.s. heeft zelf geen enkele hinder of zelfs maar zicht op de onafgewerkte buitenmuur. Een wens tot afwerking van de gehele buitenmuur van de zijde van [appellante] c.s. zou hoogst onlogisch zijn omdat: