ECLI:NL:GHDHA:2023:2138

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.328.324/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis en de relatieve bevoegdheid van het gerechtshof

In deze zaak verzoekt Marbale Universal Corp. om verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis in Nederland. Het gerechtshof Den Haag heeft op 7 november 2023 geoordeeld dat het niet relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat er geen executeerbare vermogensbestanddelen in het ressort Den Haag aanwezig zijn. Marbale had een arbitrageprocedure aangespannen tegen [verweerder] bij het London Court of International Arbitration, die resulteerde in een bindend arbitraal vonnis. Aangezien [verweerder] geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen dit vonnis en niet vrijwillig heeft voldaan aan zijn verplichtingen, verzoekt Marbale om de tenuitvoerlegging in Nederland. Het hof heeft echter vastgesteld dat de relevante vermogensbestanddelen zich in Amsterdam bevinden, waardoor het gerechtshof Amsterdam de juiste instantie is om het verzoek te behandelen. Het hof heeft de zaak dan ook doorverwezen naar het gerechtshof Amsterdam, waarbij het de griffier heeft opgedragen om een afschrift van de beschikking te verzenden. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.328.324/01
Beschikking van 7 november 2023
in de zaak van
Marbale Universal Corp.,
gevestigd in Road Town, Tortola, British Virgin Islands,
verzoekster,
advocaat: mr. R.W. de Pater, kantoorhoudend in Breda,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats],
verweerder,
advocaat: mrs. R. de Bree en J.P. Bakker, kantoorhoudend in Den Haag.
Het gerechtshof zal partijen hierna Marbale en [verweerder] noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Marbale verzoekt verlof om een tussen haar en [verweerder] gewezen buitenlands arbitraal vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen.
1.2
Het gerechtshof Den Haag is niet bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam.

2.Het procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 31 mei 2023 ter griffie van het gerechtshof ingekomen verzoekschrift van Marbale, met bijlagen;
  • de brief van mr. De Pater van 5 september 2023, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van het verhoor als bedoeld in artikel 987 Rv gehouden op 25 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • het e-mailbericht van de griffier van het gerechtshof van 10 oktober 2023 aan mr. De Pater en mr. De Bree;
  • het e-mailbericht van mr. De Pater van 16 oktober 2023 aan de griffier van het gerechtshof;
  • het e-mailbericht van mr. De Bree van 17 oktober 2023 aan de griffier van het gerechtshof.
2.2
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De feitelijke achtergrond

3.1
Marbale heeft tegen [verweerder] en anderen een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt bij het London Court of International Arbitration te Engeland. De procedure is bekend onder no. 204595. Een
Deed of Guarantee and Indemnityvan 7 februari 2017 gesloten tussen Marbale en onder meer [verweerder] voorziet in artikel 18.1 onder andere in arbitrage volgens het reglement van het London Court of International Arbitration en bepaalt dat de plaats van arbitrage Londen (Engeland) is.
3.2
De arbitrageprocedure heeft geleid tot een
final awardvan 16 december 2022 (hierna: het arbitrale vonnis). Het arbitrale vonnis houdt kort gezegd in dat [verweerder] is gehouden te voldoen aan zijn garantieverplichting neergelegd in de
Deed of Guarantee and Indemnity.
3.3
Tegen het arbitrale vonnis staat geen rechtsmiddel (meer) open. Het arbitrale vonnis is bindend voor partijen. [verweerder] heeft geen vernietiging van het arbitrale vonnis gevorderd.
3.4
[verweerder] heeft niet vrijwillig aan het arbitrale vonnis voldaan.

4.Het verzoek en het verweer

4.1
Marbale verzoekt het gerechtshof om haar bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis in Nederland, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van deze procedure. Marbale baseert haar verzoek op artikel 1075 Rv in verbinding met artikel III van het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (het Verdrag van New York, hierna ook: het Verdrag).
4.2
[verweerder] verzoekt het hof Marbale in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek van Marbale af te wijzen. [verweerder] voert daartoe aan dat het arbitrale vonnis in strijd is met het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor en dat het verzoek van Marbale daarmee afstuit op de openbare orde.

5.De bevoegdheid van het gerechtshof

Absolute bevoegdheid en toepasselijke bepalingen

5.1
Op dit verzoek is het Verdrag van toepassing, nu zowel Nederland als Engeland daarbij partij is. Op grond van artikel 1075 lid 2 Rv is het gerechtshof absoluut bevoegd om kennis te nemen van het verzoek en zijn de artikelen 985-991 Rv van overeenkomstige toepassing, voor zover het Verdrag geen afwijkende voorzieningen inhoudt. Artikel 1075 lid 3 Rv verklaart de artikelen 261-291 Rv van toepassing, voor zover niet anders is bepaald in het tweede lid.
Relatieve bevoegdheid
5.2
Volgens artikel 985, laatste volzin, Rv in verbinding met artikel 1075 lid 2 Rv is tot de kennisneming van het verzoek bevoegd het gerechtshof van het ressort waar de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft en die van het ressort waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd. Op grond van artikel 270 lid 1 Rv in verbinding met artikel 1075 lid 3 Rv geldt als hoofdregel dat de rechter zijn relatieve bevoegdheid in verzoekschriftzaken als deze zo nodig ambtshalve toetst. Indien de rechter beslist dat niet hij, maar een andere rechter van gelijke rang bevoegd is, verwijst de rechter de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar die andere rechter tenzij de verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden hebben aangegeven dat zij geen verwijzing wensen.
5.3
Marbale heeft gesteld dat [verweerder] vermogen in Nederland bezit, waaronder een aandeel in of een vordering op de besloten vennootschap Promsvyaz Capital B.V. Dit activum moet klaarblijkelijk in Amsterdam worden gelokaliseerd, althans moet de vordering van Marbale daar op dit vermogensbestanddeel worden verhaald, nu volgens het verzoekschrift de vennootschap zelf daar is gevestigd. Dit betreft dus niet een activum ten aanzien waarvan de tenuitvoerlegging in het ressort Den Haag kan plaatsvinden of kan worden verlangd, terwijl [verweerder] in dit ressort ook geen woonplaats heeft.
5.4
Gezien het voorgaande heeft de griffier van het gerechtshof partijen op 10 oktober 2023 per e-mailbericht gevraagd zich uit te laten over de relatieve bevoegdheid van het gerechtshof en over de vraag of verwijzing naar een ander gerechtshof moet plaatsvinden.
5.5
Mr. De Pater heeft op 16 oktober 2023 per e-mailbericht laten weten dat hij het antwoord op de relatieve bevoegdheid van het gerechtshof schuldig moet blijven. Volgens mr. De Pater is verwijzing naar een ander gerechtshof niet wenselijk en is verdere behandeling door het gerechtshof Den Haag het meest praktisch, omdat de mondelinge behandeling al heeft plaatsgevonden en de advocaat van [verweerder] in het ressort Den Haag kantoor houdt. Mr. De Bree heeft op 18 oktober 2023 per e-mailbericht laten weten dat [verweerder] niet bekend is met vermogensbestanddelen in het ressort Den Haag, dat overeenkomstig het verzoekschrift verhaal in het ressort Amsterdam aan de orde is en dat hij het gerechtshof verzoekt de zaak te verwijzen.
5.6
Uit het verzoekschrift en de door partijen gegeven toelichting kan niet worden afgeleid dat [verweerder] naast een activum dat moet worden gelokaliseerd in het ressort Amsterdam ook een activum bezit ten aanzien waarvan de tenuitvoerlegging in het ressort Den Haag kan plaatsvinden of kan worden verlangd.
5.7
Dit betekent dat het gerechtshof Den Haag relatief onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Nu [verweerder] zich verzet tegen verdere behandeling door het gerechtshof Den Haag moet het gerechtshof Den Haag op grond van artikel 270 lid 1 Rv de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere afdoening verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam. Dat het verhoor als bedoeld in artikel 987 Rv al voor het gerechtshof Den Haag heeft plaatsgevonden en mr. De Bree kantoor houdt in het ressort Den Haag maakt niet dat die verwijzing achterwege kan blijven.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
  • verklaart zich relatief onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen;
  • verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar het gerechtshof Amsterdam;
  • beveelt de griffier een afschrift van deze beschikking te verzenden aan de griffier van het gerechtshof Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.J. van der Helm, J.W. Frieling en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.