ECLI:NL:GHDHA:2023:2135

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
2200025523
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring vernieling na het gooien van een winkelwagentje vanaf een flat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en vernieling, nadat hij op 14 januari 2022 een winkelwagentje van de vijfde verdieping van een flat in Katwijk naar beneden had gegooid. Het hof oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood van personen was en sprak de verdachte vrij van poging doodslag. De feiten toonden aan dat er op het moment van de daad geen mensen onder het wagentje stonden, waardoor de intentie om iemand te doden niet kon worden vastgesteld. De verdachte had weliswaar ondoordacht en gevaarlijk gehandeld, maar er was geen bewijs voor opzet of een aanmerkelijke kans op letsel.

De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de vernieling van het winkelwagentje en een afdak van de flat. Het hof legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een verplichte behandeling in een kliniek, maar geen voorwaardelijke terbeschikkingstelling. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf van 377 dagen gekregen, die in de nieuwe uitspraak niet ten uitvoer werd gelegd, maar de verdachte moest zich wel houden aan de opgelegde voorwaarden. Het hof benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en alcoholverslaving had erkend.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000255-23
Parketnummers: 09-011919-22 en 09-111432-21
Datum uitspraak: 7 november 2023
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 januari 2023 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijfsadres: [adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd in [naam kliniek] te [plaatsnaam].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 377 dagen met aftrek van voorarrest en is de terbeschikkingstelling onder voorwaarden gelast, welke terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
Voorts in eerste aanleg de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag d.d. 15 juli 2021, gewezen onder parketnummer 09/111432-21, afgewezen en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Katwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) tot nog toe onbekend gebleven perso(o)n(en) opzettelijk van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een winkelwagen van de galerij van de vijfde woonetage van de woonflat aan de [straatnaam] te Katwijk naar beneden heeft gegooid, terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich op dat moment daaronder op het trottoir bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een winkelwagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [supermarktketen], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een afdak van de woonflat gelegen aan de [straatnaam] te Katwijk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [woningcorporatie], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake het onder 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een meldplicht en behandeling door de [naam kliniek] of een soortgelijke instelling zoals door de reclassering te bepalen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Vrijspraak
Poging doodslag
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota - onder meer bepleit - zakelijk weergegeven - dat verdachte behoort te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde, nu verdachte steeds heeft ontkend de bedoeling te hebben gehad iemand met de winkelwagen te raken, terwijl de kans dat dit door het handelen van verdachte wel zou gebeuren zo gering te achten was, dat van opzet op de dood geen sprake kon zijn.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien hiervan op het standpunt gesteld dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde, nu – gelet op de bestaande jurisprudentie - uit de beschikbare bewijsmiddelen in het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat de verdachte met zijn handelwijze iemand opzettelijk heeft willen doden, dan wel dat sprake is geweest van een door de verdachte bewust aanvaarde aanmerkelijke kans dat door zijn handelwijze iemand zou komen te overlijden.
Het hof oordeelt als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte onder invloed van alcohol in een impuls een winkelwagentje, dat hem op de galerij in de weg stond, vanaf de vijfde verdieping van een flat over de reling naar beneden heeft gegooid. Verdachte stelt eerst naar beneden te hebben gekeken of zich daar niemand bevond, en het winkelwagentje op een afdak beneden te hebben willen gooien.
Het winkelwagentje is ook daadwerkelijk op dan wel tegen een afdak boven de achteruitgang van de flat terechtgekomen en vervolgens verder naar beneden gevallen. Het dossier bevat geen aanwijzing waaruit geconcludeerd kan worden dat iemand zich zo nabij de plek heeft bevonden waar het wagentje uiteindelijk terecht is gekomen, dat er een aanmerkelijke kans bestond om door het winkelwagentje te worden geraakt.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden gezegd dat verdachte daadwerkelijk de intentie heeft gehad iemand opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar letsel te berokkenen, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft ondoordacht, uiterst onvoorzichtig en gevaarlijk gehandeld, maar van opzet om iemand op deze wijze te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen is niet gebleken. Evenmin was sprake van een aanmerkelijke kans dat iemand toen daar beneden geraakt zou kunnen worden.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gelet op de voornoemde beslissing tot vrijspraak behoeven de door de raadsman - overeenkomstig zijn pleitnota - gedane verzoeken tot het horen van getuigen bij gebrek aan enig in rechte te respecteren belang geen verdere bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een winkelwagen, in elk geval enig goed, dat die geheel of ten dele aan [supermarktketen], in elk geval aan een andertoebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

3.hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een afdak van de woonflat gelegen aan de [straatnaam] te Katwijk, in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan [woningcorporatie], in elk geval aan een andertoebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte zich op de bewezenverklaarde wijzen schuldig gemaakt aan de vernieling van een winkelwagentje en de beschadiging van een afdak. Deze feiten veroorzaken overlast en schade bij de benadeelden.
Het hof heeft kennisgenomen van het Projustitierapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), Pieter Baan Centrum (PBC) van 19 september 2022. De deskundigen menen dat het om het recidivegevaar te verminderen er een behandeling van de verdachte nodig is die start in een klinische setting, waarbij zowel de verslavingsproblematiek als de vastgestelde comorbide psychische stoornis, na verdere diagnostiek, onderdeel van de behandeling moet zijn.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het aanvullend reclasseringsadvies, met als datum rapport 10 oktober 2023. GGZ Reclassering Fivoor schat op basis van het risicotaxatie-instrument OXREC het risico op recidive als hoog. Ook de reclassering noemt als een van de op te leggen bijzondere voorwaarden opname in een zorginstelling.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij thans eindelijk verblijft in een instelling waar op de juiste wijze zijn problematiek wordt behandeld. Hij heeft voorts verklaard dat hij graag in de kliniek zou willen blijven om zijn behandeling af te maken.
Het hof heeft tenslotte kennisgenomen van de Justitiële Documentatie van de verdachte van 10 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten en andersoortige strafbare feiten. Veel van deze feiten zijn gepleegd onder invloed van alcohol, waaraan de verdachte erkent verslaafd te zijn. Ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten liep de verdachte nog in een proeftijd voor een veroordeling wegens mishandeling. Het hof weegt deze omstandigheid mee bij de straftoemeting.
Het hof acht het van belang dat de verdachte – nu hij dit zelf ook wenst - de nodige behandeling voor zijn middelengebruik blijft ontvangen in een justitieel kader.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Deze voorwaardelijke straf maakt de bijzonder voorwaarden van een verplichte begeleiding door de reclassering en een klinische behandeling in [naam kliniek] of soortgelijke kliniek mogelijk. Gelet op de Justitiële Documentatie van verdachte, gelet op de PBC-rapportage en het rapport van de reclassering en gelet op de erkenning door de verdachte dat ook de geweldsdelicten die vermeld staan op zijn justitiële documentatie het gevolg zijn geweest van zijn middelengebruik, moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen- of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Het hof zal dan ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde bevelen.
Voorts strekt de voorwaardelijke straf ertoe te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Vordering tenuitvoerlegging (09-111432-21)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 juli 2021 onder parketnummer 09-111432-21 is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In eerste aanleg is de vordering tenuitvoerlegging afgewezen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging niets gevorderd.
Vast staat dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan op het moment dat de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn echter geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering, nu de verdachte in de onderhavige zaak beduidend langere tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan de gevangenisstraf die thans zal worden opgelegd.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd:
- dat de verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- dat de verdachte zich gedurende 12 maanden klinisch laat behandelen in de [naam kliniek] te [plaatsnaam], dan wel in een nader te bepalen soortgelijke kliniek,
of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar(s) van de kliniek noodzakelijk acht.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Den Haag van 25 maart 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 juli 2021, parketnummer 09-111432-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door
mr. G. Knobbout,
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en mr. TH.P.L. Bot,
in bijzijn van de griffier mr. J.A. Gram.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2023.