ECLI:NL:GHDHA:2023:2125

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
22-000590-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van poging tot diefstal met braak in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van een poging tot diefstal met braak, gepleegd op 8 februari 2019 in Rotterdam. De verdachte bevond zich minder dan tien minuten na het afgaan van het inbraakalarm aan de achterzijde van de winkel, samen met vier andere personen. De camerabeelden toonden aan dat deze vijf personen betrokken waren bij de inbraak, waarbij zij goederen uit de winkel probeerden te stelen. De verdachte had eerder verklaard dat de groep uit meer dan vijf personen bestond, maar deze verklaring vond geen steun in het dossier. Het hof oordeelde dat de poging tot diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdachte voor andere tenlastegelegde feiten werd vrijgesproken. De advocaat-generaal had een taakstraf van 180 uren geëist, maar het hof legde uiteindelijk een taakstraf van 80 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep geen rechtsgevolg met zich meebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000590-21
Parketnummer: 10-660130-19
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 februari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
BRP-adres: [adres 1], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren met aftrek van voorarrest, zodat na aftrek 168 uren resteren, subsidiair 84 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, uit een winkel/pand, heeft weggenomen een (of meer) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] gevestigd op/aan de [adres 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel, te weten door met een pasje de toegangsdeur(en) van voornoemde [winkel 1] open te flipperen;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 [1] februari 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag en/of diverse goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel 1], gelegen op/aan de [adres 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking
- de toegangsdeur(en) van voornoemde [winkel 1] heeft/hebben geforceerd en/of
- de counterboxen heeft/hebben geprobeerd open te maken en/of
- een deur heeft/hebben geprobeerd open te trappen,en/of door middel van een valse sleutel, te weten met een pasje de toegangsdeur(en) van voornoemde [winkel 1] heeft opengeflipperd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer powerbanks (van het merk [merk]) en/of enig geldbedrag (met een totaalbedrag van ongeveer 295 euro) en/of een champagnefles, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2], gevestigd op/aan de [adres 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen powerbanks en/of geldbedrag en/of champagnefles onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2019 te Rotterdam, een goed, te weten een powerbank van het merk [merk] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere overwegingen: vrijspraak feit 1 primair, veroordeling voor feit 1 subsidiair en vrijspraak voor feit 2 primair en feit 2 subsidiair
Vrijspraak feit 1 primair, veroordeling voor feit 1 subsidiair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat enkel een zorgpas op naam van [man] is weggenomen uit de [winkel 1] (hierna: [winkel 1]). Deze zorgpas is aangetroffen in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte 1]. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat een zorgpas door de medeverdachte was weggenomen. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de diefstal van deze zorgpas tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Het hof acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde echter wel wettig en overtuigend bewezen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op camerabeelden, die op 8 februari 2019 zijn gemaakt door camera's in [winkel 1], is te zien dat om 03:44 uur vijf personen achter elkaar aan op handen en voeten over de vloer van de winkel kruipen. Verder is op de camerabeelden te zien dat deze personen lades uit de toonbank trekken en lades van de balie openen met behulp van een breekijzer. Omstreeks 03:52 uur hebben de personen de [winkel 1] via een nooduitgang verlaten. De nooduitgang staat in verbinding met het trappenhuis van het appartementencomplex ‘[appartementencomplex]’. Op camerabeelden die zijn gemaakt in de [appartementencomplex] is te zien dat de vijf personen door het portiek van de flat lopen en via een deur, die toegang geeft tot de [straatnaam], naar buiten zijn gegaan.
Voorts is op camerabeelden te zien dat de vijf personen om 03:53 uur op de [straatnaam] lopen.
Omstreeks 03.50 uur hebben twee verbalisanten naar aanleiding van het inbraakalarm dat om 03.44 uur in [winkel 1] was afgegaan, hun positie ingenomen aan de achterzijde van [winkel 1] in de [straatnaam]. Enkele minuten later zagen zij in de [straatnaam] vijf personen uit een deur van de [appartementencomplex] nabij de fietsenstalling komen. Zij hebben de vijf personen staande gehouden en om hun legitimatie gevraagd. Deze vijf personen waren de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. De verbalisanten die de verdachten hebben staande gehouden, hebben naderhand de camerabeelden van de inbraak in [winkel 1] bekeken. Zij hebben de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] op de camerabeelden herkend.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte zich minder dan tien minuten na het afgaan van het inbraakalarm van [winkel 1] aan de achterzijde van deze winkel bevond, in een groep van vijf personen - hetzelfde aantal als het aantal verdachten - onder wie de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4], die door verbalisanten op camerabeelden in de [winkel 1] zijn herkend als drie van de vijf verdachten. De vijf personen zijn na de inbraak naar buiten gekomen via een deur van de [appartementencomplex] die toegang geeft tot de [straat]. Op de camerabeelden in de [appartementencomplex] zijn geen andere personen dan de vijf verdachten te zien. Weliswaar heeft de verdachte al bij de politie verklaard dat de groep waarvan hij deel uitmaakte uit meer dan 5 personen bestond, maar die verklaring vindt in het dossier geen steun.
Uit het vorenstaande is het hof van oordeel dat de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen is.
Vrijspraak feit 2 primair en feit 2 subsidiair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit niet is komen vast te staan. Het enkele feit dat powerbanks van het merk [merk] overeenkomend met de in de aangifte aangeduide powerbanks zijn aangetroffen in de woning van de verdachte betekent nog niet dat die powerbanks van de tenlastegelegde diefstal afkomstig zijn of dat de verdachte wist of had moeten weten dat deze powerbanks door misdrijf verkregen goederen betrof. Tevens overweegt het hof dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd over de herkomst van deze powerbanks en dat de politie deze verklaring niet nader heeft onderzocht, waardoor betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van powerbanks uit de winkel van [winkel 2] niet vaststaat.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks 08 februari 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag en/of diverse goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel 1], gelegen
op/aan de [adres 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking,
- de toegangsdeur(en) van voornoemde [winkel 1]
heeft/hebben geforceerd en
/of
- de counterboxen
heeft/hebben geprobeerd open te maken en
/of
- een deur
heeft/hebben geprobeerd open te trappen,
en/of door middel van een valse sleutel, te weten met een pasje de toegangsdeur(en) van voornoemde [winkel 1] heeft opengeflipperd,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen ergernis, overlast en schade, maar zorgen tevens voor gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in hoger beroep is overschreden, nu het hoger beroep op 26 februari 2021 is ingesteld en het hof op 25 oktober 2023 arrest wijst. Ten aanzien van deze overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding om daaraan enig rechtsgevolg te verbinden , nu aan de verdachte een taakstraf zal worden opgelegd die minder beloopt dan 100 uren. Derhalve zal het hof volstaan met de enkele constatering van die overschrijding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door Chr.A. Baardman, mr. C.H.M. Royakkers en mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier mr. J.H.M. Peusken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2023.
Mr. M. Pheijffer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In het vonnis staat in bijlage 1 onder feit 1 subsidiair abusievelijk opgenomen ‘03 februari 2019’. Het hof gaat uit van de originele tenlastelegging waarin als datum van het feit ‘08 februari 2019’ staat vermeld.