ECLI:NL:GHDHA:2023:2124

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
22-000911-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging en veroordeling voor het aanwezig hebben van cocaïne zonder opzet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1985, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, voor diefstal in vereniging en het aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, met name omdat de camerabeelden niet overtuigend waren en de herkenning door een specialist twijfel opriep. Het hof heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te identificeren als de dader van de inbraak in de winkel. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de diefstal.

Wat betreft de cocaïne, heeft het hof geoordeeld dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk aanwezig was van de cocaïne, en heeft hij ook hiervoor vrijspraak verleend. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, maar niet met opzet. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van twintig uren en tien dagen hechtenis, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000911-23
Parketnummer: 09-297134-22
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 13 maart 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
BRP-adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld/goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [winkel 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, door met een sleutel en/of een ander voorwerp - die/dat hij, verdachte en/of zijn mededader onrechtmatig onder zich had(den) en zonder toestemming van de eigenaar heeft/hebben gebruikt - het pand van de kaaswinkel heeft/hebben betreden.
2.
hij op of omstreeks 16 november 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27 bolletjes, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de verdediging onder andere aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van feit 1 te komen, nu de stills/infrarode beelden die zich in het dossier bevinden niet duidelijk zijn en de herkenning van de verdachte door de camerabeeldspecialist twijfel oproept.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend op 9 juli 2020 te hebben ingebroken in [winkel 1] en verklaard de persoon te zijn die op de camerabeelden bij de [winkel 2] om 19.47u zichtbaar is en aldaar wordt aangeduid als verdachte 1.
Het hof stelt op grond van het dossier het volgende vast en overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen op blz. 52 e.v. van het dossier zijn de aangeleverde camerabeelden van 9 juli 2022 van het [winkel 1] en de [winkel 2] uitgekeken en beschreven. Door de camerabeeldspecialist worden twee personen beschreven die zich om 18:48u vóór het [winkel 1] bevinden en waarvan één persoon zich toegang verschaft tot het [winkel 1], alsmede twee personen die om 19.47u worden waargenomen op de camerabeelden van de [winkel 2]. Voorts heeft de camerabeeldspecialist de camerabeelden van het [winkel 1] vanaf 22:37u beschreven, op welke beelden te zien is dat twee personen de winkel betreden. De camerabeeldspecialist heeft in zijn waarneming opgemerkt dat hij NN-man-02 identificeert als ‘Verdachte 2’ op de beelden van de [winkel 2]. Hij herkent hem aan zijn kleding, zijn schoenen, zijn postuur en zijn schoudertas.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de persoon die in het proces-verbaal van bevindingen op de camerabeelden vanaf 22:37u als NN-man-02 wordt aangeduid de verdachte is.
Op grond van de camerabeelden en de stills kan het hof niet vaststellen dat het de verdachte is geweest die heeft ingebroken in het [winkel 1]. Ondanks het feit dat met name de schoenen en de schoudertas van de NN-man-02 op de beelden van 22:37u van het [winkel 1] overeenkomen met schoenen en schoudertas van de persoon die zichtbaar is op de beelden in de [winkel 2] van 19:47u en er aanwijzingen zijn in de richting van de verdachte, staat naar het oordeel van het hof ook gelet op de tijd die is verstreken sedert het verlaten van de [winkel 2] niet buiten redelijke twijfel vast dat het de verdachte is geweest die zich heeft schuldig gemaakt aan de inbraak. Samen met het feit dat het gezicht van NN-man-02 gecamoufleerd was door de capuchon van zijn jas en het feit dat de verbalisant NN-man-01 niet heeft kunnen identificeren is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2 primair tenlastegelegde opzet
Het hof heeft op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier niet de overtuiging bekomen dat de verdachte wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bolletjes cocaïne bevatte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks16 november 2022 te 's-Gravenhage
opzettelijkaanwezig heeft gehad ongeveer 27 bolletjes,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
,een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de overtredingsvariant van het aanwezig hebben van bolletjes cocaïne in een politiebureau. De door de verdachte gepleegde overtreding draagt bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne. Cocaïne vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en leidt het gebruik daarvan in veel gevallen tot verslaving. De verdachte had moeten melden dat hij de bolletjes, waarvan hij dacht dat het waarschijnlijk cocaïne was, had gevonden. Het hof rekent de verdachte aan dat hij dit heeft nagelaten.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2023.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. C.H.M. Royakkers en mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier mr. J.H.M. Peusken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2023.
Mr. M. Pheijffer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak met rolnummer 22-000911-23 tegen de verdachte, genaamd:

[verdachte]geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]

Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Een proces-verbaal van bevindingend.d. 16 november 2022 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2022203602-25. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven ‑:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 16 november 2022 was ik belast met het insluiten van arrestanten in ons arrestantencomplex, gelegen aan de [adres] te Den Haag. Ik ben met een aantal collega's naar de cel gelopen en sprak met de arrestant genaamd [verdachte], geboren [geboortedatum] 1985. Ik zal de arrestant verder noemen de verdachte. Ik zag dat de verdachte, op verzoek daar toe, zijn spijkerbroek uittrok en deze aan mij overhandigde. Ik zocht in de zakken van de spijkerbroek en trof in de rechterzak een plastic zakje aan welke gevuld was met kleine witkleurige bolletjes.
2.
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 16 november 2022, met registratienummer PL1500-2022344877-5.
Het houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:
Plaats: ‘s-Gravenhage
Datum: 16 november 2022
Omstandigheden: aangetroffen in de broekzak van verdachte
Beslagene
Achternaam: [achternaam]
Voornamen: [voornamen]
Goednummer: PL1500-2022344877-2863656
Aantal: 27 stuks
3.
Een proces-verbaal van bevindingend.d. 14 december 2022 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2022344877-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op dinsdag 13 december 2022, hebben wij, verbalisanten, als labonderzoekers verdovende middelen, werkzaam bij Team Forensische Opsporing, afdeling Narcotica, op verzoek van politie Eenheid Den Haag, een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht, in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal: 27 bolletjes
Goednummer: PL1500-2022344877-2863656
Omschrijving
Wij zagen 27 bolletjes, bestaande uit 27 puntjes van een boterhamzakje, met hierin witte brokjes met een totaal netto vastgesteld gewicht van 4,7 gram (weging Narcotica).
Hier hebben wij een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAQJ8548NL.
4.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituutte Den Haag, nr. 2022.12.14.087 (aanvraag 001), d.d. 14 december 2022, opgemaakt en ondertekend door NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. F. Wallace.
Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze deskundige:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQJ8548NL
brokjes, wit, uit 4,7 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: twee
bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
5.
Een proces-verbaal van verhoor verdachted.d. 16 november 2022 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2022344877-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:

als de op 16 november 2022 afgelegde verklaring van de verdachte:

V: Er zijn bolletjes met vermoedelijk verdovende middelen bij u aangetroffen. Wat kunt u hier over verklaren?
A: Ik heb die zakje gevonden.
Ik heb tegen een medegedetineerde gezegd dat ik het had gevonden. Dat het waarschijnlijk cocaïne was.
V: Waarom dacht je dat het waarschijnlijk cocaïne was?
A: Ik voelde er aan, was een beetje hard.
Voor zover geschriften zijn gebruikt, zijn deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
Deze bijlage is ondertekend door de voorzitter, mr. Chr.A. Baardman, op