In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van twee van de drie ten laste gelegde feiten en veroordeeld tot een taakstraf voor het derde feit. Het hof heeft zich gebogen over de vraag of de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad van een hennepplantage in haar voormalige huurwoning. Op 5 juni 2018 heeft de politie de woning van de verdachte betreden en daar een hennepkwekerij aangetroffen met 261 hennepplanten. De verdachte heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van de hennepkwekerij, die was onderverhuurd aan een onbekende man, en dat zij in die periode veel bij een vriendin verbleef vanwege relatieproblemen.
Het hof overweegt dat voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van softdrugs vereist is dat de verdachte wist van de aanwezigheid van deze drugs en dat deze zich binnen haar machtssfeer bevonden. Het hof concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte betrokken is geweest bij het aanwezig hebben van de hennepplanten. De omstandigheden, waaronder de onderverhuur en het feit dat de verdachte niet in de woning verbleef, leiden tot de conclusie dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als pleger of medepleger van het delict. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.