[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 5 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Over de vorderingen van de benadeelde partijen is beslist zoals nader omschreven in het vonnis.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid officier van justitie in hoger beroep
Blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 4 mei 2022 heeft de officier van justitie onbeperkt hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting – alsmede in de appelmemorie – heeft de advocaat-generaal aangegeven enkel bezwaren te hebben tegen de beslissingen van de rechtbank omtrent feiten
1. tot en met 4. Derhalve is door hem verzocht de officier van justitie niet te ontvangen in het hoger beroep voor zover dit ziet op feiten 5 en 6. Het hof heeft geconstateerd dat van de zijde van het openbaar ministerie thans geen grieven bestaan tegen feiten 5 en 6. Ter terechtzitting is gebleken dat van de zijde van de verdediging evenwel grieven bestaan tegen de bewezenverklaring ten aanzien van feit 6. Het hof ziet daarom ambtshalve voldoende redenen voor een inhoudelijke behandeling in hoger beroep ter zake van dit feit. De officier van justitie zal, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Wetboek van Strafvordering,
niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep voor zover dit ziet op het onder feit 5 ten laste gelegde.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op hetgeen hiervoor besproken richt het hoger beroep zich thans niet op het feit onder 5.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een hoofdstraf voor het hieronder bewezenverklaarde zal bepalen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 23 september 2017 tot en met 24 september 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangeefster1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het uitnodigen van die [aangeefster1] in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) (zijnde een voor die [aangeefster1] onbekende plek), waarbij die [aangeefster1] (onverwacht) werd geconfronteerd met de aanwezigheid van nog twee andere personen en/of waarbij (aldus) een fysiek en/of numeriek overwicht ten opzichte van die [aangeefster1] werd gecreëerd en/of
- het (heimelijk) toedienen van GHB en/of (een) (andere) bedwelmende stof(fen) en/of het feit dat die [aangeefster1] (daarnaast) alcoholische drank had ingenomen en/of
- het vasthouden van de armen en/of benen van die [aangeefster1], heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster1], te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van een penis in de anus en/of vagina van die [aangeefster1] en/of
- het brengen van (een) seksspeeltje(s) in de vagina en/of anus van die [aangeefster1] en/of het bewegen van (een) seksspeeltje(s) over de clitoris van die [aangeefster1] en/of
- het likken van de vagina van die [aangeefster1];
2.
primairzij op of omstreeks 26 maart 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangeefster2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
– door die [aangeefster2] uit te nodigen in de woning van verdachte en/of haar mededader(s)(zijnde een voor die [aangeefster2] onbekende plek), waarbij die [aangeefster2] (onverwacht) werd geconfronteerd met de aanwezigheid van nog twee andere personen en/of waarbij (aldus) een fysiek en/of numeriek overwicht ten opzichte van die [aangeefster2] werd gecreëerd en/of
- door onverhoeds te handelen en/of
- het (heimelijk) toedienen van GHB en/of (een) (andere) bedwelmende stof(fen) en/of het feit dat die [aangeefster2] (daarnaast) alcoholische drank had ingenomen heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster2], te weten het brengen van een penis in de anus van die [aangeefster2] en/of houden van een penis tegen het gezicht van die [aangeefster2];
2.
subsidiairzij op of omstreeks 26 maart 2021 te s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster2], hebbende verdachte en/of haar mededader(s):
- die [aangeefster2] uitgenodigd in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) (zijnde een voor die [aangeefster2] onbekende plek), waarbij die [aangeefster2] (onverwacht) werd geconfronteerd met de aanwezigheid van nog twee andere personen en/of waarbij (aldus) een fysiek en/of numeriek overwicht ten opzichte van die [aangeefster2] werd gecreëerd en/of
- onverhoeds gehandeld en/of
- ( heimelijk) GHB en/of (een) (andere) bedwelmende stof(fen) toegediend en/of (terwijl) die [aangeefster2] (daarnaast) alcoholische drank in had genomen
- getracht een penis in de anus van die [aangeefster2] te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij in of omstreeks de periode van 20 januari 2019 tot en met 17 februari 2019 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangeefster3] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het uitnodigen van die [aangeefster3] in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) (zijnde een voor die [aangeefster3] onbekende plek), waarbij die [aangeefster3] (onverwacht) werd geconfronteerd met de aanwezigheid van (een) andere perso(o)n(en) dan waarmee zij had afgesproken en/of waarbij aldus een fysiek en/of numeriek overwicht ten opzichte van die [aangeefster3] werd gecreëerd en/of
- het (heimelijk) toedienen van GHB en/of (een) (andere) bedwelmende stof(fen) en/of het feit dat die [aangeefster3] (daarnaast) alcoholische drank had ingenomen en/of
- het negeren van signalen van verbaal en/of fysiek verzet van die [aangeefster3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster3], te weten
- het brengen van een penis en/of (een) voorwerp(en) in de vagina van die [aangeefster3] en/of
- het houden van (een) dildo('s) en/of voorwerp(en) tegen de vagina van die [aangeefster3] en/of
- het likken van de vagina van die [aangeefster3] en/of
- het door die [aangeefster3] laten likken van de vagina van verdachte en/of haar mededader(s) en/of
- het betasten van de borsten van die [aangeefster3];
4.
zij op of omstreeks 4 mei 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangeefster4] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het uitnodigen van die [aangeefster4] in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) (zijnde een voor die [aangeefster4] onbekende plek), waarbij die [aangeefster4] (onverwacht) werd geconfronteerd met de aanwezigheid van (een) andere perso(o)n(en) dan waarmee zij had afgesproken en/of waarbij (aldus) een fysiek en/of numeriek overwicht ten opzichte van die [aangeefster4] werd gecreëerd en/of
- door onverhoeds te handelen en/of
- het (heimelijk) toedienen van GHB en/of (een) (andere) bedwelmende stof(fen) en/of het feit dat die [aangeefster4] (daarnaast) alcoholische drank had ingenomen en/of
- het negeren van signalen van verbaal en/of fysiek verzet van die [aangeefster4] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die die [aangeefster4], te weten
- het brengen van een penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [aangeefster4] en/of
- het likken van de vagina van die [aangeefster4] en/of
- het door die [aangeefster4] laten likken van de vagina van verdachte en/of haar mededader(s);
6.
zij op of omstreeks 19 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (model Italo Gra, kaliber .22 short) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III, te weten
*71 althans één of meerdere kaliber .22 short kogelpatronen en/of
*6 althans één of meerdere kaliber .32 kogelpatronen en/of
*5 althans één of meerdere kaliber 7.65 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte voor de feiten onder 1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof voor feit 6 tot een vrijspraak en op delen tot een andere motivering komt.
Het hof kan zich verenigen met de overwegingen van de rechtbank zoals opgenomen onder paragraaf 3.4 in het vonnis. Het hof zal deze overwegingen daarom overnemen, maar ook aanvullen en waar nodig aanpassen naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd.
Uit het dossier alsmede de verklaringen ter terechtzitting is – kort en zakelijk omschreven – de volgende werkwijze van de verdachten gebleken. Medeverdachte [medeverdachte1], en soms verdachte, zocht telkens via een datingsite of -app contact met een vrouw, die vervolgens werd uitgenodigd in de woning aan de [adres] te [plaats], de woning van [medeverdachte1] en van medeverdachte [medeverdachte2]. Sinds enige tijd was ook de verdachte op dit adres woonachtig. Verdachte en haar medeverdachten hadden in deze jaren een driehoeksrelatie. In de woning aangekomen werden de vrouwen telkens geconfronteerd met de aanwezigheid van een tweede vrouw en een man. De uitgenodigde vrouwen kregen drankjes en in sommige gevallen drugs aangeboden. Op een enkele meldster na hebben de vrouwen vervolgens seksuele handelingen verricht met de in de woning aanwezige personen. Een aantal vrouwen heeft na afloop aangifte gedaan van verkrachting, dan wel een melding gedaan bij de politie.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voortkomt voor het onder 4 op de tenlastelegging genoemde feit.
Vrijspraak feiten 1, 2 en 3
Naar het oordeel van het hof is ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verdachte wordt verweten dat zij, in vereniging, door middel van geweld of andere feitelijkheden de aangeefsters heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is slechts sprake van dwang (en daarmee van verkrachting) in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte mede omvat dat hij/zij de ander tegen zijn of haar wil handelingen doet ondergaan die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen.
Het hof stelt voorop dat in veel zedenzaken aangeefster en verdachte het er over eens zijn dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar van mening verschillen over de vraag of dit vrijwillig gebeurde. In dit geval is dat niet anders: de verklaringen van verdachte en haar twee medeverdachten en aangeefsters staan op het punt van die dwang lijnrecht tegenover elkaar. Het hof ziet zich daarom voor de vraag gesteld of de verklaringen van de aangeefsters -ook in onderling verband bezien- dat de seksuele handelingen niet vrijwillig hebben plaatsgevonden, voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal zodat is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de enkele verklaring van een aangeefster niet voldoende is om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen. Of dat het geval is, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen aangiftes en verklaringen als schakelbewijs in de zaak van één van de andere aangeefsters worden gebruikt, als er sprake is van een specifieke modus operandi die in de onderscheiden gevallen in overwegende mate overeenkomt. Het moet dan gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van de verdachte (en medeverdachten), welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen. Op 4 juli 2017 heeft de Hoge Raad voorts bepaald dat “wanneer aangiftes elkaar op punten als de aard van de seksuele handelingen en de wijze waarop (en eventueel de plaats waar) deze plaatsvonden, ondersteunen, voor die afzonderlijke aangiftes kan gelden dat de daarin vervatte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt uit andere bron” (ECL1:NL:HR:2017:1216).
Het hof zal eerst het ten laste gelegde geweld en de feitelijkheden bespreken.
Het toedienen van GHB of een andere bedwelmende stof
Bij de feiten 1 tot en met 3 is aan de verdachten ten laste gelegd dat zij heimelijk GHB en/of (een) andere bedwelmende stof(fen) aan de aangeefsters hebben toegediend. GHB is een middel dat bekend staat als zogeheten
rapedrug: een middel om de ander in een toestand van verminderd bewustzijn te brengen en hem/haar op die manier tot seks te dwingen. GHB heeft in eerste instantie een licht stimulerend effect waardoor men opgewekt en overmoedig wordt. Als men teveel neemt, kan men suf worden en in extreme mate kan het zelfs leiden tot een coma. Het opzettelijk en buiten medeweten van een ander om drogeren, zodat diegene in een staat van bewusteloosheid of onmacht komt te verkeren en geen weerstand kan bieden, kan volgens de wet met geweld worden gelijkgesteld (artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht) en daarmee met dwang.
In de onderhavige zaak is bij de verdachten in de woning het middel GHB aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft verklaard hieraan verslaafd te zijn en medeverdachte [medeverdachte2] en verdachte verklaarden dit middel ook regelmatig te gebruiken. Daarnaast hadden zij ook een aantal andere middelen in huis die een bedwelmende werking kunnen hebben, zoals het medicijn flurazepam.
De aangeefsters en meldsters/getuigen hebben op het punt van het (heimelijk) toedienen van GHB of een andere bedwelmende stof het volgende verklaard.
[aangeefster1]
Aangeefster [aangeefster1] heeft in het informatief gesprek verklaard dat zij zich slap voelde, geen kracht had en duizelig was. Zij weet niet zo goed wat er allemaal gebeurde, omdat zij niet goed bij bewustzijn was. Zij was zichzelf niet en had een ongemakkelijk gevoel. Zij kan zich niet alles herinneren van wat er precies gebeurd is. Zij weet
niet zekerof er iets in haar drankje is gedaan of dat het door de alcohol zelf is gekomen. Zij heeft die avond twee shotjes gehad. Daarna werd zij licht in haar hoofd en kon zij de dingen die gebeurden niet bewust waarnemen. Zij is bang dat zij last heeft gehad van dissociaties, waarvan zij regelmatig last heeft vanwege een trauma uit haar jeugd. Op die momenten weet zij niet meer wat zij gedaan heeft. Zij gaat wazig kijken, gaat dingen buiten de realiteit plaatsen en droomt weg.
In een tweede verklaring heeft [aangeefster1] verklaard dat zij zou zijn gedrogeerd en verkracht. Zij kon zich nu meer herinneren en had flashbacks. Zij kwam op enig moment gedurende die avond bij en op dat moment hielden de verdachten haar vast en ze zeiden dat zij al de hele
tijd bezig waren. Zij heeft drie drankjes gedronken en daarna nog één. Zij kon niet meer helder denken en was in een soort van trance. Zij werd vastgehouden, werd steeds lichter in haar hoofd, had geen kracht meer en zakte meer weg. Zij zat wazig op de bank en raakte bewusteloos.
In een derde verklaring heeft [aangeefster1] verklaard dat zij wat fris op had, een zoet drankje, en toen eigenlijk gelijk merkte dat haar spieren heel slap werden. Zij wilde zich verzetten, maar kon geen kracht zetten en voelde zich ook slap in haar benen. Zij weet niet exact welke drankjes zij op had. Zij kan zich niet veel meer herinneren. Zij had hetzelfde gevoel als toen zij een keer eerder GHB had gebruikt, vandaar dat zij wist dat dit in haar drankje was gedaan. Zij had na haar vorige verklaringen in een nachtmerrie gezien dat zij cola en Taksi op had. Op de vraag of zij tijdens het incident of tijdens haar tweede verklaring last had van dissociatie, geeft zij aan dat dit laatste het geval is.
[aangeefster2]
Aangeefster [aangeefster2] heeft verklaard dat zij de bewuste avond twee glazen wijn en twee shotjes op had. In haar derde verklaring geeft zij aan dat zij heeft nagedacht over GHB en zich daarin inmiddels heeft verdiept en dat zij niet kan uitsluiten dat dit in haar drank heeft gezeten. Zij heeft het vermoeden dat er iets in haar drank moet hebben gezeten, waardoor zij minder alert was en seksueel gezien verder is gegaan dan dat zij normaal gesproken zou doen.
Verder verklaart zij dat de werking van de mogelijk toegediende GHB beperkt zou kunnen zijn gebleven, omdat zij die avond heel langzaam dronk.
[aangeefster3]
Aangeefster [aangeefster3] heeft verklaard dat zij in de woning een drankje met een shotje kreeg. Later kreeg zij nog een mixdrankje met een shotje. Dat glas had zij halfleeg gedronken en toen werd zij duizelig. Zij vermoedt dat daar drugs in zat. Zij was zichzelf niet, het zag haar zwart voor de ogen, zij was niet lekker, was duizelig en had geen controle over haar lichaam. Zij kon niet meer bewegen en hield haar handen voor haar gezicht. Zij is vroeger emotioneel verwaarloosd/mishandeld en heeft deels borderline en dissocieert als zij in een onveilige situatie is. Zij hoorde in de verte wel, maar zag toen niks meer. Haar lichaam was verdoofd, zij kon zich niet bewegen. Toen de werking van dat spul weg was, bewoog zij en werd zij wakker.
In haar tweede verklaring gaf [aangeefster3] aan dat zij van een Bacardi-cola twee á drie slokjes had gedronken en een shotje in een klein glaasje had gedronken. Zij voelde zich na hooguit vijf minuten suffer worden. Zij kon zich niet meer bewegen. Zij weet zeker dat ze iets in haar
drankje gedaan hebben, omdat zij zo weinig had gedronken en toch geen controle over haar lichaam had. Het leek of haar bewustzijn eerst terugkwam en haar lichaam pas later kon reageren. Zij kan zich het beginstuk niet meer herinneren.
In een derde verklaring gaf [aangeefster3] aan dat zij, als zij dissocieert, er met haar gevoel niet meer bij is. Zij is daar dus wel, maar heeft niet goed meer de controle over zichzelf. Op zo’n moment wordt zij rustiger en voelt minder. Het raakt niet de herinnering, maar de
mogelijkheden die zij op dat moment heeft om te handelen.
[meldster1]
Meldster [meldster1] heeft verklaard dat zij zich op een gegeven moment slap en draaierig voelde en moest spugen. Het leek alsof er iets in haar drankje was gedaan. Zij had alcohol gedronken, terwijl zij daar niet tegen kan en dit kan in combinatie met haar medicatie
(anti-depressiva en oxazepam) ook een uitwerking hebben gehad.
[meldster2]
Meldster [meldster2] heeft verklaard dat zij dronken was, in slaap was gevallen en de volgende ochtend moest overgeven. Zij was daarna onder andere duizelig, misselijk en slap. In een tweede verklaring gaf zij aan dat zij eerder al een paar drankjes op had en vervolgens een paar shotjes had gehad, onwel was geworden en out was gegaan. Zij was mogelijk gedrogeerd door de drankjes.
[meldster3]
Meldster [meldster3] heeft verklaard dat toen zij op het bewuste adres was aan haar telkens is gevraagd of zij GHB wilde, maar dat zij nee heeft gezegd. Zij weet hoe GHB smaakt en wat het met je doet. De verdachten hebben haar drinken aangeboden, maar niet stiekem GHB in een drankje gedaan.
[meldster4]
Meldster [meldster4] heeft verklaard dat zij niets heeft gedronken van het drankje dat haar na lang wegblijven van degene die het drankje maakte, is aangeboden en dat zij uit de woning is weggegaan, omdat zij zich onveilig voelde. Er hebben met [meldster4] geen seksuele handelingen plaatsgevonden.
NN-vrouw
Verder is er nog een verklaring van een anoniem gebleven vrouw over het mogelijk gedrogeerd zijn in de woning van de verdachten. Met zo’n verklaring moet bijzonder behoedzaam worden omgegaan, omdat het hof gelet op het anonieme karakter deze verklaring niet op betrouwbaarheid kan controleren. Het hof kan deze verklaring alleen dan als bewijsmateriaal bezigen, indien deze in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal. Omdat dit andersoortig bewijs ontbreekt, zal het hof deze verklaring niet gebruiken voor het bewijs.
Tussenconclusie ter zake het toedienen van GHB of een andere bedwelmende stof
Ter zake feit 2 overweegt het hof dat uit de verklaring van [aangeefster2] onvoldoende blijkt dat de verdachten heimelijk GHB of een andere bedwelmende stof aan haar hebben toegediend. Zij spreekt - pas in haar derde verklaring - slechts een vermoeden uit dat zij gedrogeerd zou kunnen zijn, omdat zij die avond op seksueel gebied verder is gegaan dan zij gewend is. Bovendien spreekt zij dit vermoeden eerst uit nadat haar in een eerder verhoor door de verhorende verbalisanten sturende vragen waren gesteld. Aangezien zij overigens niet heeft verklaard over een staat van bewustzijn die past bij het toedienen van GHB of een andere bedwelmende stof, kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de verdachte, of een van haar medeverdachten, heimelijk GHB of een andere bedwelmende stof aan [aangeefster2] heeft toegediend.
[aangeefster1] en [aangeefster3] hebben verklaard dat zij zich tijdens de afspraak met de verdachten op enig moment minder bewust waren van wat er gebeurde. Zij werden suf en hadden geen controle meer over hun lichaam. Daarom vermoeden zij dat zij die avond GHB toegediend hebben gekregen. Omdat deze staat van bewustzijn past bij de symptomen die kunnen ontstaan nadat een (te grote) hoeveelheid GHB is toegediend, is dit een aanwijzing dat deze aangeefsters zijn gedrogeerd met GHB. Aangezien de verdachten hebben ontkend dat zij een bedwelmende stof in de drankjes van deze aangeefsters hebben gedaan, is deze aanwijzing niet voldoende en is voor een bewezenverklaring steunbewijs vereist.
Zoals reeds is overwogen, kunnen verklaringen en meldingen van andere meldsters/getuigen als ‘schakelbewijs’ worden gebruikt als die in overwegende mate en op essentiële specifieke punten belangrijke overeenkomsten vertonen met hetgeen [aangeefster1] en [aangeefster3] hebben verklaard.
Het hof overweegt dat in geen van de zaken van de aangeefsters of meldsters in dit dossier redengevende bewijsmiddelen aanwezig zijn voor de stelling dat sprake is geweest van dwang, zodat evenmin bewijsmiddelen voorhanden zijn die als schakelbewijs in (één van) de andere zaken gebruikt kunnen worden. Dit is temeer het geval, omdat het hof niet kan uitsluiten dat het door de aangeefsters en meldsters ervaren verminderde bewustzijn gelegen is in een andere oorzaak. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Aangeefster [aangeefster1] kon zich in eerste instantie weinig tot niets herinneren van wat er de bewuste avond was voorgevallen. Zij heeft wisselend verklaard over de hoeveelheid en soorten drankjes die zij heeft gedronken en over het moment waarop bij haar mogelijke effecten van bedwelming optraden. Hoewel [aangeefster1] kenmerken omschrijft die mogelijk passen bij de toediening van GHB, kampt zij ook met dissociaties. Volgens haar verklaringen past het niet bewust gebeurtenissen waarnemen en uit haar lichaam treden daarbij. Het hof kan op basis van haar verklaring daardoor niet uitsluiten dat haar toestand die avond, niet door het toedienen van een bedwelmende stof maar door dissociaties, als gevolg van de door haar ervaren situatie, is veroorzaakt.
Ook ten aanzien van [aangeefster3] stelt het hof vast dat zij in een moment van dissociatie niet meer de controle over zichzelf heeft; immers, dit heeft ze zelf aangegeven. Het hof kan daardoor niet uitsluiten dat ook haar toestand die bewuste avond, niet door het toedienen van een bedwelmende stof, maar door dissociaties (al dan niet in combinatie van het drinken van alcoholhoudende drank) is veroorzaakt.
Het hof kan ten aanzien van [meldster1] evenmin uitsluiten dat haar toestand door de (combinatie van) alcohol en haar medicatie is veroorzaakt, temeer omdat Van den Burg zelf heeft verklaard dat zij niet goed kan tegen het gebruiken van alcohol in combinatie met haar medicatie.
Ten aanzien van [meldster2] overweegt het hof dat op basis van haar verklaring niet kan worden uitgesloten dat de staat van bewustzijn is veroorzaakt door het gebruik van alcohol.
Het hof overweegt dat [meldster3] niet over het mogelijk gedrogeerd zijn heeft verklaard. Integendeel, zij heeft verklaard dat de verdachten haar GHB hebben aangeboden, maar dat zij dit niet wilde en het ook niet heeft gehad.
Het hof overweegt verder dat zij ook op basis van de verklaring van [meldster4] het drogeren niet kan vaststellen.
Alles overwegende is het hof, anders dan de
advocaat-generaal, van oordeel dat de verschillende verklaringen niet over en weer als steunbewijs kunnen worden gebruikt voor de feiten 1, 2, en 3. Het feit dat er in de woning een fles met GHB is aangetroffen, maakt dit niet anders, aangezien medeverdachte [medeverdachte1] heeft verklaard zelf verslaafd te zijn geweest aan GHB en dit regelmatig te gebruiken. Het hof acht daarom niet bewezen dat de verdachte, al dan niet samen met de medeverdachte(n), [aangeefster1], [aangeefster2] en [aangeefster3] (heimelijk) heeft gedrogeerd door middel van het toedienen van GHB of een andere bedwelmende stof. Dit kan dan ook niet bijdragen aan de ten laste gelegde dwang.
Bij de feiten 1 tot en met 3 is ook aan de verdachten ten laste gelegd dat zij een fysiek en/of numeriek overwicht hebben gecreëerd ten opzichte van de aangeefsters.
Het ging daarbij steeds om het uitnodigen van de aangeefsters om naar de woning van de verdachten te komen, waarbij zij onverwacht werden geconfronteerd met de aanwezigheid van nog twee andere personen (in één geval één andere persoon, de mannelijke verdachte) en waarbij aldus een fysiek en/of numeriek overwicht ten opzichte van die aangeefsters werd gecreëerd.
Het hof stelt vast dat alle meldsters en/of aangeefsters gelijkluidend hebben verklaard over het maken van een afspraak met een vrouw via een datingsite, waarna in de woning onverwachts nog een andere vrouw en een man aanwezig bleken te zijn. Verdachte en de medeverdachten hebben alle drie erkend dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte1] vrouwen via een datingapp of -site uitnodigde en dat daarbij aan die vrouwen bewust niet werd verteld dat in de woning nog een man en vrouw aanwezig zouden zijn. Medeverdachte [medeverdachte2] heeft hierover bij de politie verklaard dat sprake was van een ‘verrassingseffect’ en ook van misleiding van de vrouwen. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft ter terechtzitting in hoger beroep bovendien verklaard dat zij aldus bij het maken van de afspraken bewust loog over de aanwezigheid van de twee anderen, omdat zij bang was de vrouwen anders af te schrikken. Wanneer de vrouwen in de woning kwamen, vertelde zij hen bijvoorbeeld dat het vrienden waren, die onverwachts op bezoek waren gekomen en in de woning waren blijven hangen. Dit enkele creëren van een numeriek overwicht is naar het oordeel van het hof op zichzelf onvoldoende om te spreken van dwang. Immers werden de aangeefsters daarmee niet gedwongen in de woning te blijven en seksuele handelingen te verrichten, maar stond het hen vrij om weg te gaan.
Met betrekking tot het innemen van alcoholische dranken overweegt het hof dat uit de verklaringen niet anders blijkt dan dat de aangeefsters en meldsters dit vrijwillig hebben ingenomen en daarmee niet door de verdachten in een staat van bewusteloosheid of onmacht zijn gebracht en dat dit op zichzelf (zonder het drogeren) geen dwangsituatie oplevert.
Het vasthouden van de armen en/of benen
Ten aanzien van aangeefster [aangeefster1] is ten laste gelegd dat haar armen en/of benen zijn vastgehouden. [aangeefster1] heeft in haar tweede en derde verklaring verklaard dat de verdachten haar armen en benen hebben vastgehouden, terwijl zij seksuele handelingen bij haar verrichtten en dat zij daardoor niet weg kon. De verdachten hebben dit ontkend.
Het hof overweegt dat voor dit onderdeel zich in het dossier, naast de verklaring van [aangeefster1], geen ander (steun)bewijs bevindt. Het hof kan daarom op dit onderdeel niet tot een bewezenverklaring komen.
Ten aanzien van aangeefster [aangeefster2] is daarnaast als feitelijkheid het onverhoeds handelen ten laste gelegd. Het hof overweegt dat dit verder niet is gespecificeerd, maar dat uit het dossier kan worden afgeleid dat hiermee het plotseling penetreren door medeverdachte [medeverdachte2] wordt bedoeld, terwijl [aangeefster2] van tevoren zou hebben gezegd dit niet te willen. De verdachten hebben ontkend dat [aangeefster2] dit vooraf aan hen kenbaar heeft gemaakt en dat er handelingen tegen de wil van deze aangeefster zijn verricht.
Het hof overweegt dat [aangeefster2], zoals zij zelf heeft verklaard, over en weer vrijwillig allerlei seksuele handelingen met de verdachten heeft verricht. Voor haar verklaring dat zij, voordat deze handelingen werden verricht, duidelijk heeft gezegd dat zij niet wilde worden gepenetreerd door medeverdachte [medeverdachte2], is er onvoldoende steun in het dossier. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verdachten onverhoeds hebben gehandeld ten opzichte van [aangeefster2].
Het negeren van signalen van verbaal en/of fysiek verzet
Ten aanzien van aangeefster [aangeefster3] is ook ten laste gelegd dat signalen van verbaal en/of fysiek verzet door de verdachten zijn genegeerd. De verdachten hebben dit eveneens ontkend. Het hof komt op dit onderdeel ook niet tot een bewezenverklaring. [aangeefster3] heeft niet verklaard over verzet in fysieke vorm. Voorts heeft [aangeefster3] over verzet in verbale vorm verklaard dat zij op een gegeven moment heeft gezegd dat zij weg wilde, waarop zij haar kleren heeft aangetrokken, naar de deur is gelopen en door de (mede)verdachten naar huis is gebracht. Dit is naar het oordeel van het hof onvoldoende om te spreken van dwang, ook niet omdat er, nadat zij heeft gezegd weg te willen gaan, geen seksuele handelingen meer hebben plaatsgevonden.
Alles overwegende komt het hof tot het oordeel dat niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat de verdachten de aangeefsters op de ten laste gelegde wijze hebben verkracht en ook niet dat ze dit ten aanzien van [aangeefster2] hebben gepoogd, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aangeefsters zijn gedrogeerd of op andere wijze zijn gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. De feitelijkheid die wel kan worden vastgesteld, het doelbewust creëren van een numeriek overwicht, levert op zichzelf of in samenhang geen dwangsituatie op. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten.
Het hof stelt vast dat een van de medeverdachten de bezoekende vrouwen bewust in de waan bracht dat zij een afspraak met één vrouw maakten waarna zij werden geconfronteerd met het feit dat er nog een tweede vrouw en een man aanwezig waren. Door aldus te handelen hebben de verdachten geen respect getoond voor de bezoekende vrouwen, hetgeen afkeurenswaardig is, temeer nu het (uiteindelijke) doel van de afspraak (over en weer) het verrichten van seksuele – en dus intieme – handelingen was. Hoewel het handelen van de verdachten juridisch gezien geen strafbare feiten oplevert, doet dit niets af aan hoe aangeefsters deze gebeurtenissen hebben ervaren en evenmin aan het feit dat zij deze gebeurtenissen als traumatisch hebben ervaren.
Namens de verdachte is ter terechtzitting – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen in de woning en er geen beschikkingsmacht over heeft gehad, zodat zij van feit 6 dient te worden vrijgesproken.
Uit het dossier blijkt het volgende. Het wapen en de munitie zijn aangetroffen in de woning aan de [adres] te [plaats] – waar verdachten [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [verdachte] woonden - in een niet gesloten kluis in een kamer met kleding. Medeverdachte [medeverdachte2] heeft bij de politie verklaard het wapen en de munitie 5 á 6 jaar eerder te hebben gekocht. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte2] verklaard vergeten te zijn geweest dat het wapen er nog lag. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte van het wapen en de munitie niets af wist. De verdachte heeft ten slotte verklaard de kluis te hebben gezien, maar hier niet in te hebben gekeken, zodat zij het wapen en de munitie niet heeft gezien.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] bekend waren met de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de kluis en daarover beschikkingsmacht hadden. Het hof is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat dit een en ander ook voor de verdachte gold. De verdachte is in juli 2016 bij haar medeverdachten ingetrokken. Niet uitgesloten kan worden dat het wapen toen al in de kluis lag en dat de verdachte nimmer in die kluis heeft gekeken. De verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Strafbepaling ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering
Nu in eerste aanleg ter zake van de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - zal het hof op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 5 bewezenverklaarde bepalen.
Gelet op de aard en ernst van het door de rechtbank bewezen- en strafbaar verklaarde feit onder 5, zal hof ten aanzien van dat feit de op te leggen straf bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.015,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte ter zake van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 423 vierde lid van het Wetboek van Strafvordering zoals zij rechtens gelden dan wel golden.