ECLI:NL:GHDHA:2023:2097

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
200.329.162/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en verlenging van de looptijd

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de schuldsaneringsregeling van de appellant, [appellant], op verzoek van de bewindvoerder was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] zijn informatie- en afdrachtverplichtingen niet naar behoren was nagekomen en dat hij een bovenmatige schuld had laten ontstaan. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin hij betwistte dat hij een bedrag van € 5.300,- had ontvangen uit de verkoop van een auto, en stelde dat de werkelijke boedelachterstand veel lager was. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 augustus 2023 werd duidelijk dat de bewindvoerder van mening was dat er voldoende bewijs was voor de claims tegen [appellant]. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen in de informatie- en afdrachtverplichtingen van [appellant] ernstig waren, maar dat er voldoende redenen waren om een uitzondering te maken. Het hof besloot de looptijd van de schuldsaneringsregeling met een jaar te verlengen, tot 7 oktober 2025, en dat [appellant] aan zijn verplichtingen moet blijven voldoen. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.329.162/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/21/243 R

arrest van 12 september 2023

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. I. van Troost te Rotterdam.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2021 is ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregeling is op verzoek van de bewindvoerder, met instemming van de rechter-commissaris, beëindigd bij vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2023. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 30 juni 2023 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties genummerd 1 t/m 7). Het hof heeft verder kennisgenomen van producties 8 t/m 13 van [appellant] en van de reactie op het beroepschrift van M. Zomerdijk (Sociaal.nl Schuldsanering B.V.), de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling, met daarbij een opgave van de laatste stand van zaken (met bijlagen 1 t/m 5).
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2023, waarbij zijn verschenen: [appellant], bijgestaan door zijn advocaat, alsmede mevrouw J. Poot, de beschermingsbewindvoerder van [appellant]. Verder is verschenen mevrouw Zomerdijk, voornoemde bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] beëindigd op grond van het bepaalde in art. 350 lid 3 aanhef en onder c en d Faillissementswet (Fw), omdat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en afdrachtverplichting niet naar behoren nakomt en hij een bovenmatige schuld heeft laten ontstaan. De rechtbank heeft daarbij – kort gezegd – overwogen dat [appellant] de bewindvoerder er niet over heeft geïnformeerd dat hij een bedrag van € 5.300,- heeft ontvangen in verband met de verkoop van een auto (Mercedes Benz). Daarnaast is er, mede doordat het bedrag van € 5.300,- niet is afgedragen, een boedelachterstand ontstaan van € 6.370,11 en is er een nieuwe bovenmatige schuld van € 3.600,- aan mevrouw [naam] (bedoeld is: [betrokkene], toevoeging hof) in verband met de aanschaf van de Mercedes.
Dat de tekortkomingen [appellant] niet te verwijten zijn, is volgens de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [appellant], in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. Schenkingen van de vader van [appellant] bieden geen oplossing voor het inlopen van de boedelachterstand, omdat schenkingen in de boedel vallen (art. 295 Fw), aldus de rechtbank.
2. De grieven van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
2.1
[appellant] betwist dat hij geld heeft gekregen of geleend van [betrokkene], zijn toenmalige partner, voor de aanschaf van de Mercedes en dat hij een bedrag van € 5.300,- heeft ontvangen toen hij die auto weer inleverde bij de garage. De Mercedes stond, evenals de Opel Signum, die werd ingeruild voor de Mercedes, op naam van [betrokkene] geregistreerd. [appellant] mocht de auto’s af en toe gebruiken maar was niet de eigenaar van die auto’s. Het WhatsAppgesprek over de aanschaf van de Mercedes is buiten zijn medeweten door [betrokkene] geschreven, zo stelt [appellant], en is onjuist. Hij stelt dat hij de Mercedes in juli 2022 slechts heeft ingeleverd bij de garage omdat die ondeugdelijk was en dat hij geen geld voor die auto heeft ontvangen. [appellant] is niet bekend met de factuur van 15 juli 2022 van de garage, waarop is vermeld ‘kas voldaan’. Er is ook geen schriftelijk stuk waaruit blijkt dat hij voor ontvangst van het bedrag van € 5.300,- heeft getekend. Het WhatsAppbericht met de foto waarop een stapel in de hand gehouden papiergeld is te zien, ziet niet op deze vermeende transactie, maar betreft een bedrag van zo’n € 1.500,- dat [appellant] heeft terugontvangen omdat er een onjuist auto-onderdeel aan hem was geleverd. [appellant] vermoedt dat een en ander in scene is gezet door [betrokkene] en dat zij een onjuiste verklaring heeft gegeven aan de bewindvoerder, omdat hij de relatie met haar heeft verbroken. Van een schuld aan [betrokkene] is geen sprake, aldus [appellant]. Daarvan is ook geen overeenkomst of een ander door [appellant] ondertekend stuk.
2.2
In de achterstand die de bewindvoerder heeft berekend, is volgens [appellant] ten onrechte het hiervoor vermelde bedrag van € 5.300,- meegenomen. De boedelachterstand bedraagt volgens hem in werkelijkheid € 1.070,11. Die achterstand kan [appellant] inlopen binnen de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling tot eind oktober 2024. Mocht het hof uitgaan van een hogere boedelachterstand, dan verzoekt [appellant] een verlenging van de schuldsaneringsregeling, zodat hij dan ook de achterstand kan inlopen. De ontbrekende stukken waarvan de bewindvoerder melding maakt in haar reactie op het beroepschrift, zijn inmiddels aangeleverd. De bijschrijvingen op zijn bankrekening zien op de aanschaf van auto-onderdelen. [appellant] sleutelt als hobby graag aan auto’s van vrienden en bestelt indien nodig auto-onderdelen voor hen, die hij vervolgens in de auto’s plaatst, aldus [appellant].
3. De bewindvoerder blijft bij haar standpunt dat de WhatsAppconversatie en foto, alsmede de factuur van de garage, voldoende aanleiding geven om ervan uit te gaan dat [appellant] een bedrag van € 5.300,- heeft ontvangen toen hij de Mercedes inleverde bij dan wel verkocht aan de garage. [appellant] heeft de bewindvoerder daarover niet geïnformeerd. Als bij de boedelachterstand rekening wordt gehouden met voornoemd bedrag en de bedragen die zien op bijschrijvingen op de bankrekening (€ 1.293,50) en de achterstand in de reguliere afdracht (€ 2.313,70), is een verlenging van twee jaar volgens haar realistisch om de achterstand in te lopen. Daarnaast dient [appellant], als hij zijn hobby wil voortzetten, een deugdelijke administratie daarvan bij te houden en aan te leveren, zodat een en ander te controleren is.
4. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat er een bedrag gespaard is, naar het hof begrijpt ongeveer € 1.300,-, dat kan worden aangewend om de achterstand in te lopen en dat zo nodig een verlenging van de regeling aan de orde is om de dan nog resterende boedelachterstand in te kunnen lopen.
5. Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en afdrachtverplichting niet naar behoren is nagekomen.
5.1
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het voor een op adequate wijze kunnen uitoefenen van toezicht door de bewindvoerder op de naleving door de schuldenaar van diens uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, van essentieel belang is dat de informatie tijdig wordt verschaft. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest, omdat inkomensspecificaties en bankafschriften, alsmede informatie over de omgangsregeling met de zoon van [appellant] – van belang voor de berekening van het vrij te laten bedrag – pas in een (zeer) laat stadium zijn aangeleverd, evenals informatie over de door de bewindvoerder gemelde mutaties op de bankrekening.
5.2
Daarnaast is er een boedelachterstand ontstaan. Het hof gaat daarbij uit van de door de bewindvoerder berekende achterstand, met uitzondering van het bedrag van € 5.300,- omdat er naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs is om te concluderen dat [appellant] voornoemd bedrag daadwerkelijk heeft ontvangen. Er is geen door hem ondertekend stuk voor de ontvangst van dat bedrag en van de WhatsApp-foto van de portemonnee met bankbiljetten is niet duidelijk geworden op welke datum die foto is verzonden en in welk WhatsAppgesprek (tussen wie) die foto is gedeeld. Concrete toelichting ontbreekt.
Gelet op het voorgaande gaat het hof ervan uit dat de boedelachterstand bestaat uit de achterstand in de reguliere afdracht (€ 2.313,70) en uit de mutaties van totaal € 1.293,50 op de bankrekening die volgens [appellant] zien op door hem voor vrienden aangeschafte auto-onderdelen, maar waarvan (nog) geen stukken ter onderbouwing daarvan zijn toegestuurd aan de bewindvoerder. Als [appellant] alsnog concrete toelichting toestuurt aan de bewindvoerder waaruit blijkt dat de mutaties zien op de aanschaf van auto-onderdelen, kan daarmee nog rekening worden gehouden bij de berekening van de achterstand.
5.3
Dat [appellant] daarnaast ook nog een nieuwe schuld heeft laten ontstaan, is onvoldoende aannemelijk geworden. Er is onvoldoende bewijs om ervan uit te gaan dat [appellant] een schuld heeft aan [betrokkene]. Het hof begrijpt dat de Mercedes (evenals de Opel Signum die bij de aanschaf van de Mercedes werd ingeruild) op naam van [betrokkene] stond geregistreerd. Dat niet [betrokkene] maar [appellant] de eigenaar was van de auto’s en dat hij voor de aanschaf daarvan geld heeft geleend van [betrokkene], is niet vast komen te staan. Ook de bewindvoerder heeft op de zitting verklaard ervan uit te gaan dat de auto’s eigendom van [betrokkene] waren en dat de bedragen die [betrokkene] aan [appellant] voor de aanschaf/inruil daarvan heeft verschaft daarom niet kwalificeren als leningen aan hem.
5.4
De tekortkomingen in de informatie- en afdrachtverplichting zijn dermate ernstig dat zij in beginsel dienen te leiden tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Niettemin is er in dit geval aanleiding voor een uitzondering. Het hof is er voldoende van overtuigd geraakt dat [appellant] alles in het werk zet en gemotiveerd is om de regeling tot een goed einde te brengen. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat bij de beschermingsbewindvoerder inmiddels een bedrag van zo’n € 1.300,- is gespaard, welk bedrag aangewend kan worden om de boedelachterstand in te lopen. Het hof acht tegen de voorgaande achtergrond een verlenging van de looptijd met een jaar op zijn plaats.
[appellant] dient de verplichtingen gedurende de resterende (verlengde) looptijd van de schuldsaneringsregeling stipt na te komen en de bewindvoerder steeds onverwijld te voorzien van alle relevante informatie. Ook dient hij met haar in overleg te treden over de administratie van de financiële transacties in het kader van zijn hobby.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden
vernietigd, met verlenging.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2023;
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling met een jaar, derhalve tot 7 oktober 2025, waarbij [appellant] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter voortzetting van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J. van Harten, J.W. Frieling en A.J. Swelheim, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2023 in aanwezigheid van de griffier.