ECLI:NL:GHDHA:2023:2095

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
200.322.180/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement I3CP Holding B.V. en vordering Pegase Capital SRL

In deze zaak gaat het om het faillissement van I3CP Holding B.V., dat op 29 november 2022 door de rechtbank Rotterdam is uitgesproken. I3CP heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, maar dit verzet is op 23 januari 2023 door de rechtbank ongegrond verklaard. I3CP is in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Den Haag, waarbij zij verzocht heeft het eerdere vonnis te vernietigen en het faillissement op te heffen. De zaak is behandeld op 21 maart 2023, maar zowel I3CP als de tegenpartij, Pegase Capital SRL, waren niet aanwezig. Pegase heeft een vordering ingediend op basis van een overeenkomst met I3CP, waarin zij als financieel adviseur optrad. I3CP betwist de vordering van Pegase en stelt dat zij niet in staat is om te betalen, maar het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor het vorderingsrecht van Pegase en dat I3CP in een toestand verkeert van niet kunnen betalen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.322.180/01
Rekestnummer rechtbank : C/10/22/273 F

arrest van 28 maart 2023

inzake

I3CP Holding B.V.,

statutair gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: I3CP,
advocaat: onttrokken (voorheen: mr. E.C.M. Braun te ’s-Hertogenbosch),
tegen

Pegase Capital SRL,

gevestigd te Boekarest, Roemenië,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Pegase,
advocaat: mr. P. van Zwijndregt te Veghel.

Het geding

Bij verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2022 is I3CP in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. W.M. de Vries tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. Z. Korkmaz, advocaat te Amsterdam, tot curator. I3CP heeft tegen dat vonnis verzet ingesteld, welk verzet bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2023 ongegrond is verklaard. Bij beroepschrift (met producties), ingekomen ter griffie van het hof op 31 januari 2023, is I3CP van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen, het verzet gegrond te verklaren en het faillissement te vernietigen.
Het hof heeft verder kennisgenomen van het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg, van de onttrekking van de advocaat van I3CP bij V2-formulier van 1 maart 2023 (waarop de advocaat heeft aangegeven dat hij zijn cliënte op de hoogte heeft gesteld van de gevolgen van de onttrekking) en van de brief met bijlagen van de curator d.d. 15 maart 2023, waarin hij heeft medegedeeld dat hij niet aanwezig zal zijn ter zitting. Pegase heeft bij brief van haar advocaat van 21 maart 2023 laten weten dat zij, gelet op de brief van de curator, niet aanwezig zal zijn ter zitting.
Ter zitting van 21 maart 2023 is na uitroeping van de zaak niemand verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

1. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van Pegase en van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat I3CP in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Daarbij heeft de rechtbank onder meer overwogen dat I3CP de aanvankelijke betwisting van de vordering van Pegase ter zitting van 16 januari 2023 heeft laten varen en dat ook het bestaan van steunvorderingen door I3CP niet is betwist.
2. De grieven van I3CP kunnen als volgt worden samengevat.
I3CP betwist het vorderingsrecht van Pegase. Zij stelt zich op het standpunt dat Pegase geen vordering op haar heeft omdat Pegase niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen haar en I3CP. Pegase zou op grond van die overeenkomst investeerders aantrekken in het kader van de overname van een Roemeens bedrijf door I3CP, maar heeft dat volgens haar nagelaten.
Voorts betwist I3CP dat zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, waarbij zij ook de aangedragen steunvorderingen van de Belastingdienst en Dentons betwist. Daartoe heeft I3CP aangevoerd dat zij een lege vennootschap is waarin nimmer activiteiten hebben plaatsgevonden. Dat de Belastingdienst een vordering op haar heeft, staat volgens haar niet vast. De door de Belastingdienst opgelegde bedragen c.q. boetes worden mogelijk ingetrokken wanneer de betreffende aangiftes wel nog worden verzorgd. Ten aanzien van de vordering van advocatenkantoor Dentons heeft I3CP aangevoerd dat zij zich niet bewust was van openstaande facturen van de Nederlandse vestiging van Dentons omdat zij meende altijd diensten te hebben afgenomen van de Roemeense vestiging van Dentons.
3. Pegase stelt zich op het standpunt dat haar vordering op I3CP genoegzaam blijkt uit de processtukken, waaronder de overeenkomst met I3CP van 23 maart 2021. De nadien getroffen regeling tussen partijen geeft bovendien ook blijk van de vordering van Pegase.
De regeling werd echter niet door I3CP nagekomen.
4. De curator refereert zich aan het oordeel van het hof. Hij heeft in zijn brief van 15 maart 2023 geschreven dat er sinds zijn reactie van 16 december 2022 op het verzetschrift van I3CP geen ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, dat er een gebrek is aan informatieverstrekking door de bestuurders van I3CP en dat de boedel leeg is.
5. Op basis van de aan het hof overgelegde stukken is het hof van oordeel dat ook in hoger beroep summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van Pegase en (summierlijk) van feiten en omstandigheden die meebrengen dat I3CP verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
5.1
De vordering van Pegase ziet op een overeenkomst met I3CP van 23 maart 2021 in het kader van een door I3CP beoogde overname van een bedrijf in het buitenland. Pegase trad op als financieel adviseur voor I3CP waarvoor een maandelijkse fee was overeengekomen van € 6.000,- exclusief BTW, voor het verrichten van diverse diensten/werkzaamheden. De vordering in hoofdsom betreft de fee voor zes maanden. Dat de maandelijkse fee niet verschuldigd is indien Pegase geen investeerders zou aantrekken, zoals I3CP kennelijk meent, blijkt niet uit voornoemde overeenkomst. Gelet op het voorgaande is summierlijk gebleken van het vorderingsrecht van Pegase.
5.2
Daarnaast is summierlijk gebleken dat I3CP naast de vordering van Pegase ook de vorderingen van de Belastingdienst en Dentons onbetaald laat. Dat de vordering van de Belastingdienst is gecorrigeerd (op nihil is gesteld) op grond van alsnog gedane belastingaangiften, zoals I3CP stelt, is niet gebleken. Hetgeen I3CP tegen de vordering van Dentons naar voren heeft gebracht is, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet te beschouwen als een (voldoende) betwisting van die vordering. I3CP erkent ook zelf dat Dentons een bekende schuldeiser is van het concern waartoe I3CP behoort. Dat de vordering van Dentons betrekking heeft op diensten van een nevenvestiging van Dentons in Roemenië en dat daarom geen sprake is van een vordering van Dentons jegens haar, heeft I3CP niet aannemelijk gemaakt.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, nu summierlijk is gebleken van de vordering van Pegase en van het bestaan van feiten en omstandigheden die meebrengen dat I3CP verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen, het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd.

Beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2023.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J. Verduyn, G.C. de Heer en A.J. Swelheim, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.