ECLI:NL:GHDHA:2023:2094

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
200.322.184/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake faillissement en vorderingsrecht van schuldeiser

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij hij op 24 januari 2023 in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank benoemde mr. M. Aukema tot rechter-commissaris en mr. G.A. Krol als curator. [Appellant] heeft het hof verzocht het vonnis te vernietigen, waarbij hij betwist dat hij in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen en het vorderingsrecht van Boender Zaltbommel B.V. aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2023 zijn beide partijen, de curator en hun advocaten verschenen. Het hof heeft hen in de gelegenheid gesteld om te onderhandelen met de schuldeisers. Na de behandeling heeft [appellant] aan het hof gerapporteerd dat hij met Easyfairs Belgium N.V. overeenstemming heeft bereikt over een betaling van € 22.210,06. De curator bevestigde dat Boender de enige overblijvende schuldeiser lijkt te zijn en dat er geen pluraliteit van schuldeisers is. Het hof concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [appellant] heeft opgehouden te betalen. Het hof oordeelt dat het vorderingsrecht van Boender voldoende aannemelijk is en wijst het verzoek van [appellant] om de faillissementskosten te matigen af. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst het verzoek tot faillietverklaring van [appellant] af, waarbij het faillissementskosten en het salaris van de curator op € 7.892,81 wordt vastgesteld en ten laste van [appellant] wordt gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.322.184/01
Rekestnummer rechtbank : C/10/23/22 F

arrest van 25 april 2023

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P.A. Loeff te Zwijndrecht,
tegen

Boender Zaltbommel B.V.,

gevestigd te Oostvoorne,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Boender,
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink te Den Bosch.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2023 is [appellant] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. M. Aukema tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. G.A. Krol, advocaat te Ridderkerk, als curator. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 1 februari 2023, is [appellant] van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen. Daarnaast heeft het hof nog kennisgenomen van door [appellant] nader overgelegde stukken, het verweerschrift van Boender, de reactie van de curator op het beroepschrift en het faillissementsverslag van 21 februari 2023.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023. Verschenen zijn:
[appellant], bijgestaan door mr. Loeff, mr. Vink namens Boender en de curator.
Mr. Loeff heeft de zaak toegelicht aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen.

Beoordeling van het hoger beroep

1. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van Boender en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat [appellant] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
2. [appellant] betwist het vorderingsrecht van Boender en daarnaast betwist hij ook dat hij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Ter zitting van het hof hebben partijen en de curator hun standpunten toegelicht. [appellant] is door het hof in de gelegenheid gesteld om na de mondelinge behandeling met zijn schuldeisers in onderhandeling te treden. Partijen en de curator zijn daarbij vervolgens verzocht het hof te berichten of het [appellant] is gelukt om met zijn schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen.
3. Bij brief van 24 maart 2023 heeft Boender een overzicht van haar vordering aan het hof toegezonden.
4. Bij brief van 3 april 2023 heeft [appellant] het hof laten weten dat er met schuldeiser Easyfairs Belgium N.V. (hierna: Easyfairs) overeenstemming is bereikt over de betaling van € 22.210,06 ter finale kwijting.
5. Bij brief van 6 april 2023 heeft de curator het hof bevestigd dat [appellant] met Easyfairs tot overeenstemming is gekomen en dat Boender op dit moment de enig overblijvende schuldeiser lijkt te zijn. Daarnaast heeft de curator het hof laten weten dat [appellant] het bedrag van de faillissementskosten heeft gereserveerd op de derdengeldenrekening van zijn advocaat en dat het bedrag van € 22.210,06 is betaald aan Easyfairs. De curator concludeert op basis hiervan dat er op dit moment geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat [appellant] evenmin is opgehouden te betalen.
6. Op basis van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het hof als volgt.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat in hoger beroep niet is gebleken van pluraliteit van schuldeisers. Ook is niet gebleken van feiten of omstandigheden die meebrengen dat [appellant] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Anders dan door [appellant] is betoogd, is het hof wel van oordeel dat het vorderingsrecht van Boender voldoende aannemelijk is geworden. Boender heeft immers een vordering tot een maximumbedrag van € 250.000,- op [appellant] uit hoofde van een vaststellingsovereenkomst (borgstelling) en in hoger beroep is, anders dan [appellant] betoogt, niet komen vast te staan dat deze vordering op [appellant] als borg teniet is gegaan door voldoening van de schuld aan Boender door de hoofdschuldenaar, Handelmaatschappij Veldboeket B.V. Het verzoek van [appellant] om Boender in de faillissementskosten te veroordelen omdat zij met het aanvragen van het faillissement misbruik van recht zou hebben gemaakt, wijst het hof dan ook af. Het staat een schuldeiser immers vrij om het faillissement van een schuldenaar aan te vragen als zijn vordering onbetaald wordt gelaten. Voor het verzoek van [appellant] om de faillissementskosten te matigen, ziet het hof geen aanleiding, ook al omdat de curator het hof heeft laten weten dat zij na de mondelinge behandeling diverse werkzaamheden heeft verricht die niet door haar worden gedeclareerd.
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2023,
en opnieuw rechtdoende:
- wijst het verzoek tot faillietverklaring van [appellant] af,
- stelt het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de curator vast op € 7.892,81 inclusief BTW en brengt dit bedrag ten laste van [appellant], met veroordeling van [appellant] om bedoeld bedrag en bedoelde kosten te voldoen,
- bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld kennis geeft van deze uitspraak aan de griffier van de rechtbank Rotterdam.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. de Heer, C.J. Verduyn en A.J. Swelheim en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2023 in aanwezigheid van de griffier.