ECLI:NL:GHDHA:2023:2093
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Faillissement en vorderingsrecht van pensioenfonds in hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], die in eerste aanleg door de rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank benoemde mr. R.G.C. Veneman tot rechter-commissaris en mr. R.J.H. Berghuis als curator. [Appellant] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht heeft het vonnis te vernietigen. Het hof heeft kennisgenomen van de processtukken en de zitting van de rechtbank, waar [appellant] vergezeld was door zijn vriendin als tolk. Tijdens de zitting heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarin hij betwist dat hij onder de verplichting tot deelneming in het pensioenfonds valt, omdat zijn hoofdwerkzaamheden niet als schilder/glaszetter kunnen worden gekwalificeerd. Hij stelt dat hij voornamelijk vervoer/transport verricht en dat zijn vriendin tolk- en vertalingswerkzaamheden uitvoert.
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Schilders-, afwerkings- en glaszettersbedrijf (BPF) handhaaft haar faillissementsverzoek en stelt dat [appellant] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. BPF verwijst naar de inschrijving van [appellant] bij de Kamer van Koophandel als schilder, wat volgens hen betekent dat hij verplicht is pensioenpremies te voldoen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en is van oordeel dat er summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van BPF. Het hof concludeert dat [appellant] niet heeft aangetoond dat zijn inschrijving bij de KvK onjuist is en dat hij in een toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank.