ECLI:NL:GHDHA:2023:2091

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
200.325.344/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van faillissementsvonnis en beoordeling van vorderingen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het faillissement van [woonplaats]. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Bonefaas, was niet verschenen ter zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De advocaat van de verweerster, Heldwijk Invest B.V., mr. M.J. Noteboom, heeft het standpunt van zijn cliënt toegelicht. De rechtbank had eerder overwogen dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van Heldwijk en dat [woonplaats] in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen.

De appellant stelde in zijn grieven dat hij in staat was om zijn betalingen te hervatten en dat hij overeenkomsten had gesloten met derden om de vorderingen van Heldwijk en andere crediteuren te voldoen. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter zitting in overweging genomen en geconcludeerd dat de grieven van de appellant niet opgingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van Heldwijk, die € 118.131,87 bedraagt, summierlijk is gebleken en dat er geen bewijs is dat de concurrente vorderingen zijn voldaan of dat er betalingsafspraken zijn gemaakt.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2023 bekrachtigd, waarin [woonplaats] in staat van faillissement was verklaard. De curator, mr. M.K. de Bruijn, had ook een verslag ingediend dat de situatie van de appellant bevestigde. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.325.344/01
Rekestnummer rechtbank : F 10/23/108

arrest van 24 mei 2023

inzake

[appellant] h.o.d.n. [naam],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [woonplaats],
advocaat: mr. M. Bonefaas te Hoorn,
tegen

Heldwijk Invest B.V.,

gevestigd te Wijk en Aalburg,
verweerster,
hierna te noemen: Heldwijk,
advocaat: mr. M.J. Noteboom te Gorinchem.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2023 is [woonplaats] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. M. Aukema tot rechter commissaris en met aanstelling van mr. M.K. de Bruijn, advocaat te Rotterdam, als curator. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 6 april 2023, is [woonplaats] van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen.
Het hof heeft verder kennisgenomen van het verslag van de curator en zijn salarisverzoek van 12 mei 2023.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023, waarbij zijn verschenen:
- mr. Noteboom, voornoemde advocaat van Heldwijk,
- mr. De Bruijn, voornoemde curator.
[woonplaats] noch zijn advocaat is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, verschenen ter zitting. De griffier heeft ter zitting telefonisch contact opgenomen met mr. Bonefaas die mededeelde dat [woonplaats] hem na het instellen van het hoger beroep niet meer heeft geïnformeerd over zijn voornemen om een financiering te treffen om zijn schuldeisers te voldoen, dat hij alle stukken van de zitting naar [woonplaats] heeft doorgestuurd maar dat hij geen contact meer heeft kunnen krijgen met hem.
Mr. Noteboom heeft het standpunt van Heldwijk toegelicht aan de hand van een door hem overgelegde pleitnotitie.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van Heldwijk en van het bestaan van feiten en omstandigheden welke aantonen dat [woonplaats] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
2. De grieven van [woonplaats] komen er kort gezegd op neer dat hij in staat is om zijn betalingen te hervatten zodat hij niet in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. [woonplaats] heeft derden gevonden om de vordering van Heldwijk en - voor zover deze niet ingetrokken blijkt - de vordering van [crediteur] en [crediteur] te voldoen, met de overige crediteuren is een regeling getroffen en voor de kosten van de curator wordt een bedrag op de boedelrekening gestort.
3. Ter zitting van het hof hebben Heldwijk en de curator hun standpunten toegelicht.
4. Op basis van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het hof als volgt.
Van de vordering van Heldwijk (€ 118.131,87) is het bestaan summierlijk gebleken. Blijkens de stukken ziet die vordering op een aan [woonplaats] verstrekte lening. [woonplaats] betwist die vordering niet.
Voorts is summierlijk gebleken van feiten en omstandigheden die meebrengen dat [woonplaats] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het verslag van de curator vermeldt dat er naast de preferente vorderingen van Heldwijk en de Belastingdienst, door dertien concurrente crediteuren vorderingen zijn ingediend voor een totaalbedrag van € 62.722,01. Ten minste twaalf van deze vorderingen zijn niet betwist. Niet gebleken is dat deze vorderingen inmiddels zijn voldaan, dat er zekerheid is gesteld om die vorderingen, alsmede de kosten van de curator (€ 12.820,63), te voldoen of dat er betalingsafspraken met de crediteuren zijn gemaakt.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

Beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2023.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Volker, J.M. van der Klooster en A.J. Swelheim, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.