ECLI:NL:GHDHA:2023:2091
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van faillissementsvonnis en beoordeling van vorderingen in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het faillissement van [woonplaats]. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Bonefaas, was niet verschenen ter zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De advocaat van de verweerster, Heldwijk Invest B.V., mr. M.J. Noteboom, heeft het standpunt van zijn cliënt toegelicht. De rechtbank had eerder overwogen dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van Heldwijk en dat [woonplaats] in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen.
De appellant stelde in zijn grieven dat hij in staat was om zijn betalingen te hervatten en dat hij overeenkomsten had gesloten met derden om de vorderingen van Heldwijk en andere crediteuren te voldoen. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter zitting in overweging genomen en geconcludeerd dat de grieven van de appellant niet opgingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van Heldwijk, die € 118.131,87 bedraagt, summierlijk is gebleken en dat er geen bewijs is dat de concurrente vorderingen zijn voldaan of dat er betalingsafspraken zijn gemaakt.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2023 bekrachtigd, waarin [woonplaats] in staat van faillissement was verklaard. De curator, mr. M.K. de Bruijn, had ook een verslag ingediend dat de situatie van de appellant bevestigde. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.