ECLI:NL:GHDHA:2023:2080

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
22-003011-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval met geweld op echtpaar met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1998, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken voor andere feiten. De officier van justitie stelde hoger beroep in tegen de vrijspraak van de verdachte voor de overval op 27 augustus 2021 te Dordrecht, waarbij een echtpaar werd beroofd van een Rolex-horloge. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en op basis van getuigenverklaringen, historische verkeersgegevens en camerabeelden geconcludeerd dat de verdachte een van de daders was. Het hof oordeelde dat de overval gepaard ging met fors geweld, wat leidde tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte moet zich houden aan reclasseringstoezicht en deelnemen aan een persoonlijkheidsonderzoek en behandeling. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, die gedeeltelijk zijn toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, die immateriële en materiële schade hebben geleden door de overval.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003011-22
Parketnummer: 10-073149-22
Datum uitspraak: 29 september 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 oktober 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel van 27 oktober 2022 is door de officier van justitie beperkt appel ingesteld tegen het vonnis, in die zin dat het appel uitsluitend is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. Het hoger beroep van de officier van justitie is dus niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
De verdachte heeft geen appel ingesteld.
Gelet op het voorgaande is slechts het onder 1 tenlastegelegde in hoger beroep aan de orde. De – ter zake van feit 2 ingediende - vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] alsmede het beslag is in hoger beroep niet meer aan de orde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2021 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (Rolex), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (meermalen)
- die [benadeelde partij 1] (met kracht) vast te pakken en/of vast te houden en/of tegen de grond te werken en/of
- tegen het lichaam en/of het hoofd en/of in het gezicht van die [benadeelde partij 1] te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of
- tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [benadeelde partij 2] te slaan en/of te stompen en/of
- naar die [benadeelde partij 1] te roepen: Horloge, horloge!”, althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw zich - op de gronden zoals verwoord in haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen - ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
Op 27 augustus 2021 omstreeks 22.39 uur kwam aangever [benadeelde partij 1] samen met zijn vrouw [benadeelde partij 2] aan bij zijn woning aan de [adres benadeelde partij 1] te Dordrecht. Nadat zij uit de auto waren gestapt sprong er een persoon op [benadeelde partij 1]. Toen [benadeelde partij 1] zich verzette, kwam er een tweede persoon naar hem toe. [Benadeelde partij 1] lag op de grond en een man zat op hem die meermalen “Horloge, horloge” riep. Uiteindelijk is [benadeelde partij 1] van zijn horloge van het merk Rolex beroofd. Tijdens de overval zijn er geweldshandelingen jegens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] verricht. [Benadeelde partij 2] heeft een klap op de zijkant links van haar slaap gekregen. [Benadeelde partij 1] is – terwijl hij op de grond lag - meermalen in zijn gezicht geslagen en getrapt.
[Benadeelde partij 1] heeft de volgende signalementen van de daders opgegeven:
  • Dader 1: een Antilliaanse man, een dikkere man, niet afgetraind en kleiner dan 1.87 meter. Deze dader riep om het horloge.
  • Dader 2: deze dader was dun en meer afgetraind. Hij had ongeveer dezelfde lengte als dader 1. Deze dader heeft de geweldshandelingen verricht. Waarschijnlijk is deze dader ook Antilliaans.
Korte tijd na de overval heeft [benadeelde partij 1] zijn auto naar een garagebedrijf gebracht. Ter plaatse bij het garagebedrijf is een onderzoek aan de auto van [benadeelde partij 1] ingesteld en is onder de auto een magnetisch baken, een GPS-tracker van het merk Tristar, aangetroffen.
Voor beantwoording van de vraag of de verdachte een van de twee daders van de overval is geweest, acht het hof het volgende van belang.
Voorafgaande aan 27 augustus 2021
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2021, drie weken voor de overval, omstreeks 19.30 uur zijn auto parkeerde tegenover zijn woning aan de [adres getuige 1] en dat hij op dat moment een hem onbekende manspersoon zag staan, die vervolgens in een grijs voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] stapte. De man bleef enige tijd zitten en liep vervolgens weg in de richting van het Laantje van Middenhoeve. De persoon kon hij omschrijven als een donkergekleurde manspersoon van ongeveer 25 jaar oud.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de persoon, zoals omschreven door getuige [getuige 1], in de periode tussen 4 augustus 2021 en 20 augustus 2021 een aantal malen heeft gezien. Telkenmale werd het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] op dezelfde plek geparkeerd, aan de overzijde van de woning aan de [adres getuige 1]. De getuige heeft de personen die bij dit voertuig hoorden omschreven als donkergetinte personen, van halverwege 20 jaar oud. Zij heeft deze personen voor het laatst op 19 of 20 augustus 2021 gezien en de mannen waren toen een half uur tot drie kwartier weggelopen in de richting van de [straatnaam adres benadeelde partijen 1 en 2], waar [benadeelde partij 1] met zijn vrouw [benadeelde partij 2] woonachtig is.
Uit onderzoek is gebleken dat het kenteken [kenteken] in augustus 2021 op naam van de verdachte stond en dat de verdachte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik had. De verdachte heeft dit op de terechtzitting in eerste aanleg ook erkend.
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat de verdachte over in zes maanden (14 april 2021 tot en met 14 oktober 2021) vele contactmomenten heeft gehad. Zo heeft hij ongeveer 500 contactmomenten met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (het telefoonnummer van zijn neef), 325 contactmomenten met het telefoonnummer [telefoonnummer 3], 230 contactmomenten met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] en ongeveer 400 contactmomenten met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] (het telefoonnummer van zijn vriendin) gehad.
In de periode 24 juni 2021 tot en met 24 september 2021 was deze telefoon dagelijks in gebruik. Er was op alle dagen, geen dag uitgezonderd, sprake van in- en uitgaande gesprekken. Daarnaast was er sprake van nagenoeg iedere dag uitgaand dataverkeer alsmede inkomende en uitgaande SMS-berichten.
Uit de historische verkeersgegevens volgt voorts dat de telefoon op 2, 4, 13, 14 en 15 augustus 2021 gebruik heeft gemaakt van de zendmast Vijverlaan. De zendmast Vijverlaan bestrijkt het gebied van de [straatnaam adres getuige 1] en de [straatnaam adres benadeelde partijen 1 en 2] te Dordrecht.
Uit mutatierapporten komt ook naar voren dat de verdachte op 8 mei 2021, 27 mei 2021 en 1 juni 2021 de bestuurder was van de Seat Ibiza, kleur grijs, voorzien van het kenteken [kenteken]. Op eerst- en laatstgenoemde datum werd in die auto een GPS-tracker/baken (op 8 mei 2021 van het merk Tristar met verpakkingsdoos) aangetroffen.
Op 27 augustus 2021
Door de politie is nader onderzoek verricht naar de ANPR-gegevens van het kenteken [kenteken] op 27 augustus 2021. Uit de verstrekte gegevens is gebleken dat de Seat met dit kenteken op 27 augustus 2021 om 21.56 uur is gesignaleerd op de A16 ter hoogte van de Van Brienenoordbrug rijdende van noord naar zuid, om 22.47 uur passeerde op de N3 ter hoogte van de Wantijbrug te Dordrecht rijdende in de richting van Papendrecht en om 23.15 uur op de A16 wederom ter hoogte van de Van Brienenoordbrug werd aangetroffen, rijdende en nu van zuid naar noord. Bij vergelijking van de locaties en de tijdstippen van de historische verkeersgegevens is gebleken dat ook de telefoon in gebruik bij de verdachte precies de locaties/route van dit voertuig volgt.
Zo is naar voren gekomen dat op 27 augustus 2021 de telefoon van de verdachte zich vanuit Rotterdam via de A16 naar Dordrecht verplaatste. De telefoonlocaties Lagendijk Ridderkerk, De Poort H.I. Ambacht en de Tak van Poortvlietlaan te Dordrecht zijn zendmasten gelegen langs de route van Rotterdam naar de [straatnaam adres benadeelde partijen 1 en 2]. Om 22.11 uur straalde de telefoon de mast op de Tak van Poortvlietstraat in Dordrecht aan. Dat is op enkele kilometers afstand van de [straatnaam adres benadeelde partijen 1 en 2] in Dordrecht. Het eerstvolgende moment dat de telefoon een zendmast aanstraalde was omstreeks 22.51 uur, dat was een mast op het Wilgenpad in Papendrecht. De overval heeft omstreeks 22.40 uur plaatsgevonden. De afstand van de [straatnaam adres benadeelde partijen 1 en 2] naar het Wilgenpad kan volgens Google Maps worden afgelegd in 11 minuten.
Op camerabeelden van de woning aan de [adres 2] in Dordrecht is door een verbalisant waargenomen dat op 27 augustus 2021 te 22.42 uur een voertuig vanuit de richting van de [straatnaam adres benadeelde partijen 1 en 2] gereden komt en dat dit voertuig voorzien is van een panoramadak. Op foto’s van de ANPR-gegevens valt waar te nemen dat het voertuig, een donkergrijze Seat Ibiza, met het kenteken [kenteken] voorzien is van een panoramadak.
Uit onderzoek is verder naar voren gekomen dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op de avond van de overval zowel om 21.07 uur als om 22.51 uur contact heeft gehad met de neef van de verdachte en vervolgens om 23.02 uur contact heeft gehad met de vriendin van de verdachte. De telefoon behorende bij voornoemde nummer was voorzien van een vergrendelcode.
Conclusie
Voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – maken dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte een van de twee daders van de overval is geweest. Het hof acht in dit verband van belang dat de auto van de verdachte voorafgaande aan de overval meermalen in de buurt van de woning van [benadeelde partij 1] is gesignaleerd en dat de telefoon van de verdachte meermalen een zendmast heeft aangestraald die het gebied van de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bestrijkt. Tevens zijn de ANPR-gegevens van de auto van de verdachte, die een bepaalde route hebben opgeleverd, rondom het tijdstip van de overval in lijn met de zendmastgegevens van het aan de verdachte toebehorende telefoonnummer. Hoewel de door [benadeelde partij 1] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] opgegeven signalementen niet echt onderscheidende kenmerken bevatten, past het uiterlijk van de verdachte wel degelijk in deze signalementen. De verdachte was ten tijde van de overval immers 22 jaar oud, heeft een Kaapverdiaanse achtergrond en heeft zoals het hof uit het persoonsdossier heeft kunnen vaststellen een donkergetinte huidskleur. Daarbij komt dat de auto van de verdachte voorzien is van een panoramadak, welk onderscheidende kenmerk eveneens is waargenomen bij de auto die blijkens de camerabeelden zeer kort na de overval uit de richting van de straat van [benadeelde partij 1] gereden komt. Tot slot is er tijdens twee controles in de auto van de verdachte, waarbij hij telkens als bestuurder van de auto optrad, een GPS-tracker/baken aangetroffen. Dit bleek in ieder geval op 8 mei 2021 een GPS-tracker te zijn van hetzelfde merk als de GPS-tracker die onder de auto van [benadeelde partij 1] is gevonden.
Het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario dat hij zijn auto op de dag van de overval zou hebben verhuurd en dat hij zijn telefoon altijd in zijn auto zou achterlaten teneinde te kunnen achterhalen waar zijn auto zich bevindt, verwerpt het hof. De verdachte is in een laat stadium, namelijk eerst op de terechtzitting in eerste aanleg, met dit alternatieve scenario gekomen. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte namelijk nog verklaard dat het zo kon zijn dat zijn telefoon “toevallig net in de auto lag toen die werd verhuurd”. Maar bovenal vindt het alternatieve scenario zijn weerlegging in het dossier, doordat de telefoon in de periode rondom de overval zeer frequent door de verdachte werd gebruikt voor gespreksverkeer, de telefoon kort vóór en na de overval contact had met bekenden van de verdachte (zijn neef en zijn vriendin) en de telefoon was voorzien van een vergrendelcode. Niet is gesteld noch is gebleken is dat de verdachte de code voor ontgrendeling van zijn telefoon aan een ander ter beschikking heeft gesteld dan wel dat zijn telefoon door een ander dan hemzelf werd gebruikt. Daarbij komt dat de verdachte niet heeft aangeduid noch met stukken heeft onderbouwd aan wie hij zijn auto op de dag van de overval zou hebben verhuurd. Het hof stelt de verklaring van de verdachte op dit punt dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Bewezenverklaring
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks27 augustus 2021 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een horloge (Rolex),
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [benadeelde partij 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
,envergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen genoemde [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door (meermalen)
- die [benadeelde partij 1]
(met kracht
)vast te pakken en
/of vast te houden en/oftegen de grond te werken en
/of
-
tegen het lichaam en/of het hoofd en/ofin het gezicht van die [benadeelde partij 1]
te schoppen en/ofte trappen en
/ofte slaan
en/of te stompenen
/of
- tegen het hoofd
en/of in het gezichtvan die [benadeelde partij 2] te slaan
en/of te stompenen
/of
- naar die [benadeelde partij 1] te roepen:
Horloge, horloge!”
, althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval, waarbij een kostbaar horloge is weggenomen. De overval vond plaats bij de woning van de slachtoffers en ging gepaard met fors geweld. Een dergelijke overval is een zeer ernstig feit, niet alleen vanwege de materiële schade die de overvallers hebben berokkend aan de slachtoffers, maar vooral vanwege het psychische en lichamelijke leed dat bij hen door de overval werd veroorzaakt. De slachtoffers zijn – zo blijkt uit de toelichting van hun advocaat ter terechtzitting – twee jaar na dato nog dagelijks bezig met de gevolgen van de overval. De verdachte heeft zich hier geen enkele rekenschap van gegeven. Daarnaast maakt een dergelijke overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 juni 2022 dat is opgesteld door Reclassering Nederland ten behoeve van de behandeling in eerste aanleg.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte op bijna alle leefgebieden problemen heeft. Er is gerapporteerd dat de verdachte geen eigen woonruimte heeft, geen zinvolle dagbesteding, een laag inkomen, een hoge schuldenlast en een negatief sociaal netwerk. Er is al enige tijd geen sprake van stabiliteit. Daarnaast bestaan vermoedens van persoonlijkheidsproblematiek. De reclassering acht hulpverlening in een verplicht kader geïndiceerd en daarbij een persoonlijkheidsonderzoek en behandeling noodzakelijk. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijke) forse voorwaardelijke gevangenisstraf reclasseringstoezicht op te leggen. Binnen het reclasseringstoezicht zal de verdachte moeten deelnemen aan een persoonlijkheidsonderzoek en een behandeling bij een ambulante forensische zorginstelling. De reclassering adviseert voorts praktische ondersteuning bij huisvesting, dagbesteding en inkomen en aandacht voor het sociaal netwerk.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte meegedeeld dat het nu beter gaat met de verdachte. Hij is die week aan een opleiding begonnen en heeft inmiddels een tweede kind. De verdachte staat overigens – zoals ook de reclassering in de rapportage heeft vermeld – open voor onderzoek en behandeling. Hij is bereid mee te werken aan de bijzondere voorwaarden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, een passende en geboden reactie vormt.
Voor het opleggen van een contactverbod en een locatieverbod en -gebod, zoals ook door de reclassering geadviseerd, ziet het hof echter geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vorderingen tot schadevergoeding [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces hebben [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partijen gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, ieder tot een bedrag van € 35.653,66, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens zijn door de benadeelde partijen proceskosten ad € 1.560,17 gevorderd.
In hoger beroep zijn beide vorderingen aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 35.653,66, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proceskosten ad € 1.560,17.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte betwist.
Materiële schade
Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen aangetoond dat door een ieder tot een bedrag van € 17,40 aan materiële schade – bestaande uit de post reiskosten - is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wat betreft het gevorderde waardeverschil van het Rolex horloge ad € 5.600,00 acht het hof onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partijen niet volledig schadeloos zijn gesteld door de verzekeraar. Voor dit deel van de vorderingen, ieder heeft € 2.800,00 gevorderd, is nadere bewijslevering door de benadeelde partijen noodzakelijk, hetgeen een te grote belasting voor het strafproces oplevert. De benadeelde partijen zullen daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voorts is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de overige gestelde materiële schade – zijnde de posten Heras Hekwerk, Garant Beveiliging en Staton Bouw en De Groot & Schagen – in de omstandigheden van dit geval een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vorderingen zullen derhalve voor dat deel worden afgewezen.
Immateriële schade
Het hof is tot slot van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen immateriële schade hebben geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vorderingen lenen zich - naar maatstaven van billijkheid – een ieder voor toewijzing tot een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zullen de vorderingen worden afgewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 8.034,80 (2x € 4.017,40) aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Proceskosten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
Het hof ziet aanleiding om bij de vergoeding van de proceskosten het zogenoemde liquidatietarief te hanteren waarbij de door de advocaat voor zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] verrichte werkzaamheden worden gewaardeerd op 3 punten, te weten een punt voor de indiening van de – gelijkluidende - verzoeken, een punt voor het bijwonen van de zitting in eerste aanleg en een punt voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep. Gelet op de eigen aard van de voegingsprocedure en het feit dat een groot deel van de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard dan wel worden afgewezen, zal het hof ieder punt waarderen op € 508,00, zijnde het tarief met betrekking tot zaken van een geldwaarde beneden € 10.000,00, en daarnaast bepalen dat de verdachte aan ieder van de benadeelde partijen de helft van het aldus vastgestelde bedrag van € 1.524,00 zal dienen te voldoen, te weten een bedrag van € 762,00.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden,
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:

  • zich zal melden bij de reclassering en zich zal houden aan de afspraken met de toezichthouder. De verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo frequent als de instelling dit nodig acht;
  • zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek bij Fivoor of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zal meewerken aan de daaruit voortvloeiende behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • zich zal inspannen om mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of ander soort dagactiviteiten;
  • zich zal inspannen om zijn financiën op orde te krijgen. Indien nodig werkt hij mee aan schuldhulpverlening;
  • zich zal inspannen om een geschikte woonplek te vinden of begeleid te gaan wonen.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.017,40 (vierduizend zeventien euro en veertig cent) bestaande uit € 17,40 (zeventien euro en veertig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in een gedeelte van de vordering, te weten € 2.800,00 en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijk rechter.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 762,00 (zevenhonderdtweeënzestig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.017,40 (vierduizend zeventien euro en veertig cent) bestaande uit € 17,40 (zeventien euro en veertig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die kan worden toegepast bij niet (volledige) betaling, op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 augustus 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.017,40 (vierduizend zeventien euro en veertig cent) bestaande uit € 17,40 (zeventien euro en veertig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in een gedeelte van de vordering, te weten € 2.800,00 en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijk rechter.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 762,00 (zevenhonderdtweeënzestig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.017,40 (vierduizend zeventien euro en veertig cent) bestaande uit € 17,40 (zeventien euro en veertig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die kan worden toegepast bij niet (volledige) betaling, op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 augustus 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. W.M. Limborgh, mr. A. de Lange en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 september 2023.
Mr. W.M. Limborgh is buiten staat dit arrest te ondertekenen.