Het hof overweegt als volgt. Beide partijen hebben een belang bij toewijzing van het huurrecht van de voormalig echtelijke woning. Na afweging van de belangen van beide partijen is het hof, ander dan de rechtbank, van oordeel dat het belang van de vrouw bij verkrijging van het huurrecht van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
De vrouw is 10 jaar geleden samen met haar dochter voor de man naar Nederland gekomen. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat de vrouw van 2012 tot en met 2016 als masseuse in een erotische massagesalon in [plaats 2] werkte en dat zij daar met behulp van maatschappelijk werk uit heeft kunnen stappen. Dat de man niets wist van de werkzaamheden van de vrouw acht het hof, gelet op deze stukken, maar ook gelet op de stelling van de man dat niet vaststaat dat de vrouw voornoemd werk tegen haar zin heeft gedaan, niet overtuigend. Nadat de vrouw is gestopt met haar werk als masseuse is zij, met behulp van maatschappelijk werk, gestart met een Thais afhaalrestaurant. De vrouw genereert met het koken van afhaalmaaltijden inmiddels een zeer bescheiden inkomen. Vanwege het lage inkomen dat de vrouw verdient, acht het hof voldoende aannemelijk dat zij op dit moment niet in aanmerking voor een nieuwe (sociale) huurwoning. Daarom heeft de vrouw noodgedwongen haar toevlucht heeft moeten zoeken tot Divorce Housing, een opvanglocatie waar zij een woon/slaapkamer huurt en waar zij met veel mensen woont met wie zij de gemeenschappelijke faciliteiten dient te delen. Voor deze woonruimte betaalt de vrouw een huur van € 570,- per maand. Desgevraagd gaf de vrouw ter zitting aan, hetgeen de man niet heeft betwist, dat er, in het geval beslist wordt dat zij huurder van de voormalig echtelijke woning wordt, er bij de woningbouwvereniging geen nieuwe inkomenstoets plaatsvindt en dat zij in staat is om de voor de woning geldende huur uit haar inkomen te voldoen. Ook zal de vrouw gezien de omvang van haar inkomen in aanmerking komen voor huurtoeslag, waardoor haar maandelijkse woonlasten naar alle waarschijnlijkheid lager zullen uitvallen dan de huidige woonlasten van de opvanglocatie. Met het salaris dat de man verdient (uit de jaaropgave 2022 blijkt een salaris van € 34.434,- bruto), dat aanmerkelijk hoger is dan het inkomen dat de vrouw genereert, acht het hof de man in staat om voor eigen (sociale) woonruimte zorg te kunnen dragen.
Het hof neemt in de belangenafweging mee dat de vrouw gebonden is aan de stad [plaats 1] nu zij in deze stad haar restaurant uitbaat. De man verricht zijn werkzaamheden in de gehele regio, is daarmee minder gebonden aan de stad [plaats 1] en kan zich in een ruimer gebied oriënteren bij het zoeken naar woonruimte. Daarnaast acht het hof van belang dat de vrouw, in tegenstelling tot de man, behalve haar dochter geen familie in Nederland heeft waar zij (al dan niet tijdelijk) terecht kan. De stelling van de man dat hij niet (tijdelijk) terecht kan in de woning van zijn moeder, heeft de vrouw ter zitting gemotiveerd betwist. Daarbij speelt nog mee dat de huidige woonruimte van de vrouw niet toelaat dat zij met haar dochter in één huis kan wonen, hetgeen zij wel graag zou wensen.
Al met al is het hof van oordeel dat de door de man gestelde belang bij toewijzing van het huurrecht niet opweegt tegen het belang van de vrouw om op grond van artikel 7:266 lid 5 BW als huurder van de voormalige echtelijke woning te worden aangemerkt. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw alsnog toewijzen, waarbij het hof 1 december 2023 als ingangsdatum hanteert, zodat de man enige tijd heeft voor het vinden van een andere woonplek en om zich voor te bereiden op een verhuizing daarnaar toe.