Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
zaaknummer hoofdzaak : 200.326.785/01
Het geding
- de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de gewraakte raadsheren mrs. C.M. Warnaar, E.A. Mink en A. Zonneveld;
- de wederpartij in de hoofdzaak, bijgestaan door zijn advocaat.
De beoordeling van het wrakingsverzoek
de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt” en “
die zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat de raadsheren vooringenomenheid koesteren althans dat de dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is”. De verzoekster stelt dat de communicatie, bewoordingen, toon(zetting) en houding van de raadsheren jegens haar niet correct en niet respectvol waren, dat aan haar slechts vragen op subniveau werden gesteld, dat haar advocaat onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar standpunten toe te lichten en dat de raadsheren ten onrechte de Raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad) niet hebben verzocht tijdens de mondelinge behandeling aanwezig te zijn om het belang van de minderjarige te behartigen. Gelet op het voorgaande stelt de wrakingskamer vast dat de gronden voor de wraking reeds op 21 september 2023 bij verzoekster en haar advocaat bekend waren.