ECLI:NL:GHDHA:2023:2053

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
2200231722
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens bedreiging met zelfmoord en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1949, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor het tenlastegelegde feit van mishandeling en bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van zijn echtgenote om niet van hem te scheiden door te dreigen met zelfmoord. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de bedreiging niet gericht was tegen de echtgenote, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd. De bedreiging met zelfmoord werd wel als een feitelijke bedreiging beschouwd, maar niet als gericht tegen de echtgenote. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij, de echtgenote, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002317-22
Parketnummers: 10-108962-22
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren [geboorteplaats] [maand en dag] 1949,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 april 2022 te Streefkerk, gemeente Molenlanden, zijn echtgenote, [aangeefster], heeft mishandeld door een laptop tegen de hand en/of het lichaam van die Lagendijk te gooien en/of een laptop te breken waardoor een scherf van die laptop tegen de hand van die Lagendijk is gekomen;
hij, in of omstreeks de periode van 24 april 2022 tot en met 25 april 2022 te Streefkerk, gemeente Molenlanden, een ander, te weten [aangeefster], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, namelijk heeft hij, verdachte, gedreigd zelfmoord te gaan plegen indien die [aangeefster] van hem verdachte, gaat scheiden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Feit 1
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Volgens aangeefster heeft verdachte haar met een laptop geslagen en deze niet naar haar gegooid zoals ten laste is gelegd. Dat zij zou zijn geslagen met deze laptop vindt ook geen steun in andere bewijsmiddelen, terwijl de verdachte dit uitdrukkelijk heeft ontkend.
De constatering van een verbalisant dat zij een oppervlakkige snee in haar duim heeft, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring. Immers, niet uitgesloten kan worden dat deze verwonding kan zijn ontstaan doordat er een scherf van de laptop is afgeschoten nadat verdachte naar zijn zeggen deze laptop uit boosheid probeerde te breken en die scherf aangeefster kan hebben verwond. Wat betreft dit scenario, zoals ook ten laste is gelegd, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet de overtuiging bekomen dat de verdachte aldus handelende haar opzettelijk heeft willen mishandelen.
Feit 2
De tenlastelegging van feit 2 is blijkens haar bewoordingen toegesneden op het misdrijf van artikel 284, eerste lid, aanhef en onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de tenlastelegging zou de verdachte een ander, namelijk zijn echtgenote, hebben gedwongen iets niet te doen (te weten: van hem, verdachte, van echt te scheiden) door haar ermee te dreigen dat hij, verdachte, zelfmoord zou plegen als zij dat toch zou doen. Het hof beschouwt deze dreiging met zelfmoord wel als een bedreiging ‘met enige andere feitelijkheid’(dan geweld), maar is niet van oordeel dat die bedreiging ook gericht is geweest tegen de echtgenote van de verdachte en daarmee tegen ‘die ander’ zoals bedoeld in voornoemde bepaling. De echtgenote geldt wel als de ander, maar de bedreiging was, gelet op de inhoud ervan, niet
gericht tegendie ander. Evenmin is de bedreiging gericht geweest tegen enige derde. Van een derde is in het dossier geen sprake, terwijl, in de structuur van de wetsbepaling, de verdachte zelf niet als zodanig kan gelden.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.165,84.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Nu de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] nietontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. G.C. Haverkate en mr. R.K. Pijpers, in bijzijn van de griffier T. Kherad.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2023.
Mr. G.C. Haverkate is buiten staat dit arrest te ondertekenen.