In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1949, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor het tenlastegelegde feit van mishandeling en bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van zijn echtgenote om niet van hem te scheiden door te dreigen met zelfmoord. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de bedreiging niet gericht was tegen de echtgenote, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd. De bedreiging met zelfmoord werd wel als een feitelijke bedreiging beschouwd, maar niet als gericht tegen de echtgenote. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij, de echtgenote, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier.