ECLI:NL:GHDHA:2023:1992

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
200.308.796/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, is op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag en de omgang tussen de vader en zijn minderjarige kind. De vader heeft gedurende de afgelopen jaren geen medewerking verleend aan het tot stand brengen van contact met de minderjarige, wat heeft geleid tot de conclusie van het hof dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor een omgangsregeling. De rechtbank had eerder het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder alleen met het gezag belast. Het hof bevestigt deze beslissing, omdat de relatie tussen de ouders ernstig verstoord is en er geen vooruitgang is geboekt in de communicatie of omgangsregelingen. Ondanks de inspanningen van de moeder om contact te leggen, heeft de vader geen enkele stap ondernomen om de situatie te verbeteren. Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezag aan de moeder alleen toekomt, en dat er momenteel geen basis is voor een omgangsregeling. De verzoeken van de vader om een raadsonderzoek te gelasten zijn afgewezen, gezien de betrokkenheid van meerdere hulpverlenende instanties. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.308.796/01
zaaknummer rechtbank : C/10/547186 / FA RK 18-2291
beschikking van de meervoudige kamer van 27 september 2023
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.A.A.H. van Leur te Dordrecht.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Verder procesverloop in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding zijn tussenbeschikking van 28 september 2022, waarvan de inhoud hiervan als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking is iedere verdere beslissing over het gezag en de omgangsregeling aangehouden tot 25 maart 2023 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen via de huisarts en/of de gemeente verwezen te worden naar het omgangshuis voor omgangsbegeleiding. Advocaten zijn verzocht om uiterlijk op de genoemde pro formadatum, het hof te informeren over de recente ontwikkelingen en de gewenste voortgang van de procedure.
1.2
Nadien zijn bij het hof ingekomen:
van de zijde van de moeder:
  • op 24 maart 2023 een e-mail met bijlagen;
  • op 7 april 2023 een journaalbericht met het verzoek om een eindbeschikking te geven.
1.3
Hoewel het hof de vader daartoe uitdrukkelijk de gelegenheid heeft geboden, is een reactie van zijde van de vader uitgebleven.
1.4
Het hof heeft de beschikking op heden bepaald.

2.Verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
In geschil is het gezag over en de omgang tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige).
Gezag
2.2
Aan de orde is de vraag of er gronden aanwezig zijn om, zoals de rechtbank heeft gedaan, het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. Op grond van artikel 1:251a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) – van overeenkomstige toepassing voor wat betreft het geregistreerd partnerschap op grond van artikel 1:253aa lid 2 BW - kan de rechter zulks na ontbinding op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.3
Met de rechtbank acht het hof het niet verantwoord om het gezamenlijk gezag van de ouders te laten voortduren en acht het in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat het gezag over haar aan de moeder alleen toekomt en wel om de volgende redenen. De relatie tussen de ouders is ernstig verstoord. Partijen hebben diverse procedures gevoerd over de afwikkeling van het geregistreerd partnerschap. Onderlinge communicatie tussen de ouders verloopt sinds hun scheiding in 2018 moeizaam. Door de rechtbank zijn zij tweemaal verwezen naar het omgangshuis, maar dit heeft niet geleid tot enige vorm van omgang en ook de vervolgens door de rechtbank gegeven opdracht om in onderling overleg een afspraak te maken over de eerste contactmomenten tussen de vader en de minderjarige hebben niet geleid tot afspraken. Ook in hoger beroep is het partijen niet gelukt om zich te wenden tot het Rotterdams omgangshuis. Hoewel de moeder zich heeft aangemeld bij het Sociaal Wijk Teams Dordrecht, heeft de vader zich daar niet aangemeld. Ook op de e-mail die de moeder naar de vader heeft verstuurd, heeft hij niet gereageerd. Evenmin heeft hij het hof laten weten in hoeverre hij zich heeft ingespannen om de, door hem tijdens de mondelinge behandeling voorgestelde, begeleide omgang via het Rotterdams Omgangshuis te laten plaatsvinden. Op dit moment is nog steeds geen ruimte voor professionele hulpverlening om de verstandhouding en communicatie van partijen in positieve zin te veranderen. Het hof verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering in zal komen. In deze omstandigheden waarin het partijen niet lukt om contacten tussen de vader en de minderjarige tot stand te brengen en de vader op geen enkele wijze zijn medewerking lijkt te verlenen, acht het hof het noodzakelijk dat het gezag over de minderjarige aan de moeder alleen toekomt. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Omgang
2.4
Hoewel partijen het tijdens de mondelinge behandeling bij het hof erover eens waren dat het in het belang van de minderjarige is dat zij haar vader leert kennen, is het – zoals hiervoor is overwogen – partijen de afgelopen vijf jaren niet gelukt om enig contact tot stand te brengen. Het hof kan dan ook niet anders concluderen dat er op dit moment geen mogelijkheden bestaan om een omgangsregeling vast te stellen. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de omgang zal bekrachtigen.
2.5
In de gegeven omstandigheden, waar meerdere hulpverlenende instanties zijn betrokken bij het gezin, ziet het hof geen aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten. Dit verzoek van de vader zal het hof dan ook afwijzen.
2.6
Het hof beslist als volgt.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, J.A. van Kempen en P.M.A.J. Bollen, bijgestaan door mr. M.J. de Klerk als griffier en is op 27 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.