ECLI:NL:GHDHA:2023:1922

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
2200349322
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor ontucht met minderjarige en vrijspraak voor bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor ontucht met een minderjarige en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. De feiten vonden plaats op 24 maart 2020. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd door het betasten van de schaamstreek van het slachtoffer en het naar beneden doen van haar panty. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig is aan het bezit van kinderpornografisch materiaal, omdat niet kon worden aangetoond dat hij de afbeeldingen in zijn bezit had of zich toegang had verschaft tot deze afbeeldingen. De in beslag genomen gegevensdragers zijn onttrokken aan het verkeer, en het verzoek van de verdediging om persoonlijke foto's en video's terug te krijgen is afgewezen wegens onvoldoende specificatie. Het hof heeft de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is voor de ontucht, maar niet voor het bezit van kinderporno. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen, en de verdachte is verplicht om € 3.000,- te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003493-22
Parketnummer: 09-310350-20
Datum uitspraak: 20 september 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 december 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan
4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis omschreven.
Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Tenslotte heeft de rechtbank een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te [pleegplaats], althans in Nederland, met [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de schaamstreek/vagina van die Benadeelde partij en/of het uittrekken/naar beneden doen van de panty van die [benadeelde partij];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te [pleegplaats], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, immers heeft hij, verdachte, de schaamstreek/vagina van die [benadeelde partij] en/ betast en/of de panty van die [benadeelde partij] uitgetrokken/naar beneden gedaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 februari 2012 tot en met 8 april 2020 te [pleegplaats], althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens
- ( een) afbeelding(en), te weten foto's en/of video's en/of
- een/meerdere gegevensdrager(s), te weten een of meerdere externe hard disk(s) en/of een computer (HP) bevattende afbeeldingen en/of video's –
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of verworven en/of in het bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautiomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger(s) en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een penis en/of vinger(s) en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[bestandsna(a)m(en)]
en/of
het met de/een penis en/of vinger(s) en/of mond en/of tong en/of voorwerp (en/of een voorwerp net daaraan zwarte slierten) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of vinger(s) en/of mond en/of tong en/of voorwerp ( en/of een voorwerp met daaraan zwarte slierten) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[bestandsna(a)m(en)]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsna(a)m(en)]
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of waarbij op dat gezicht en/of het lichaam lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsna(a)m(en)]
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden zoals opgelegd bij het vonnis van de rechtbank.
Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen dient te worden beslist overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Onder feit 2 is tenlastegelegd – zakelijk weergegeven – het vervaardigen, verwerven, in bezit hebben gehad en/of het zich de toegang hebben verschaft tot afbeeldingen en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen van kinderpornografische aard, in of omstreeks de periode van 5 februari 2012 tot en met 8 april 2020. Omdat het dossier geen enkele aanwijzing bevat voor of over het door verdachte vervaardigen of verwerven van de tenlastegelegde afbeeldingen, zal het hof zich hierna alleen nog buigen over de vraag of sprake was van het in bezit hebben van die afbeeldingen en/of het zich daartoe toegang verschaffen.
Concreet gaat het hierbij om de afbeeldingen met de volgende [bestandnamen]
De filepaths behorende bij de bestanden genoemd onder [bestandsnamen].
Voor al deze bestanden geldt dat het aantreffen op voornoemde locatie betekent dat niet zonder meer vastgesteld kan worden dat de verdachte die afbeeldingen in zijn bezit had.
Uit deze filepaths en het gerelateerde in het betreffende proces-verbaal maakt het hof op dat alle tenlastegelegde bestanden zogenaamde cachebestanden betreffen, respectievelijk de internet cache van de Chrome-browser (categorie I) en de ThumbCache van Windows verkenner (categorie II). In het proces-verbaal wordt met betrekking tot deze cachebestanden vermeld dat deze voor een gebruiker niet eenvoudig te openen zijn (blz. 55), maar ook dat deze niet door de gebruiker te openen zijn (blz. 56). Deze stellingen van de betreffende verbalisant sluiten aan bij hetgeen het hof ambtshalve bekend is omtrent het openen van dergelijke cachebestanden, namelijk dat daarvoor niet alleen een meer dan gemiddelde computerkennis benodigd is, maar ook specifieke software. De aangever heeft in het informatief gesprek verklaard dat de verdachte ‘heel handig met computers’ is, maar in de aangifte zegt hij ‘ik denk dat hij heel handig is met computers. Dit is eigenlijk een gevoel.’
Andere informatie over vaardigheden van de verdachte op digitaal gebied bevindt zich niet in het dossier.
Evenmin blijkt uit het dossier dat bij hem de voor het openen van cachebestanden benodigde software, of sporen van eerdere aanwezigheid daarvan, is/zijn aangetroffen.
Onder deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde afbeeldingen, in de hoedanigheid waarin ze zijn aangetroffen, in zijn bezit had.
Het hof heeft zich voorts de vraag gesteld of zou kunnen worden geoordeeld dat de aangetroffen cachebestanden duiden op de aanwezigheid van wel toegankelijke kinderpornografische afbeeldingen, dan wel het zich toegang daartoe verschaffen, op enig moment in de tenlastegelegde periode. Een backup is immers in essentie een kopie van gegevens, in casu afkomstig van een computer waarvan de gebruikersnaam van het Windows-besturingsysteem [bestandsnaam] was, zo blijkt uit de naam van de bovenliggende map waarin de drie backup-bestanden zijn opgeslagen. Die gegevens moeten derhalve noodzakelijkerwijs op enig moment op een bij verdachte in gebruik zijnde computer aanwezig zijn geweest.
Met betrekking tot de afbeeldingen behorende tot categorie I moet worden vastgesteld dat het gaat om afbeeldingen die automatisch door de Chrome-browser zijn opgeslagen in de daarbij behorende standaard cache-locatie. Zoals reeds vastgesteld zijn deze nimmer voor de verdachte toegankelijk geweest. Of hij zich daar tijdens het browsen de toegang toe heeft verschaft kan niet worden vastgesteld. De Chrome-browser slaat immers niet alleen afbeeldingen op die daadwerkelijk zijn bekeken maar, in grote lijnen, alle afbeeldingen die voorkomen op een geopende website. Het dossier geeft geen informatie over bijvoorbeeld het zoekgedrag van de verdachte op het internet of betalingen aan internetdiensten die kinderpornografie ter beschikking stellen, waaruit direct of indirect actieve handelingen van de verdachte zouden kunnen worden afgeleid.
Met betrekking tot categorie II geldt dat dit thumbnails betreft, aangemaakt door Windows verkenner, de grafische gebruikersinterface van het Windows-bestandsbeheers-systeem. Het feit dat deze thumbnails door dat bestandsbeheerssysteem zijn aangemaakt, duidt erop dat de originele afbeeldingen waar die thumbnails uit afkomstig zijn c.q. bij horen op die computer aanwezig zijn geweest. Op grond van het dossier valt echter niet vast te stellen op welk moment of in welke periode die originele afbeeldingen aanwezig waren. Nu de eerste back-up is gemaakt op 5 februari 2012 en ten tijde van het maken van de back-up van de afbeeldingen uitsluitend de (niet toegankelijke) caches aanwezig waren, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte de betreffende afbeeldingen in of omstreeks de tenlastegelegde periode in bezit had en/of zich daartoe de toegang heeft verschaft.
Op grond van het voorgaande zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks24 maart 2020 te [pleegplaats],
althans in Nederland,met [benadeelde partij], geboren op [geboortedtum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de schaamstreek
/vaginavan die Benadeelde partij en
/ofhet
uittrekken/naar beneden doen van de panty van die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich op gronden als vermeld in de pleitnota op het standpunt gesteld dat de verdachte, wegens het ontbreken van steunbewijs, dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde.
Hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster c.q. het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daarbij geldt dat tussen de genoemde verklaring en
het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die het slachtoffer heeft afgelegd in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, te weten de verklaring van de vader van het slachtoffer en de verklaring van de verdachte.
Het hof gaat bij de laatstgenoemde verklaring voorbij aan de stelling van de verdachte dat hij tijdens het opstaan vanaf de hoogslaper, waarop hij samen met het slachtoffer lag, per ongeluk met zijn hand de schaamstreek van het slachtoffer heeft aangeraakt. Het hof acht het onaannemelijk dat zo’n aanraking per ongeluk gebeurt, ook in de door de verdachte geschetste omstandigheden.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van destijds 6 jaar oud.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil van 20 jaar voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer.
Daar komt bij dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in haar eigen slaapkamer, bij uitstek een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen.
De verdachte heeft dit van haar afgenomen.
Bovendien heeft de verdachte het vertrouwen dat zij in hem had, beschaamd.
De verdachte heeft door zijn gedrag een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, bijvoorbeeld bij ouders van jonge kinderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
16 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van een reclasserings-advies over de verdachte van 6 september 2021, waaruit volgt dat de reclassering, vanwege de ontkennende houding van de verdachte, geen delictgerelateerde factoren kan aanwijzen. Wel adviseert de reclassering, indien de verdachte wordt veroordeeld, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een locatie- en contactverbod en voorwaarden met betrekking tot het vermijden van toegang tot
kinderporno (waaronder toezicht en controle met betrekking tot de computer van de verdachte).
Bij de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet ter terechtzitting is verschenen om verantwoording af te leggen voor zijn handelen en kennis te nemen van de verklaring die de vader van het slachtoffer ter terechtzitting heeft afgelegd. Het hof heeft hierdoor slechts een beeld
kunnen krijgen van de verdachte en zijn houding ten opzichte van de beschuldigingen op basis van de zich in het dossier bevindende stukken. Dat verdachte op geen enkele wijze verantwoording heeft afgelegd werkt niet in zijn voordeel.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Daarbij overweegt het hof dat de verdachte weliswaar is vrijgesproken van – kort gezegd – het bezit van kinderporno maar dat uit het dossier wel volgt dat de verdachte op enig moment kinderpornografische afbeeldingen aanwezig heeft gehad.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben de wettelijk vertegenwoordigers van [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 3.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat, gehoord de toelichting ter zitting en mede gelet op de aard en ernst van de normschending, voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, in de vorm van aantasting in de persoon op andere wijze, en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder
1. primair bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 3.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij].
Beslag
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de verdachte vraagt of hij foto’s en video’s van zijn kinderjaren die op de inbeslaggenomen gegevensdragers aanwezig zijn, terug kan krijgen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Indien sprake is van een gegevensdrager waarop strafbare gegevens zijn opgeslagen, geldt als uitgangspunt dat deze gegevensdrager aan het verkeer zal moeten worden onttrokken. Gezien de grote hoeveelheden data die zich vandaag de dag op gegevensdragers (kunnen) bevinden en in aanmerking nemende de huidige stand van de techniek, vormt het naar het oordeel van het hof een onevenredig grote belasting voor de opsporingsdiensten om gegevensdragers feitelijk op bestandsniveau te moeten onderzoeken teneinde vast te stellen of sprake is van strafbaar dan wel niet-strafbaar materiaal. Het hof laat daarbij in het midden dat, ook indien die exercitie wel plaatsvinden, nog allerminst kan worden uitgesloten dat geen strafbaar materiaal op de betreffende gegevensdrager is achtergebleven. Indien echter een verdachte gemotiveerd verzoekt om verstrekking van een of meer door hem (duidelijk) omschreven gegevensbestanden die op de betreffende inbeslaggenomen gegevensdrager zijn opgeslagen, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de strafvorderlijke en maatschappelijke belangen bij onttrekking enerzijds en de persoonlijke belangen van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de verzochte gegevensbestanden anderzijds. Bij deze belangenafweging kunnen naar het oordeel van het hof onder meer de navolgende aspecten worden betrokken:
- of, en zo ja: de mate waarin, door de verdachte informatie is verstrekt over het aantal gegevensbestanden waarop zijn verzoek toeziet alsmede over de daarop betrekking hebbende bestandsnamen en bestandslocaties;
- de (geschatte) technische en personele uitvoerbaarheid voor de betrokken opsporingsdienst die met het verzoek samenhangt alsmede het daarmee gemoeide tijdbeslag;
- het belang van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de betreffende gegevensbestanden alsmede de mate waarin hij dat belang heeft onderbouwd;
- de omstandigheid of de verdachte door zijn wijze van handelen c.q. wijze van opslag moet worden geacht zelf het risico te hebben aanvaard van vermenging van strafbare en niet-strafbare gegevensbestanden en/of dat (daardoor) de gegevensbestanden waarop het verzoek betrekking heeft niet dan wel slechts op onevenredig arbeidsintensieve wijze weer van de strafbare gegevensbestanden kan worden gescheiden.
Het hof constateert dat namens verdachte weliswaar het verzoek is gedaan om persoonlijke bestanden te behouden, maar dat er op geen enkele wijze informatie is verstrekt over het aantal gegevensbestanden waarop zijn verzoek ziet noch over de daarop betrekking hebbende bestandsnamen en bestandslocaties. Het lag echter wel op de weg van verdachte om een en ander, uiterlijk ter gelegenheid van het verzoek ter terechtzitting, te concretiseren. Nu verdachte dit heeft nagelaten weegt het belang van strafvordering dat de gegevensdragers aan het verkeer worden onttrokken zwaarder dan de verder niet concreet gemaakte persoonlijke belangen van verdachte.
Gelet hierop zullen de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven gegevensdragers, zoals deze onder de nummers 1, 3 en 4 vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang en deze gegevensdragers kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet terug-gegeven horloge, zoals dit onder nummer 2 is vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36c, 36d, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
3 ( drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatie-plicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen
contact legt of laat leggen - direct of indirect - met
[benadeelde partij], geboren [geboortedatum], zolang
het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet
bevindt binnen straal van 1 kilometer van het [adres],
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt
bij GGZ Fivoor Leiden, adres: Perzikweg 1-7, 2321 DG
te Leiden, op door de reclassering te bepalen
tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat
noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder
behandeling stelt van polikliniek De Waag of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering, op de tijden en plaatsen als door of
namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich
te laten behandelen, waarbij veroordeelde zich heeft te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling; het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal
onthouden van:
- het (op digitale wijze) seksueel getint
communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving
waarin kinderpornografisch materiaal kan worden
verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving
waarin over seksuele handelingen met minderjarigen
wordt gecommuniceerd;
- het aanwezig hebben of gebruiken van
wisprogramma’s op zijn digitale apparatuur;
waarbij de veroordeelde tijdens de gesprekken met de
reclassering bespreekt hoe hij denkt dit gedrag te
voorkomen;
waarbij het toezicht op deze voorwaarde onder andere
kan bestaan uit controles van computers en andere
apparatuur;
waarbij de veroordeelde meewerkt aan controle van
digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
Het toezicht op de onder 5. vermelde voorwaarde kan bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers;
de veroordeelde werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek; deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 6 keer worden uitgevoerd en mogen - voor zover het gedrag bedoeld onder het tweede en derde gedachtestreepje van de onder 4. gestelde voorwaarde betreft - slechts op zodanige wijze worden uitgevoerd dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van digitale bestanden (geautomatiseerde controle is derhalve wel toegestaan); ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering (technische) ondersteuning bieden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het onder
1. primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
40 ( veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze onder de nummers 1, 3 en 4 vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals dit onder nummer 2 vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Koole, mr. J.W. van den Hurk en mr. F.W. Pieters, in bijzijn van de griffier
A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2023.
Mr. J.W. van den Hurk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.