ECLI:NL:GHDHA:2023:1888

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
200.311.591/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorziening partneralimentatie en beoordeling van draagkracht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een echtscheiding en de nevenvoorzieningen van partner- en kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2022 aangevochten, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de alimentatieverplichtingen werden vastgesteld. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om wijziging van de alimentatiebedragen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw op 7 juni 2022 in hoger beroep is gekomen en dat de man op 1 augustus 2022 een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 augustus 2023 is de vrouw niet verschenen, terwijl de man en zijn advocaat wel aanwezig waren.

Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder het huwelijk van partijen in 1999 en de gezamenlijke kinderen. De rechtbank had de echtscheiding uitgesproken en de kinderalimentatie vastgesteld op € 208,- per kind per maand, en de partneralimentatie op € 419,- per maand. De vrouw verzocht het hof om de echtscheiding te vernietigen, terwijl de man de beslissing van de rechtbank wilde bekrachtigen. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht de echtscheiding heeft uitgesproken, ondanks de bezwaren van de vrouw, en dat er geen uitzicht meer is op herstel van de echtelijke verhoudingen.

Wat betreft de partneralimentatie heeft het hof de draagkracht van de man beoordeeld. De man heeft zijn grieven tegen de kinderalimentatie ingetrokken, waardoor deze niet meer ter discussie stond. Het hof heeft vastgesteld dat de man een netto besteedbaar inkomen heeft van € 2.458,- per maand, maar dat zijn woonlasten en de kosten voor de kinderen zijn draagkracht volledig opslokken. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de partneralimentatie vernietigd en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.311.591/01
zaaknummer rechtbank : C/09/603574 / FA RK 20-8620
beschikking van de meervoudige kamer van 27 september 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Salhi te Rijswijk,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.H.O. de Haas te Bergambacht.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 7 juni 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De man heeft op 1 augustus 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 10 oktober 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Voorts zijn bij het hof ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 27 juli 2023, met bijlage, ingekomen op 3 augustus 2023;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 12 augustus 2023, met bijlage, ingekomen op 15 augustus 2023.
2.5
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] heeft schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 29 augustus 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn;
- de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 1999 te [huwelijksplaats] (Marokko).
3.3
Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna tezamen: de minderjarigen.
3.4
Zij zijn ook de ouders van de meerderjarige [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2001 te
[geboorteplaats] .
3.5
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
3.6
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 1999 te [huwelijksplaats] (Marokko), uitgesproken.
Voorts heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, hierna ook kinderalimentatie, bepaald op € 208,- per maand per kind, met ingang van de datum van die beschikking, en de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, hierna ook partneralimentatie, bepaald op € 419,- per maand, met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De bestreden beschikking is - met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding - uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vrouw verzoekt het hof bij beschikking de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, het verzoek van de man om tussen partijen de echtscheiding uit te spreken, alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De man verzoekt het hof de beslissing van de rechtbank tot het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen te bekrachtigen en het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de man te bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van de datum waarop de zorgregeling is gewijzigd, althans met ingang van een in goede justitie te bepalen datum, maandelijks bij vooruitbetaling een kinderalimentatie zal voldoen van € 98,- per maand, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag per kind zal voldoen. Daarnaast verzoekt hij de partneralimentatie met ingang van de datum waarop de woonlasten van de man zijn gewijzigd, althans met ingang van een in goede justitie te bepalen datum, op nihil te stellen.
4.4
De vrouw verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel appel dan wel de grieven van de man ongegrond te verklaren althans af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de geschilpunten. Het Nederlands recht is van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
Echtscheiding
5.2
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken. De vrouw betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. De man kan niet zomaar het huwelijk beëindigen, zonder hierover met de vrouw in gesprek te gaan. Bovendien kan de vrouw om religieuze en culturele redenen niet haar medewerking verlenen aan de echtscheiding. Voorts stelt de vrouw zich op het standpunt dat de rechtbank niet tot het uitspreken van de echtscheiding had mogen overgaan, nu partijen geen ondertekend ouderschapsplan hebben overgelegd, terwijl dat wel een processuele eis is bij een verzoek tot echtscheiding.
5.3
De man voert aan dat de echtscheiding terecht is uitgesproken door de rechtbank.
5.4
Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt ze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een andere beslissing leiden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de man ook in hoger beroep nadrukkelijk volhardt in zijn wens tot echtscheiding. Nu de man persisteert bij zijn stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, is het hof van oordeel dat er geen uitzicht meer bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Het hof voegt daar nog aan toe dat de rechtbank terecht - anders dan de vrouw stelt - artikel 815 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft toegepast. Het ontbreken van een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan staat in dit geval niet in de weg aan het ontvangen van de man in zijn echtscheidingsverzoek. De bestreden beschikking zal ten aanzien van de echtscheiding derhalve worden bekrachtigd.
Kinderalimentatie
5.5
De man heeft ter zitting zijn grieven tegen de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie ingetrokken. Deze intrekking heeft tot gevolg dat de door de man aangevoerde grieven ten aanzien van de kinderalimentatie niet meer behoeven te worden behandeld omdat er op deze punten geen beslissing van het hof (meer) wordt gevraagd.
Partneralimentatie
5.6
De man heeft ter zitting, desgevraagd, zijn petitum ten aanzien van de partneralimentatie verduidelijkt. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de partneralimentatie te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een partneralimentatie alsnog af te wijzen.
5.7
Niet in geschil is dat als ingangsdatum moet worden gehanteerd, de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, die op het moment van deze beschikking nog toekomstig is.
5.8
De door de rechtbank vastgestelde behoefte van de vrouw van € 1.000,- per maand en haar gebrek aan enige verdiencapaciteit staan niet ter discussie.
5.9
In geschil is de draagkracht van de man. Het gaat in hoger beroep alleen om de woonlast van de man. De vrouw heeft zich ter zitting te dien aanzien gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Forfaitaire berekeningswijze
5.1
Met ingang van 1 januari 2023 beveelt de Expertgroep Alimentatienormen een nieuwe rekenwijze aan voor de partneralimentatie: een forfaitaire berekeningswijze. Omdat de ingangsdatum van de partneralimentatie gelegen is na 1 januari 2023 en de inhoudelijke behandeling van het verzoek in hoger beroep na 1 januari 2023 heeft plaatsgevonden, zal het hof de forfaitaire berekeningswijze in deze zaak toepassen.
5.11
Niet in geschil is dat voor wat betreft de draagkracht van de man uitgegaan kan worden van een bruto jaarinkomen van € 35.223,-. Blijkens de aangehechte draagkrachtberekening levert dit thans een netto besteedbaar inkomen (NBI) op van € 2.458,- per maand.
5.12
Omdat het NBI van de man hoger is dan € 1.930,- per maand, zal het hof voor de bepaling van zijn draagkracht volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen de daarbij behorende draagkrachtformule 60% x [NBI - (0,3 x NBI + 1175)] toepassen. Hierbij wordt rekening gehouden met een woonbudget van 30% van het NBI en wordt de alimentatieplichtige geacht de kosten van wonen uit dit budget te kunnen voldoen. Voor aanpassing van het woonbudget kan aanleiding zijn als er sprake is van een tekort aan draagkracht en van een duurzaam aanmerkelijk lagere woonlast aan de zijde van de alimentatiegerechtigde. Het hof ziet geen aanleiding om in deze af te wijken van het in de formule opgenomen woonbudget De man heeft aangetoond dat zijn woonlast bestaat uit de kale huur € 572,39 per maand en servicekosten van € 29,41 per maand. Het hof heeft berekend dat de man niet in aanmerking komt voor huurtoeslag; zijn inkomen is daarvoor te hoog. Op basis van de formule komt het woonbudget van de man uit op een bedrag van afgerond € 737,- per maand. Het woonbudget omvat echter niet enkel de kale huur en servicekosten, maar ook alle redelijke lasten voor een woning, waaronder lokale belastingen. Het hof is van oordeel dat er gelet daarop geen sprake is van een duurzaam aanmerkelijk lagere woonlast die aanpassing van het woonbudget rechtvaardigt.
5.13
Op grond van het voorgaande volgt een draagkracht van de man van afgerond € 328,- per maand (60% x [2.458 - (737 + 1175)]). Gelet op het aandeel van de man in de kosten van de kinderen, dat rekening houdende met de wettelijke indexering, thans € 453,- per maand bedraagt, is de conclusie dat er geen draagkracht overblijft om enige partneralimentatie aan de vrouw te betalen. Het hof zal de bestreden beschikking daarom ten aanzien van de partneralimentatie vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw in zoverre alsnog afwijzen.
Proceskosten
5.14
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende:
in het principaal hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover het de echtscheiding betreft;
in het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover het de partneralimentatie betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie alsnog af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover de uitgesproken echtscheiding wordt bekrachtigd;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.A.J. Bollen, A.E. Sutorius-Van Hees en A. Zonneveld, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier, en is op 27 september 2023 mondeling uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.