ECLI:NL:GHDHA:2023:1887
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.N. Labohm
- C. M. Warnaar
- A. Zonneveld
- Rechtspraak.nl
Vermogensrechtelijke afwikkeling informeel samenlevers; geen overeenkomst van geldlening tussen partijen
In deze zaak gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen twee voormalige samenlevers, appellant en geïntimeerde, die een affectieve relatie hadden die in januari 2020 is beëindigd. Appellant stelt dat hij een bedrag van € 2.474,65 aan geïntimeerde heeft geleend door middel van betalingen en het voldoen van schulden voor haar. Geïntimeerde ontkent echter dat er een overeenkomst van geldlening is en beschouwt de betalingen als schenkingen. Onder druk van appellant heeft zij hem een bedrag van € 637,55 terugbetaald, dat zij nu terugvordert.
De kantonrechter in Rotterdam heeft in het bestreden vonnis van 12 augustus 2022 de vorderingen van appellant afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Appellant is in hoger beroep gegaan, maar het hof heeft de grieven van appellant verworpen. Het hof oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen. De betalingen die appellant heeft gedaan, zijn gedaan in het kader van hun affectieve relatie en zonder voorbehoud dat deze bedragen terugbetaald moesten worden. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en veroordeelt appellant in de kosten van de procedure in hoger beroep.
De uitspraak van het hof is gedaan op 3 oktober 2023, waarbij het hof de proceskosten aan de zijde van geïntimeerde heeft vastgesteld op € 1.179,-. Het arrest is ondertekend door de rechters A.N. Labohm, C. M. Warnaar en A. Zonneveld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.