[verdachte],
geboren te [Plaats] op [datum],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder
2 tenlastegelegde vrijgesproken en – na splitsing van het onder 1 tenlastegelegde – ter zake van het onder 1a primair en het onder 1b subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep, en voor zover inhoudelijk nog aan de orde in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 september 2004 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of
- de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [aangeefster] gestreeld
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als stiefvader/verzorger van die [aangeefster] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [aangeefster] ten opzichte van verdachte en/of
- die [aangeefster] op gebiedende wijze heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of haar kleren uit moest trekken en/of op bed moest gaan liggen en/of dat zij voornoemde seksuele handelingen uit moest voeren
en/of (aldus) voor die [aangeefster] een (intimiderende/ onderdrukkende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan voornoemde handelingen kon onttrekken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 september 2004 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met [aangeefster], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of
- de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [aangeefster] gestreeld;
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2007 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of
- de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [aangeefster] gestreeld
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als stiefvader/verzorger van die [aangeefster] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [aangeefster] ten opzichte van verdachte en/of
- die [aangeefster] op gebiedende wijze heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of haar kleren uit moest trekken en/of op bed moest gaan liggen en/of dat zij voornoemde seksuele handelingen uit moest voeren
en/of (aldus) voor die [aangeefster] een (intimiderende/onderdrukkende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan voornoemde handelingen kon onttrekken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2005 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met [aangeefster], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of
- de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [aangeefster] gestreeld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1a primair en 1b primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee – gelet op de gewijzigde tenlastelegging - niet verenigt.
Beoordeling van het onder 1 tenlastegelegde
De verdachte wordt in het onder 1a en 1b tenlastegelegde een soortgelijk verwijt gemaakt, namelijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [aangeefster] (hierna: aangeefster), hetgeen subsidiair ten laste is gelegd als het plegen van ontuchtige handelingen mede bestaande uit het seksueel binnendringen, met aangeefster die destijds de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt. Het onder 1a tenlastegelegde heeft betrekking op de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004. Het onder 1b tenlastegelegde heeft betrekking op de periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2005.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Toen aangeefster zeven jaar oud was, kreeg haar moeder een relatie met de verdachte. Aangeefster en haar moeder zijn toen bij de verdachte gaan wonen. Uit de relatie van de verdachte en moeder werden twee dochtertjes geboren. Aangeefster zag de verdachte – haar ruim vierendertig jaar oudere stiefvader – als haar tweede vader. Toen de moeder van aangeefster op een gegeven moment ziek werd, is aangeefster de rol van haar moeder gaan vervullen: zij heeft de zorg voor de andere kinderen in het gezin op zich genomen, deed het huishouden, deed samen met de verdachte boodschappen, bereidde maaltijden voor het gezin, etc. Dit terwijl ze zelf nog een kind was.
In de zomer van 2004, toen aangeefster veertien jaar oud was, nam de verdachte haar mee naar de werkplaats van zijn werkgever in Den Haag. In een kantoorruimte waar niemand anders aanwezig was, moest aangeefster de verdachte pijpen. Op haar knieën onder een bureau, terwijl de verdachte op een stoel zat met zijn benen wijd en haar hoofd in zijn schoot. De verdachte deed zijn broek naar beneden en dirigeerde haar. Hij zei op gebiedende wijze tegen aangeefster wat zij moest doen: aan zijn penis sabbelen en zuigen, harder zuigen, en zijn penis op een bepaalde manier vasthouden met haar hand.
Na deze gebeurtenis nam de verdachte aangeefster diezelfde dag mee naar een woning van een collega, die op dat moment op vakantie was. In één van de slaapkamers van die woning zei de verdachte op indringende wijze tegen aangeefster dat zij zich moest uitkleden en op het bed moest gaan liggen. Toen zij dat deed, trok de verdachte snel zijn kleding uit. Hij streelde toen met een ijsje over het hele lichaam van aangeefster – borsten, tepels en vagina -, hij likte aan haar vagina, en vervolgens wierp hij zich onverhoeds op haar en penetreerde hij haar hard.
Het hof merkt het handelen van de verdachte op deze beide momenten in de zomer van 2004 aan als verkrachting. Er is geen sprake geweest van dwang in de zin van (bedreiging met) geweld. Naar het oordeel van het hof waren er wel andere feitelijkheden die aangeefster hebben gedwongen tot het ondergaan van de hierboven beschreven seksuele handelingen. De verdachte, die fysiek overwicht had op aangeefster, heeft er op beide momenten voor gezorgd dat aangeefster in een geïsoleerde situatie terechtkwam; zij bevonden zich in voor aangeefster onbekende ruimten, waar geen andere personen aanwezig waren. Dit alles vond plaats tegen de achtergrond van de hiervoor beschreven familierelatie, die maakt dat het hof ervan uitgaat dat de verdachte ook geestelijk overwicht op aangeefster had, en dat aangeefster van hem afhankelijk was. Aangeefster was een kwetsbaar meisje van veertien jaar oud, met een ontluikende seksualiteit. De verdachte heeft hier misbruik van gemaakt. Door in de gegeven omstandigheden te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft hij aangeefster in een zodanig intimiderende situatie gebracht dat zij zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten. Voornoemde feitelijkheden in onderling verband en samenhang bezien kunnen naar het oordeel van het hof niet anders worden uitgelegd dan als dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht daarom het onder 1a primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft nog bepleit dat de verklaring van aangeefster niet voor het bewijs kan worden gebruikt omdat deze niet betrouwbaar zou zijn. Het hof oordeelt hier anders over. De verklaring van aangeefster wordt in de kern ondersteund door de verklaring van de verdachte zelf. Het hof ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Ten aanzien van de seksuele handelingen die zijn verricht in de periode ná voorgaande gebeurtenissen oordeelt het hof met de rechtbank dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat op basis waarvan kan worden gezegd dat ook in die periode sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 1b primair tenlastegelegde. Het onder 1b subsidiair tenlastegelegde acht het hof wel wettig en overtuigend bewezen.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat in eerste aanleg het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het – toen nog – aan de verdachte onder 1 subsidiair, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit (overtreding van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht), wegens verjaring van dat feit. Door de wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep staat dit feit inmiddels niet meer op de tenlastelegging, zodat het hof op dit punt geen beslissing meer zal nemen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1a primair en 1b subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 juli 2004 tot en met 30 september 2004 te Zoetermeer
en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte
(telkens)
- zijn penis
en/of vingersin de vagina van die [aangeefster] gebracht
en/of heen en weer bewogenen/of
-
zijn penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/ofzich laten pijpen door die [aangeefster] en/of
- de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en
/ofvagina
en/of het lichaamvan die [aangeefster] gestreeld
en bestaande
dat geweld ofdie andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)hierin
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als stiefvader/verzorger van die [aangeefster] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [aangeefster] ten opzichte van verdachte en
/of
- die [aangeefster] op gebiedende wijze heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of haar kleren uit moest trekken en/of op bed moest gaan liggen en/of dat zij voornoemde seksuele handelingen uit moest voeren
en
/of (aldus)voor die [aangeefster] een (intimiderende
/ onderdrukkende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan voornoemde handelingen kon onttrekken;
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2005 te Zoetermeer
en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
(telkens
)met [aangeefster], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of medebestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of
- de vagina van die [aangeefster] gelikt
en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [aangeefster] gestreeld.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1a primair bewezenverklaarde levert op: