ECLI:NL:GHDHA:2023:1873

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
200.302.885/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout van advocaat en verrekening van schade met openstaande declaraties in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een hoger beroep van Vochtweg B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter. Vochtweg B.V. vordert in deze procedure betaling van openstaande declaraties van [verweerster] B.V. voor juridische diensten verleend door mr. [X] in 2019 en 2020. Vochtweg B.V. stelt dat mr. [X] een beroepsfout heeft gemaakt, waardoor zij schade heeft geleden. Het hof oordeelt dat het verweer van Vochtweg B.V. grotendeels gegrond is en wijst de vordering van [verweerster] B.V. deels af. Het hof overweegt dat mr. [X] tekort is geschoten in zijn dienstverlening, wat heeft geleid tot een beroepsfout die de belangen van Vochtweg B.V. heeft geschaad. De Raad van Discipline heeft eerder geoordeeld dat mr. [X] niet adequaat heeft gehandeld in een procedure tegen een klant van een eenmanszaak waarvoor de bestuurder van Vochtweg B.V. werkzaam was. Het hof concludeert dat Vochtweg B.V. recht heeft op schadevergoeding ter hoogte van een deel van de openstaande declaraties, en dat de vordering van [verweerster] B.V. tot betaling van de openstaande facturen niet volledig kan worden toegewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het betreft de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt [verweerster] B.V. in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.302.885/01
Zaaknummer rechtbank : 8994070/ CV EXPL 21-400
Arrest van 29 augustus 2023
in de zaak van
Vochtweg B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. W.H.J.W. de Brouwer, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerster,
advocaat: mr. A.F.M. den Hollander, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna Vochtweg BV en [verweerster] noemen.

1.De zaak in het kort

[verweerster] vordert in deze procedure betaling van openstaande declaraties in verband met door mr. [X] in zijn hoedanigheid van advocaat aan Vochtweg BV in 2019 en 2020 verleende diensten. Vochtweg BV voert als verweer dat mr. [X] een beroepsfout heeft gemaakt, dat zij hierdoor schade heeft geleden, en dat zij haar vordering op [verweerster] tot vergoeding van deze schade in verrekening brengt met haar schuld aan [verweerster] voor de verleende diensten. Het hof honoreert dit verweer (groten)deels, en wijst de vordering van [verweerster] daarom (groten)deels af.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 november 2021, waarmee Vochtweg BV in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter) van 7 oktober 2021;
  • het arrest van dit hof van 1 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 april 2022;
  • de memorie van grieven van Vochtweg BV, met bijlagen 1-4;
  • de memorie van antwoord van [verweerster] , met bijlagen 1-7;
  • de door Vochtweg overgelegde e-mail van DAS aan mr. De Brouwer van 28 juni 2022;
  • de door Vochtweg BV overgelegde beslissing van de Raad van Discipline van 29 augustus 2022;
  • de akte van Vochtweg BV van 8 september 2022;
  • de antwoordakte van [verweerster] van 11 oktober 2022.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2. een aantal feiten vastgesteld. Hiertegen zijn geen grieven gericht, zodat het hof in hoger beroep ook van deze feiten zal uitgaan. Verder kunnen als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist in dit geschil nog de volgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
3.2
De heer [de bestuurder] (hierna: [de bestuurder] ) is bestuurder van Vochtweg BV. Vochtweg BV heeft [verweerster] opdracht gegeven juridische werkzaamheden voor haar te verrichten. Mr. [X] , werkzaam bij [verweerster] , heeft in dat kader als advocaat voor Vochtweg BV een procedure gevoerd tegen een klant van de eenmanszaak waarvoor [de bestuurder] eerder werkzaam was, genaamd [de eenmanszaak] , in verband met door [de eenmanszaak] voor die klant verrichte werkzaamheden.
3.3
[verweerster] heeft voor de werkzaamheden van mr. [X] declaraties gezonden aan Vochtweg BV, die deels door de rechtsbijstandsverzekeraar van Vochtweg BV zijn voldaan en tot een bedrag van afgerond € 5.487,-- onbetaald zijn gebleven, volgens de navolgende specificatie:
3.4
In de procedure tegen de klant van [de eenmanszaak] heeft de rechtbank Den Haag bij tussenvonnis van 15 april 2020 Vochtweg BV bevolen om haar oprichtingsakte en/of een andere akte in het geding te brengen waaruit blijkt dat de vorderingen van de eenmanszaak [de eenmanszaak] op goederenrechtelijk correcte wijze aan Vochtweg BV zijn overgedragen. Bij eindvonnis van 1 juli 2020 heeft de rechtbank Vochtweg BV niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat de door (mr. [X] namens) Vochtweg BV nader in het geding gebrachte stukken niet aantoonden dat de vordering van [de eenmanszaak] op de klant rechtsgeldig was overgegaan naar Vochtweg BV.
3.5
Bij beslissing van 29 augustus 2022 heeft de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, op klacht van Vochtweg BV en [de bestuurder] , mr. [X] geschrapt van het tableau. Op de klacht dat mr. [X] was tekortgeschoten in de bijstand aan Vochtweg BV in de zaak tegen de klant van [de eenmanszaak] oordeelde de Raad van Discipline als volgt:
“5.2 Naar het oordeel van de raad had verweerder [hof: mr. [X] ] moeten weten dat W [hof: de klant van [de eenmanszaak] ] een overeenkomst had met de eenmanszaak. Reeds hierom had verweerder in zijn processtukken aandacht moeten besteden aan de overgang van de onderneming en de inbreng van vorderingen van de eenmanszaak in klaagster [hof: Vochtweg BV]. Verweerder heeft in de processtukken wel telkens gemeld dat de eenmanszaak is overgegaan op klaagster, maar hij heeft geen aandacht besteed aan de overname van de vordering op W.
5.3
De raad stelt vast dat verweerder uiterlijk op 26 juni 2019 wist dat W zich op het standpunt stelde dat zij een overeenkomst had gesloten met de eenmanszaak en dat klaagster in de vordering niet ontvankelijk was. Verweerder had naar aanleiding van het door W opgeworpen bevoegdheidsincident feitelijk moeten onderbouwen dat de vordering van de eenmanszaak was overgedragen aan klaagster, door het overleggen van een akte van inbreng. Verweerder heeft dit nagelaten, ook nadat hij tijdens de mondelinge behandeling had verklaard dat hij de inbreng aan de hand van stukken kon aantonen en bovendien een daartoe strekkende bewijsopdracht kreeg van de rechtbank. Voor zover niet ondubbelzinnig aangetoond kon worden dat de vordering op W was overgegaan op klaagster, had verweerder een tweede dagvaarding kunnen uitbrengen namens de eenmanszaak.
5.4
Verweerder had dus mogelijkheden om te voorkomen dat de zaak zou stranden op de ontvankelijkheid van klaagster. Verweerder heeft deze niet benut. Hij heeft volhard in zijn onvoldoende onderbouwde standpunt dat de vordering op W op rechtsgeldige wijze was overgegaan op klaagster. Verweerder heeft hiermee naar het oordeel van de raad een beroepsfout gemaakt en de belangen van klaagster geschaad. Klachtonderdeel a is gegrond.”

4.Procedure bij de rechtbank, vordering in hoger beroep

4.1
[verweerster] heeft in eerste aanleg veroordeling van Vochtweg BV gevorderd tot betaling van haar openstaande facturen (€ 5.487,-- in hoofdsom, zie hiervoor, 3.3), vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen.
4.2
In hoger beroep vordert Vochtweg BV vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, en alsnog afwijzing van de vordering van [verweerster] .

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Vochtweg BV voert in hoger beroep als verweer (grief I) dat mr. [X] in de procedure tegen de klant van [de eenmanszaak] een beroepsfout heeft gemaakt. Het hof begrijpt de grief allereerst aldus, dat zij hierdoor schade heeft geleden, en dat zij haar vordering op [verweerster] tot vergoeding van deze schade in verrekening brengt met haar schuld aan [verweerster] voor de verleende diensten. De fout van mr. [X] bestond er volgens Vochtweg BV in dat mr. [X] in de procedure tegen de klant van [de eenmanszaak] niet namens de juiste partij heeft gedagvaard, en ook niet heeft geadviseerd om de vordering van [de eenmanszaak] over te dragen aan Vochtweg BV. Daarom zijn volgens Vochtweg BV de werkzaamheden van mr. [X] nutteloos geweest. [verweerster] is hierdoor tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen tegenover Vochtweg BV en nakoming was ook blijvend onmogelijk, aldus Vochtweg BV.
5.2
Het hof overweegt hierover als volgt. De discussie met de klant van [de eenmanszaak] betrof de gerechtigdheid van Vochtweg BV tot een vordering op naam. Een dergelijke vordering wordt ingevolge art. 3:94 lid 1 BW geleverd door een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar door de vervreemder of de verkrijger. Indien de vordering wordt ingebracht op aandelen bepaalt art. 2:204, aanhef en onder c, BW dat rechtshandelingen betreffende inbreng op aandelen anders dan in geld, in haar geheel moeten worden opgenomen in de akte van oprichting of in een geschrift dat daaraan in origineel of in authentiek afschrift wordt gehecht en waarnaar de akte van oprichting verwijst. Indien dit niet in acht wordt genomen, kunnen voor de vennootschap uit deze rechtshandelingen geen rechten of verplichtingen ontstaan.
5.3
[verweerster] wijst bij memorie van antwoord op stukken die mr. [X] in de procedure tegen de klant van [de eenmanszaak] heeft overgelegd. Over het eindvonnis in die procedure, waarin de rechtbank oordeelde dat uit deze stukken niet blijkt dat de ingestelde vorderingen van de eenmanszaak overeenkomstig artikel 3:94 BW op Vochtweg BV zijn overgegaan, stelt [verweerster] slechts dat dit een juridische beoordeling is, op een niet simpel onderwerp, en dat niet evident is dat deze beoordeling van de rechtbank juist is. Dit is, tegenover de gemotiveerde betwisting van Vochtweg BV, een onvoldoende onderbouwing van het eigen standpunt dat de ingestelde vorderingen goederenrechtelijk op juiste wijze waren overgedragen. Ook ambtshalve onderkent het hof in de overgelegde stukken geen aanknopingspunten voor de stelling van [verweerster] dat dit het geval is.. Het hof onderschrijft dan ook het oordeel van de rechtbank hierover in de procedure tussen Vochtweg BV en de klant van [de eenmanszaak] , en het oordeel van de Raad van Discipline (hiervoor, 3.5) dat mr. [X] op dit punt een beroepsfout heeft gemaakt.
5.4
Voor zover Vochtweg BV bedoeld mocht hebben te stellen dat alle werkzaamheden van mr. [X] in hun totaliteit nutteloos zijn geweest en dat nakoming van zijn verbintenissen algeheel blijvend onmogelijk is geworden, volgt het hof haar daarin niet. De fout van mr. [X] kon immers nog worden hersteld in het hoger beroep, door (alsnog) overdracht van de vordering door Vochtweg (c.q. de natuurlijke persoon tot wiens of wier vermogen de onderneming [de eenmanszaak] destijds behoorde) aan Vochtweg BV of door gebruikmaking van de cessie ter incasso. Daarmee waren de tijd en kosten die mr. [X] aan de overige inhoud van de zaak had besteed niet integraal nutteloos. De subsidiaire stelling van [de eenmanszaak] dat [verweerster] voldoende is beloond met betaling van € 28.000,-- is te algemeen en onvoldoende onderbouwd.
5.5
De stellingen van Vochtweg BV dat de door mr. [X] verleende diensten nutteloos zijn geweest en dat nakoming blijvend onmogelijk was geworden begrijpt het hof intussen mede aldus, dat de tijd die mr. [X] heeft besteed en de kosten die hij heeft gemaakt met betrekking tot het verdedigen van het crediteurschap van Vochtweg BV vermijdbaar en nodeloos waren, en dat nakoming van de verbintenis van [verweerster] om mr. [X] zijn te declareren tijd niet (verwijtbaar) nodeloos te laten besteden en niet (verwijtbaar) nodeloze kosten te maken, in zoverre blijvend onmogelijk is geworden. In zoverre is het verweer van Vochtweg BV gegrond. De schade die Vochtweg BV hierdoor heeft geleden moet ten minste worden gelijkgesteld aan de tijd en kosten die [verweerster] voor deze kwestie in rekening heeft gebracht, voor zover de desbetreffende declaraties niet zijn voldaan. Voor zover ze wel zijn voldaan, is niet duidelijk dat dat niet is gebeurd door de rechtsbijstandsverzekeraar van Vochtweg BV en is daarom niet duidelijk dat sprake is van schade voor Vochtweg BV. De (extra) tijd die dagvaarding in eerste aanleg namens de juiste partij in plaats van namens Vochtweg BV dan wel (advisering tot) cessie of cessie ter incasso redelijkerwijs zou hebben meegebracht – in het hypothetische scenario dat mr. [X] geen beroepsfout zou hebben gemaakt – is verwaarloosbaar.
5.6
Uit de declaraties van [verweerster] en de daarbij overgelegde specificaties blijkt dat ongeveer de helft van de declaratie van 5 mei 2020 en de declaraties van nadien geheel, betrekking hebben op de periode na het tussenvonnis van 15 april 2020. De in zoverre gedeclareerde tijd en kosten hebben uiteindelijk slechts betrekking op de kwestie van het crediteurschap: het enige onderwerp waarvoor de rechtbank in het tussenvonnis aandacht had gevraagd en het enige onderwerp ook waarop mr. [X] zijn verdere proceshandelingen in eerste aanleg en zijn concept-memorie van grieven (productie 35 van [verweerster] ) heeft gericht (zie memorie van grieven, 26). In de onjuiste benadering van mr. [X] van dit onderwerp is de beroepsfout gelegen. Hiermee is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk dat de schade van Vochtweg BV ten minste € 4.170,25 bedraagt volgens de navolgende specificatie:
5.7
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat [verweerster] in haar inleidende dagvaarding weliswaar een beroep heeft gedaan op een verrekeningsverbod uit haar algemene voorwaarden, maar daarmee reageerde zij op een eerder buiten rechte door Vochtweg BV gedaan beroep op verrekening met een vordering uit aanneming van werk op mr. [X] (inleidende dagvaarding, 53). In reactie op het eerst in de onderhavige procedure gedane beroep op verrekening met de schadevordering op [verweerster] zelf, vanwege tekortschietende dienstverlening door [verweerster] , heeft [verweerster] het verrekeningsverbod niet ten verwere ingeroepen.
5.8
Voor zover Vochtweg BV overige schade heeft geleden ten gevolge van de beroepsfout, is de gegrondheid van haar verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen en gaat het hof hieraan in deze procedure voorbij (art. 6:136 BW).
5.9
Vochtweg BV voert verder aan (grief II) dat het niet redelijk is om haar te veroordelen tot betaling omdat de werkzaamheden van mr. [X] nogmaals/dubbel zijn verricht door de opvolgende advocaat van Vochtweg BV, aan wie mr. [X] het procesdossier niet had willen afgeven. Uit de door Vochtweg BV overgelegde stukken blijkt dat de opvolgende advocaat uiteindelijk wel de beschikking heeft gekregen over het procesdossier, via de advocaat van de wederpartij (productie 3 bij de memorie van grieven, p. 3, zie ook 2.14 (slot) van de beslissing van de Raad van Discipline). Welk dubbel werk de opvolgende advocaat van Vochtweg BV heeft moeten verrichten, heeft Vochtweg BV niet concreet gemaakt. Voor zover zij doelt op de door mr. [X] opgestelde concept-memorie van grieven is niet inzichtelijk dat en waarom de opvolgend advocaat het daarin vervatte werk heeft moeten overdoen: Vochtweg BV verwijt mr. [X] juist – terecht – dat hij met deze memorie nodeloos werk heeft verricht, en het hof compenseert haar daarvoor ook al (hiervoor, 5.5-5.6). Daargelaten de onbepaaldheid van de juridische grondslag van het verweer van Vochtweg BV op dit punt, ziet het hof in het gestelde geen inhoudelijk aanknopingspunt voor ontslag van Vochtweg BV uit haar betalingsverplichting.
5.1
Vochtweg BV voert tot slot aan (grief III) dat haar rechtsbijstandsverzekeraar op factuur 100102628 een bedrag van € 1.980,-- heeft betaald. Deze stelling weerspreekt niet de grondslag van de vordering van [verweerster] , die immers inhoudt dat op de desbetreffende factuur ten bedrage van € 2.662,--, een bedrag van € 220,-- onbetaald is gebleven.
5.11
De conclusie is dat het hoger beroep van Vochtweg BV grotendeels slaagt. Het verrekeningsverweer van Vochtweg BV is gegrond tot het hiervoor in 5.6 genoemde bedrag van € 4.170,25, zodat in hoofdsom nog € 5.487,-- -/- € 4.170,25 = € 1.316,75 te betalen overblijft. De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar naar rato van dit bedrag tegen 15% = € 197,51. Het hof zal daarom het vonnis van de kantonrechter vernietigen voor zover daarin aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten meer is toegewezen dan € 1.316,75 + € 197,51 = € 1.514,26, met de wettelijke handelsrente over € 1.316,75 vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, en Vochtweg BV in de proceskosten is veroordeeld. Het hof zal [verweerster] , als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2021, voor zover Vochtweg BV daarin is veroordeeld om aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten méér te betalen dan € 1.514,26, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.316,75 met ingang van 15 januari 2021, en Vochtweg BV is veroordeeld in de proceskosten;
  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van de eerste aanleg, aan de zijde van Vochtweg tot op heden begroot op € 933,-- voor het salaris van de gemachtigde;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Vochtweg BV tot op heden begroot op € 103,33 voor het exploot, € 772,-- voor het griffierecht en € 2.090,-- voor het salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, M.C.M. van Dijk en A.A. Bootsma en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023 in aanwezigheid van de griffier.