ECLI:NL:GHDHA:2023:186
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- W.M. Limborgh
- A. de Lange
- O.M. Harms
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van verkrachting en ontuchtige handelingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 mei 2021. De verdachte, geboren in 1959, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor verkrachting en ontuchtige handelingen. De tenlastelegging betrof incidenten die zich zouden hebben voorgedaan op 12 en 13 december 2015 in Frankrijk, waarbij de aangeefster, met wie de verdachte een relatie had, aangifte deed van verkrachting. De verdachte erkende dat er seksueel contact was geweest, maar stelde dat dit met wederzijdse instemming was gebeurd.
Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en vrijspraak van de verdachte. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen wat er precies was voorgevallen. Er waren tegenstrijdige verklaringen en het hof kon niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de tenlastegelegde feiten waren gepleegd.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet overtuigend was bewezen dat hij de verkrachting en ontuchtige handelingen had gepleegd. Het hof heeft de verweren van de verdediging verder onbesproken gelaten, gezien het gebrek aan bewijs.