[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1987,
BRP-adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Daarnaast is een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader is omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos en/of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en het Gaderingviaduct, althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- die kruising met een zeer hoge snelheid, in ieder geval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u, is genaderd en/of - in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht, die kruising is opgereden en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij die kruising kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet tijdig heeft opgemerkt dat de bestuurder van een personenauto, genaamd [slachtoffer], inmiddels de kruising was opgereden en/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/of
- met een snelheid van ongeveer 143 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die genoemde personenauto, waardoor die [slachtoffer] werd gedood;
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd na gebruik van alcoholische drank en/of verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede, derde lid of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, Vondelingenweg en het Gaderingviaduct, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd:
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- die kruising met een zeer hoge snelheid, in ieder geval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u, is genaderd en/of - in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht, die kruising is opgereden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij die kruising kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet tijdig heeft opgemerkt dat de bestuurder van een personenauto, genaamd [slachtoffer], inmiddels de kruising was opgereden en/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/of
- met een snelheid van ongeveer 143 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die genoemde personenauto;
2.
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,68 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en het Gaderingviaduct, althans op één van deze wegen, op of omstreeks 19 april 2020 de plaats van het ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en tot een ontzetting van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks19 april 2020 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos
en/of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheidte rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en het Gaderingviaduct,
althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- die kruising
met een zeer hoge snelheid, in ieder gevalmet een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u, is genaderd en
/of- in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht, die kruising is opgereden en
/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij die kruising kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
- niet tijdig heeft opgemerkt dat de bestuurder van een personenauto, genaamd [slachtoffer], inmiddels de kruising was opgereden en
/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/
of
- met een
hogesnelheid
van ongeveer 143 km/uin botsing of aanrijding is gekomen met die genoemde personenauto, waardoor die [slachtoffer] werd gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd na gebruik van alcoholische drank en
/ofverkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste entweede,
derde lid of vijfdelid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op
of omstreeks19 april 2020 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,68 milligram
, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op
/aande kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en het Gaderingviaduct,
althans op één van deze wegen,op
of omstreeks19 april 2020 de plaats van het ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden,aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en
/ofschade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De advocaat-generaal heeft zich - overeenkomstig haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om bewezen te kunnen verklaren dat de verdachte met een snelheid van tenminste 130 km/u heeft gereden.
De raadsman van de verdachte heeft zich overeenkomstig de pleitnota op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – de verdediging zich voor wat betreft het schuldverwijt refereert aan het oordeel van het hof en dat zijn cliënt partieel dient te worden vrijgesproken voor wat betreft het gedachtestreepje waarin verweten wordt dat zijn cliënt met een snelheid van 143 km/u, dan wel met tenminste 130 km/u, heeft gereden en met deze snelheid in botsing is gekomen met het voertuig van het slachtoffer.
Het hof gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van het volgende.
Op 19 april 2020 rond 23:00 uur heeft op de kruising van de Vondelingenweg en het Gaderingviaduct in Rotterdam een aanrijding plaatsgevonden, als gevolg waarvan [slachtoffer], het slachtoffer, om het leven is gekomen.
De verdachte reed als bestuurder van een Audi A6 op de zuidelijke rijbaan van de Vondelingenweg, komende uit de richting van de Aveling en gaande in de richting van de Butaanweg. Het slachtoffer reed als bestuurder van een Volkswagen Up! op de noordelijke rijbaan van de Vondelingenweg, komende uit de richting van de Butaanweg, en gaande in de richting van de Aveling. Terwijl het slachtoffer op het kruispunt met het Gaderingviaduct linksaf sloeg in de richting van de Hoefsmidstraat, werd haar voertuig aan de rechterzijde aangereden door de op dezelfde weg rijdende tegemoetkomende Audi, waarvan de bestuurder, de verdachte, het kruispunt rechtdoor wilde oversteken. Na de aanrijding is de verdachte in eerste instantie naar de auto van het slachtoffer toegelopen, heeft hij waargenomen dat aan het slachtoffer letsel en aan haar auto schade was toegebracht, en is vervolgens van de plaats van het ongeval weggerend in de richting van de Butaanweg, waar hij langs de vluchtstrook achter de vangrail is aangetroffen.
Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat wettig en overtuigd bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. De vraag rijst in welke mate de verdachte daaraan schuld heeft gehad.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) houdt in dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Wanneer er sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit gekwalificeerd worden als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. Of sprake is van dergelijke schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten die op 1 januari 2020 in werking is getreden, is de reikwijdte van roekeloosheid als vorm van schuld als bedoeld in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, gewijzigd. Aan het tweede lid van artikel 175 WVW is door de wetgever toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, lid 1, WVW kan worden aangemerkt. In artikel 5a WVW is strafbaar gesteld het opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate geschonden worden, indien daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is te duchten. Als zodanige verkeersgedragingen worden in die bepaling onder andere genoemd het niet verlenen van voorrang, het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid en het door rood licht rijden.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich van de aanrijding niet veel kan herinneren omdat hij teveel alcohol had gedronken. Hij is dronken in de auto gestapt, hetgeen hij zich evenmin kan herinneren. Van het ongeval herinnert hij zich uitsluitend dat hij ineens iets wits zag en vervolgens een witte auto zag die
total losswas. Hij is naar de auto van het slachtoffer toegelopen, maar toen hij zag dat hij het slachtoffer niet meer kon helpen is hij gevlucht. Hij kan zich niet meer herinneren of hij een rood verkeerslicht heeft genegeerd.
Ten tijde van de aanrijding was de verkeersregel-installatie in werking. Het verkeerslicht voor richting 8, de richting die de verdachte op reed, gaf vanaf 22:58:01 rood licht aan tot in ieder geval 23:00:00. De aanrijding vond plaats kort na het tijdstip 22:58:05. De verdachte had toen rood licht, dat hij heeft genegeerd. Het slachtoffer had groen licht toen zij het kruispunt op reed.
Daarnaast is de snelheid van de door de verdachte bestuurde Audi aanzienlijk hoger geweest dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 km/u. Getuige [getuige], die ten tijde van het ongeval op de kruising van de Vondelingenweg met het Gaderingviaduct voorgesorteerd stond voor rechtsaf richting het Gaderingviaduct, zag in zijn linker buitenspiegel met hoge snelheid een auto naderen en nam waar dat deze hem met meer dan 100 km/u passeerde. Hij zag de auto door rood licht rijden. Hij zag dat de bestuurder van de auto niet remde want hij zag geen remlichten, hooguit in de laatste meter voor de witte auto. De getuige heeft verklaard jaren vrachtwagenchauffeur te zijn geweest en snelheden goed te kunnen inschatten. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij met een hoge snelheid van boven de 100 km/u reed. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking de eindposities van de voertuigen en de aard van de aangetroffen schade aan de voertuigen, evenals de omstandigheid dat het overleden slachtoffer door de klap en de impact daarvan zodanig letsel had dat zij middels DNA-onderzoek moest worden geïdentificeerd.
Bij de verdachte is ter plaatse bloed afgenomen voor een alcohol test. De hoeveelheid alcohol in het bloed van de verdachte betrof 1.68 milligram ethanol per milliliter bloed, dit is meer dan driemaal de wettelijk toegestane maximale hoeveelheid.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een aantal van de in het eerste lid van artikel 5a WVW genoemde gedragingen: de verdachte heeft geen voorrang verleend (sub f), heeft de krachtens de WVW vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate overschreden (sub g) en heeft door rood licht gereden (sub i), dat al meerdere seconden op rood stond toen de verdachte dit passeerde. Voorts verkeerde de verdachte in een toestand als bedoeld in artikel 8, lid 2, WVW, wat volgens het tweede lid van artikel 5a WVW mede in aanmerking wordt genomen bij toepassing van het eerste lid. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich aldus opzettelijk zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in dusdanig ernstige mate zijn geschonden dat levensgevaar voor een ander te duchten was, waarmee sprake is van roekeloosheid.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde levert op: