ECLI:NL:GHDHA:2023:1829

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
200.280.826/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurder van stichting voor onrechtmatige onttrekkingen aan vermogen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van [geïntimeerde 6] voor onrechtmatige onttrekkingen van de bankrekening van Stichting Administratiekantoor EBI. De zaak betreft groepsaansprakelijkheid op basis van artikel 6:166 BW. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde 6] hoofdelijk aansprakelijk is voor de onrechtmatige onttrekkingen die hebben plaatsgevonden van 30 oktober 2017 tot en met 9 april 2018. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde 6] op de hoogte was van de onttrekkingen en dat zij samenwerkte met [geïntimeerde 1] bij deze onrechtmatige handelingen. De rechtbank had eerder de vordering van Stichting EBI afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en [geïntimeerde 6] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 402.500,- als voorschot, met de mogelijkheid tot verdere schadevergoeding in een schadestaatprocedure. Het hof heeft ook de beslagleggingen ten laste van andere geïntimeerden opgeheven, maar de beslagleggingen ten laste van [geïntimeerde 6] blijven in stand. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van stichtingen en de gevolgen van onrechtmatige handelingen binnen een groepsverband.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.280.826/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/09/560097 / HA ZA 18-986

Arrest van 5 september 2023

in de zaak van:

Stichting Administratiekantoor EBI,

gevestigd te Monster, gemeente Westland,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Stichting EBI,
advocaat: mr. M. Kupperman en mr. E.M. Boter te Amsterdam,
tegen:
1. [geïntimeerde 1]geschorst van rechtswege ex artikel 29 Fw),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1] ,
2. All Account Adviesgroep C.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Monster, gemeente Westland,
hierna te noemen: AAA,
niet verschenen,
3. Green Desert Agro B.V.,
gevestigd te Monster, gemeente Westland,
hierna te noemen: Green Desert,
niet verschenen,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
en
4. [geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde 4] ,
5. [geïntimeerde 5],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde 5] ,
6. [geïntimeerde 6],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde 6] ,
7. NGES Holding B.V.,
gevestigd te Nuenen, gemeente Eindhoven,
hierna te noemen: NGES,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
advocaat (voor geïntimeerden 4 t/m 7): mr. P.J.L.J. Duijsens te Den Haag.
Geïntimeerden 4 t/m 7 worden hierna gezamenlijk ook aangeduid als: Geïntimeerden.

Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1. Het hof heeft bij tussenarrest van 8 maart 2022 Stichting EBI tot bewijslevering toegelaten. De enquête heeft plaatsgevonden op 24 november 2022. Stichting EBI heeft ter gelegenheid van het getuigenverhoor aanvullende producties overgelegd. Geïntimeerden hebben afgezien van contra-enquête. Vervolgens hebben partijen een memorie na enquête genomen, Stichting EBI als eerste. Stichting EBI heeft daarbij een productie overgelegd. Ten slotte hebben partijen de (aanvullende) stukken gefourneerd en is een datum voor arrest bepaald.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

2. Het hof heeft in het tussenarrest Stichting EBI toegelaten tot het bewijs van haar stellingen:
in het kader van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW:
( i) dat [geïntimeerde 6] op zodanige wijze met [geïntimeerde 1] samenwerkte bij de uitvoering van de door hem geïnitieerde onttrekkingen van de bankrekening van Stichting EBI dat sprake is van gedragingen in groepsverband, als genoemd in rov. 5.19 van het tussenarrest;
in het kader van een eigen onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW:
( ii) dat [geïntimeerde 6] de overschrijvingen van de onttrekkingen naar de aan [geïntimeerde 1] gelieerde partijen vanaf de bankrekening van Stichting EBI feitelijk, en stelselmatig, heeft verricht en dit opzettelijk heeft verzwegen terwijl zij wist (althans moet hebben geweten) dat dit wegboeken van de gelden niet in het belang van Stichting EBI was, als genoemd in rov. 5.22 van het tussenarrest.
3. Stichting EBI heeft ter uitvoering van de bewijsopdracht aanvullende producties (120 t/m 126) overgelegd. Deze producties betreffen (onder meer) e-mails en WhatsApp-correspondentie tussen [geïntimeerde 6] en [projectontwikkelaar] en/of [bestuurder] met betrekking tot betalingen vanaf de bankrekening van Stichting EBI en het daarop aanwezige saldo (producties 120 t/m 123), alsmede bankafschriften van de bankrekening van Stichting EBI over de periode 1 januari 2016 tot en met 29 mei 2018 (productie 124). Verder gaat het om een overzicht van de belangen in Qwestland (productie 125) en een document van ING met betrekking tot de aanmelding van [geïntimeerde 6] als gemachtigde tot de bankrekening van Qwestland (productie 126).
4. Stichting EBI heeft voorts als getuigen doen horen [geïntimeerde 6] , [projectontwikkelaar] (projectontwikkelaar bij EBI) en [bestuurder] (bestuurder van Stichting EBI), zoals vastgelegd in het proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022.
Groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW
5. Ter beoordeling staat nu – met betrekking tot de eerste bewijsopdracht (zie 2.(i)) – of Stichting EBI is geslaagd in het leveren van het bewijs dat sprake was van een zodanige samenwerking tussen [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 1] ter zake van de (onrechtmatige) onttrekkingen van de bankrekening van Stichting EBI dat deze gedragingen als gedragingen in groepsverband kunnen worden aangemerkt. Dat is het geval indien komt vast te staan dat [geïntimeerde 6] feitelijk een bijdrage heeft geleverd aan de door [geïntimeerde 1] geïnitieerde (onrechtmatige) onttrekkingen van gelden uit Stichting EBI, én dat zij zich ervan bewust was dat haar handelen niet op zichzelf maar in nauw verband stond met de onrechtmatige gedragingen van [geïntimeerde 1] .
6. Het hof acht Stichting EBI geslaagd in haar (hiervoor in 2.(i) genoemde) bewijsopdracht. Het hof acht bewezen dat [geïntimeerde 6] op zodanige wijze met [geïntimeerde 1] samenwerkte bij de uitvoering van de door hem geïnitieerde (onrechtmatige) onttrekkingen van de bankrekening van Stichting EBI naar Qwestland in de periode van 30 oktober 2017 tot en met 9 april 2018, dat met betrekking tot die onttrekkingen sprake is van gedragingen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW. Het hof komt tot dit oordeel op grond van het navolgende.
7. De door Stichting EBI (als productie 122) overgelegde e-mails en WhatsApp-berichten daterend uit de periode van april 2016 tot en met april 2018 tussen [geïntimeerde 6] en [projectontwikkelaar] houden, voor zover relevant, het volgende in:
( i)
E-mailbericht d.d. 5 april 2016 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 1]:

Hi [geïntimeerde 6] ,Could you please inform us how much we have on the stichting account.
I kindly advice to transfer funds to Brazilian accounts in order to profit from the high interest rates
Reactie per e-mailbericht d.d. 7 april 2016 van [geïntimeerde 6] aan [projectontwikkelaar]:

Hi [projectontwikkelaar] ,
We will let you know on Monday.
Nadere reactie per e-mailbericht d.d. 11 april 2016 van [geïntimeerde 6] aan [projectontwikkelaar]:

Goodmorning [projectontwikkelaar] ,
Our suggestion is to transfer an amount of € 100.000,-.
(ii)
WhatsApp d.d. 23 februari 2017 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6]:

Hoi [geïntimeerde 6]Als je momentje hebt, zou je naar email van vorige week kunnen kijkenMet nummersWaarin we Nl uit matchen met Brasil inDank je”.
Reactie per WhatsApp d.d. 23 februari 2017 van [geïntimeerde 6] aan [projectontwikkelaar]:

Hoi [projectontwikkelaar] , moest nog werk inhalen van vorige week.Maar ben er mee bezig.Moet nog even alle kosten enzo er uit halen en het investeringsfonds zodat ik een goed antwoord kan geven”.
(iii)
E-mailbericht d.d. 27 juli 2017 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6]:

Hi [geïntimeerde 6] ,
Please let me know that we are on the same page regarding the transfer sent to Brazil and the funds on the escrow account.
Check check
Thx
Als bijlage bij de e-mail is het volgende overzicht gestuurd:
Cash flow situation Holland
Euros received by Stichting € 2.495.000,00 100%
Euros sent to Brasil € 1.870.000,00 75%
Euros on Stichting account or cost EBI HOL € 625.000,00 25%
Budgeted cost EBI HOL € 324.350,00 13%
Euros on Stichting account or over budget € 300.650,00 12%”Reactie per e-mailbericht d.d. 2 augustus 2017 van [geïntimeerde 6] aan [projectontwikkelaar]:

Hi [projectontwikkelaar] ,
The euro’s which we sent is correct.
The euro’s who are still on the account is not correct but I have to look up what is the right amount.
There are some costs which the STAK paid, like the transfer between [naam] en [naam] and other stuf.”
(iv)
E-mailbericht van 23 november 2017 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 1] :
Hallo [geïntimeerde 6]Het bedrijf social housing moet 31-11 haar maandelijkse betaling doen en we moeten de hypotheek betalen.
Graag t/m 27 november een transfer doen van social housing om aan onze betalingsverplichtingen en zekerheidsstelling (hypotheek) te kunnen voldoen. De voortgang van bouw en verkoop is op schema.
We genieten op dit moment van een uitstekende relatie met escol en wil deze absoluut niet te grabbel gooien door te late betalingen waardoor de bouw stil komt te vallen en alle kosten vandien”.
( v)
E-mailbericht d.d. 8 januari 2018 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6]:

Dear [geïntimeerde 6] ,
(…)
Please let us know value on escrow and plan date to send it over until mid next week.
(vi)
E-mailbericht d.d. 7 februari 2018 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6]:

Hoi [geïntimeerde 6] ,
Graag bekijken hoeveel we kunnen sturen naar brazilie van Ebi aff.
Dank
(vii)
E-mailbericht d.d. 10 maart 2018 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6]:

Hallo [geïntimeerde 6] ,
(…)
Laat me aub weten hoeveel er op de accounts staan van EBI aff en social en social land en wat de status is van de rekeningen social en social land.
Stuur aub deze week de gelden van EBI aff.”
(viii)
E-mailbericht d.d. 6 april 2018 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 1] met kopie aan [geïntimeerde 6]:

Dear [geïntimeerde 1] ,Please coordinate on Monday with [geïntimeerde 6] the values available in Holland for the three companies. We need to finetune the investment strategy.
Volgend e-mailbericht d.d. 7 april 2018 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 1] met kopie aan [geïntimeerde 6]:

Giselle, please check the value which has been received by EBI AFF so far.
[geïntimeerde 6] , please verify that this is the same according to your registry.
Reactie per e-mailbericht d.d. 9 april 2018 van [geïntimeerde 6] aan [projectontwikkelaar]:

Goedemorgen [projectontwikkelaar] ,
Ik heb al je mails even doorgekeken. Het is hier nu kwartaal maand dus hoop woensdag of donderdag wat meer uitsluitsel te geven over je vragen.Groeten,
[geïntimeerde 6]
8. In het door Stichting EBI als productie 123 overgelegde audiofragment (transcriptie) van 30 oktober 2017 van [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6] , staat voor zover relevant, het volgende opgenomen:

Hey [geïntimeerde 6] , fijn.Ja. Ik denk dat gewoon het makkelijkste een of ander protocol kunnen opstellen.Kijk er zijn heel veel dingen die, die niet urgent zijn, maar nu staat er bijvoorbeeld 1,8 miljoen euro staat iets bij jullie als ik het goed begrijp uit, uit mijn calculaties.
En het geld moet goed komen, we, hebben, we moeten een bepaald contract van social housing, dat moet vandaag getekend worden en we hebben nog net genoeg geld hier maar het zijn natuurlijk van die kleine dingen.
(…)Laat me maar weten, we zijn flexibel, alleen af en toe moeten we gewoon verder en ik heb al zoveel bureaucratie hier en duizenden dingen en dan is het voor mij op een gegeven moment ook veel als ik 33 keer moet proberen om iemand te bereiken, snap je.(…)Want uiteindelijk moeten we de investeerders, moeten we, blij maken.Ja?
9.
De door Stichting EBI (als producties 43, 45, 46 en 49 t/m 51) overgelegde overzichten van betalingen van Stichting EBI aan de aan [geïntimeerde 1] gelieerde partijen AAA, Qwestland, Brandt, EIA, Star Board en Ace, en de (als productie 124) overgelegde bankafschriften van de bankrekening van Stichting EBI tonen dat:
  • de betalingen aan Qwestland door Stichting EBI hebben plaatsgevonden (in zeventig (70) overboekingen) in de periode van 14 juli 2016 tot en met 9 april 2018 voor een totaalbedrag van € 1.537.000,- (rov. 2.13 van het tussenarrest; productie 45);
  • de betalingen aan AAA door Stichting EBI hebben plaatsgevonden in de periode van 11 januari 2016 tot en met 3 augustus 2016 voor een totaalbedrag van € 103.500,- (rov. 2.12 van het tussenarrest; productie 43);
  • een eenmalige betaling aan Brandt van € 25.000,- door Stichting EBI heeft plaatsgevonden op 14 september 2016 (rov. 2.14 van het tussenarrest; productie 46);
  • de betalingen aan EIA door Stichting EBI hebben plaatsgevonden op 9 januari 2017 en 17 oktober 2017 voor een (netto) totaalbedrag van € 28.500,- (rov. 2.15 van het tussenarrest en productie 49);
  • een eenmalige betaling aan Star Board van € 30.000,- door Stichting EBI heeft plaatsgevonden op 6 april 2017 (rov. 2.16 van het tussenarrest; productie 50);
  • een eenmalige betaling aan Ace van € 10.000,- door Stichting EBI heeft plaatsgevonden op 26 juni 2017 (rov. 2.17 van het tussenarrest; productie 51).
Uit voornoemde overzichten en bankafschriften kan opgemaakt worden dat door Stichting EBI na 30 oktober 2017 alleen nog betalingen zijn gedaan aan Qwestland, en niet meer aan de andere aan [geïntimeerde 1] gelieerde partijen. Daaruit volgt ook (wat verder niet in geschil is) dat door Stichting EBI na 30 oktober 2017, totdat de bankrekening van Stichting EBI werd geblokkeerd op 10 april 2018, nog achtentwintig (28) overboekingen hebben plaatsgevonden naar Qwestland voor een totaalbedrag van € 402.500,-.
10. [geïntimeerde 6] heeft als getuige onder meer verklaard (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022):

Ik was vanaf begin 2015 werkzaam voor AAA in de functie van office-manager. Mijn werkzaamheden voor Stichting EBI waren secretarieel. Ik moest in een Excel-bestand de obligatiehouders bijhouden. De heer [bestuurder] stuurde mij een formulier met de gegevens. De heer [bestuurder] stuurde vervolgens een declaratie met betrekking tot provisie voor het aantrekken van die obligatiehouders. Ik checkte of de betalingen van de obligatiehouders waren binnengekomen. En ik maakte gelden over naar Brazilië in opdracht van de heer [projectontwikkelaar] en na goedkeuring van mijn vader. Zij hadden daar samen overleg over gehad.
(…) u vraagt mij of ik ook betrokken was bij de financiële administratie. Ik antwoord daarop dat ik vragen over de financiële administratie doorzette binnen AAA en dat ik vervolgens de antwoorden doorgaf aan de heren [bestuurder] en [projectontwikkelaar] . Ik kreeg de machtiging tot de bankrekening van Stichting EBI omdat mijn vader het makkelijk vond dat ik de betalingen naar Brazilië kon doen omdat dat meer werk was en zodat ik kon zien of de betalingen van obligatiehouders waren binnengekomen. Ik kon zelf betalingen doen en dat deed ik in opdracht van mijn vader. (…) De gelden die binnenkwamen op de bankrekening van Stichting EBI kwamen van de obligatiehouders. Het doel daarvan was dat ze zouden worden belegd in Brazilië. Ik was niet bekend met de inhoud van de escrowovereenkomsten.
Ik heb gelden overgemaakt vanaf de rekening van Stichting EBI naar Brazilië. Ook zijn er
overboekingen gedaan naar EBI Holland B.V. voor de provisie van de heer [bestuurder] . (…)
Ik heb geen overboekingen gedaan naar Qwestland. Ook niet op verzoek of in opdracht van mijn vader. Ik heb ook niet de overschrijving gedaan van €30.000,- op 6 april 2017 aan Star Board Holding B.V. Als ik een verzoek kreeg van de heer [projectontwikkelaar] of de heer [bestuurder] om een
betaling te doen dan had ik daar eerst overleg over met mijn vader. Dat gold niet alleen voor
de betalingen naar Brazilië. Dat gold voor alle betalingen. (….) Als ik controleerde of betalingen van obligatiehouders waren binnengekomen op de bankrekening dan logde ik in het systeem in en kreeg ik een digitaal overzicht waarop de transacties stonden van Stichting EBI en checkte ik op naam of een bepaalde obligatiehouder had betaald. U houdt mij voor dat uit de overgelegde afschriften van de bankrekening blijkt dat op data waarop verzocht is te controleren of betalingen zijn binnengekomen van obligatiehouders ook afschrijvingen zijn gedaan naar Qwestland. Ik antwoord daarop dat mij dat niet is opgevallen. Ik was bezig met het checken van de inkomende betalingen. U houdt mij voor de betalingen van januari 2018, waarop zeven afschrijvingen staan aan Qwestland en u vraagt mij nogmaals of het mij niet is opgevallen dat er overschrijvingen zijn gedaan naar Qwestland. Mijn antwoord daarop is dat ik dat niet heb gezien. U houdt mij voor de mail van 2 augustus 2017 van de heer [projectontwikkelaar] met de vraag of het klopt dat er nog €625.000,- op de bankrekening van Stichting EBI staat en u vraagt mij of dat klopt. Ik antwoord u dat ik zulke vragen doorzette naar de financiële administratie. Ik kan mij niet herinneren dat ik een antwoord heb gekregen of dat ik dit verder heb uitgezocht. U houdt mij voor de mails van de heer [projectontwikkelaar] overgelegd bij productie 105 met het verzoek wat het saldo is op de rekening en vraagt mij wat mijn reactie daarop was. Ik denk niet dat ik heb gekeken wat het saldo is. Dat was niet mijn taak. De heer [projectontwikkelaar] en mijn vader hadden daarover regelmatig contact. Dat ging ook over de gelden naar Brazilië. Ik wachtte op instructies van mijn vader en heb dit verder niet opgepakt. (…) Ik heb niet gezien dat er betalingen zijn gedaan anders dan naar Brazilië. (…) Ik ben ook aanwezig geweest bij informatiebijeenkomsten voor obligatiehouders. Mijn rol daarbij was ondersteunend. Mijn vader gaf daarbij presentaties. Er werd daar verteld over de bouwprojecten in Brazilië en dat het geld van de obligatiehouders daarvoor bestemd was. Ik kan mij verder niet herinneren dat er specifiek iets over de rol van Stichting EBI is gezegd.
Ik was niet werkzaam voor Qwestland. Vanuit AAA deed ik wel secretariële ondersteuning,
waaronder het ontvangen van mensen. Qwestland was in hetzelfde pand gevestigd als AAA.
Ik was ook gemachtigd tot de bankrekening van Qwestland. Dat was meer als back-up voor als er storingen zouden zijn. Als er betalingen waren gedaan dan kon ik op verzoek checken of dat in het systeem was verwerkt. Ik was gemachtigd om met betrekking tot de
bankrekening van Qwestland contact te kunnen opnemen met de bank als er problemen
waren met betalingen. (…) Ik heb niet gezien dat er betalingen van Stichting EBI op die
bankrekening zijn binnengekomen omdat ik niet inlogde in het systeem. Het klopt dat ik een
indirect belang had in Qwestland. U houdt mij voor dat ik bij de rechtbank heb verklaard dat
ik de aandelen in Star Board Holding B.V. op verzoek van mijn vader heb genomen voor het
geval er verdiend zou worden in Qwestland. Ik kan daarop zeggen dat ik ervan uitging dat er
met het product in Qwestland geld verdiend zou worden. Ik wist ook dat er een transactie aan zat te komen op 1 juli 2018 omdat mijn vader daar druk mee bezig was.
U houdt mij voor een door mij toegestuurd betaalbewijs aan de heer [projectontwikkelaar] met de vraag of dat niet een bankafschrift is waarop ook een saldo zichtbaar zou zijn. Als ik in het systeem
inlogde dan zocht ik specifiek op de inkomende betalingen. Daar klikte ik dan op om die te
downloaden. De andere betalingen waren voor mij dan niet zichtbaar of daar lette ik dan niet op. Hetzelfde gold voor de uitgaande betalingen naar Brazilië. Daar klikte ik op om de Swift codes te kunnen doorsturen naar de heer [projectontwikkelaar] .
Ik was bevoegd tot de bankrekening van Stichting EBI om binnenkomende betalingen te
checken. Alleen op verzoek logde ik in. Afhankelijk van het aantal binnenkomende
obligatiehouders logde ik meer of minder frequent in. Ik had geen pinpas nodig om toegang
te hebben tot de bankrekening. Als ik inlogde zag ik de binnenkomende betalingen. Ik heb
niet gelet op de uitgaande betalingen. Ik kon niet direct het saldo van de rekening zien. Ik
moest dan doorklikken.
Ik gebruikte niet de mobiele applicatie van internetbankieren. De overboekingen vanaf de
bankrekening van Stichting EBI deed ik altijd in opdracht van de heer [geïntimeerde 1] en/of
[projectontwikkelaar] .
Ik was niet op de hoogte van mijn taken bij StakSocial en Stakland. Het was een tijdelijk iets
totdat er een bankrekening zou zijn geopend. Ik ging ervan uit dat ik eventueel documenten
zou moeten ondertekenen. Ik wist wel dat de gelden van de investeerders naar Brazilië
gingen. (…)
U houdt mij voor het audiobericht van 30 oktober 2017 (productie 123) en vraagt mij of ik
gecheckt heb of er €1.800.000,- op de rekening stond. Dat heb ik niet gedaan. Ik moest
daarvoor doorklikken. Ik ben daar niet aan toegekomen. Het was ook druk. Ik weet niet of ik
het aan mijn vader heb gevraagd.
(…) De financiële kant van Stichting EBI behoorde niet tot mijn taken. Daar waren de mensen op de boekhouding van AAA mee bezig en ik moest soms wachten op een reactie wegens drukte.
(…)
Ik was de enige die betalingen deed vanaf de bankrekening van Stichting EBI naar Brazilië.
(…) Ik heb nooit geld overgemaakt van de bankrekening van Stichting EBI naar AAA. Ik heb nooit gekeken wat het saldo was op de bankrekening van Stichting EBI omdat ik daarvoor moest doorklikken. Ik heb nooit een overboeking aan Qwestland opgemerkt. (…) U vraagt mij naar de overboekingen aan Qwestland op 23 februari 2017 en de whatsapp van de heer [projectontwikkelaar] van dezelfde datum. Zoals eerder verklaard zijn deze betalingen aan Qwestland mij niet opgevallen. Op uw vraag of het mij is opgevallen dat er 91 overboekingen zijn gedaan aan andere partijen dan aan Brazilië kan ik u verklaren dat mij dat niet is opgevallen. Ik heb ook geen binnenkomende betalingen van Qwestland gezien. Ik heb geen overboekingen gedaan aan de heer Brandt, Euroimport Asia B.V., Star Board Holding B.V., Ace Adviesgroep of AA Advies B.V. (…)
Mijn vader heeft deze overboekingen gedaan. Hij had een bankierenapp en kon dit ook
vanuit het buitenland doen. Ik wist hier niets van (…) Ik heb geen antwoord gegeven op de meerdere verzoeken van de heer [projectontwikkelaar] wat het saldo was omdat ik ervan uitgegaan ben dat mijn vader en de heer [projectontwikkelaar] hierover contact zouden hebben.
(…)
U vraagt mij wat ik zie als ik inlogde op het online bankierensysteem. Ik zag dan de naam
van Stichting EBI. Ik zag daarbij geen saldo, daarvoor moest je doorklikken. Althans, ik kan
mij niet herinneren dat ik een saldo zag staan. Vervolgens zag ik een lijst van binnenkomende en uitgaande betalingen, net als de afschriften die als productie 124 zijn
overgelegd. Voor inkomende betalingen van obligatiehouders zocht ik vaak op de naam van
de betreffende obligatiehouder. Uitgaande betalingen aan Qwestland of andere partijen
anders dan naar Brazilië zijn mij niet opgevallen.
11. [projectontwikkelaar] heeft als getuige onder meer verklaard (proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 november 2022):

Bij AAA had ik zowel met [geïntimeerde 1] als met [geïntimeerde 6] contact over Stichting EBI.
Voor wat betreft de heer [geïntimeerde 1] was dat meer op strategisch niveau en met [geïntimeerde 6]
had ik contact over de dagelijkse gang van zaken per telefoon, whatsapp en e-mails. Dat was
al zo vanaf de oprichting van Stichting EBI in 2015.
[geïntimeerde 6] voerde ook alle transfers uit richting Brazilië. (…) In oktober 2017 heb ik met de heer [bestuurder] een berekening gemaakt hoeveel er naar Brazilië is overgemaakt waaruit is gebleken dat er nog €1.800.000,- op de bankrekening van Stichting EBI moest staan. Ik heb daarover contact opgenomen met [geïntimeerde 6] om na te gaan of dit bedrag klopt en om gelden naar Brazilië door te sturen. Sindsdien heb ik maandelijks navraag gedaan naar de saldi aan [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 1] . We hebben hierop geen antwoord gekregen. (…)
Er zijn elf contactmomenten geweest vanaf oktober 2017. [geïntimeerde 1] zat heel veel in
het buitenland. Alles verliep via [geïntimeerde 6] . Dat verliep in het begin ook goed, maar zij
antwoordde vanaf oktober 2017 ook niet meer. We hebben toen een Excel -sheet gemaakt
met de bedragen die op de rekening van Stichting EBI zouden moeten staan vanuit de
verschillende fondsen en hebben aan [geïntimeerde 6] gevraagd om dat te checken. Toen zij niet
reageerde hebben wij dit ook aan [geïntimeerde 1] gevraagd. Wij hebben van geen van beiden hierop
een antwoord gekregen.
Het meeste geld is kwijt bij StakSocial en StakLand. [geïntimeerde 6] was bestuurder van deze twee
stichtingen. Zij was ook aanwezig bij investeerdersbijeenkomsten. Haar vader hield daar het
woord. Tijdens die bijeenkomsten werd benadrukt dat de gelden naar een onafhankelijke
stichting werden overgemaakt, die de gelden beheerde en enkel naar Brazilië kon
overmaken.
[geïntimeerde 6] deed de overboekingen naar Brazilië. Dat ging in overleg met mij en/of haar vader
[geïntimeerde 1] . (…) In het begin verliepen de transfers heel vlot en op een gegeven moment kwam er stagnatie in. Ik heb [geïntimeerde 6] meermaals gevraagd om de saldi op de bankrekeningen zoals blijkt uit de overgelegde producties 120 t/m 123, maar ik kreeg geen reactie. Ik kreeg ook geen reactie van haar vader en dat duurde totdat de rekening geblokkeerd was door ING. De financieel en de algemeen directeur uit Brazilië hebben ook geprobeerd contact met [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 6] te krijgen over de saldi op de bankrekeningen. Zij kregen ook geen reactie.
Bij de transfers naar Brazilië gaf ik aan hoeveel geld er nodig was. [geïntimeerde 6] voerde dan de
transfer uit. Uit de whatsapp-correspondentie die ik met haar had blijkt dat zij dan soms
achteraf overleg had met [geïntimeerde 1] . Ik had altijd contact met [geïntimeerde 6] over benodigde transfers
omdat [geïntimeerde 1] moeilijk te bereiken was.
[geïntimeerde 6] werd gemachtigd tot de bankrekening van Stichting EBI omdat zij als
bestuurder van StakSocial en StakLand verantwoordelijk was om te controleren hoe de
opgehaalde gelden zouden worden aangewend. Omdat deze investeringsfondsen geen
bankrekening hadden, werden die gelden overgemaakt naar de bankrekening van Stichting
EBI. [geïntimeerde 6] moest controleren hoe de gelden werden aangewend.
(…) [geïntimeerde 6] heeft zelfstandig bedragen overgeboekt naar Brazilië als ik daarvoor opdracht gaf. Ik weet niet of zij daarover eerst overleg had met [geïntimeerde 1] , maar zij handelde altijd meteen als ik daar om vroeg.
12. [bestuurder] heeft als getuige onder meer verklaard (proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 november 2022):

Mijn aanspreekpunt bij AAA voor Stichting EBI was [geïntimeerde 6] . Dat ging met
name over de geldstromen van de investeerders die gelden stortten op de bankrekening van
Stichting EBI. (…) [geïntimeerde 6] checkte of de betalingen binnen waren van de investeerders en verzorgde vervolgens de registratie in het register. (…)
Ik had bijna dagelijks contact met [geïntimeerde 6] via e-mail, telefoon, whatsapp of
fysiek over de inschrijvingen van de investeerders in de periode 2015 tot medio 2018.
Halverwege 2017 hebben we een andere werkwijze ingevoerd. Er werd tweewekelijks een
Excel-bestand door [geïntimeerde 6] verstrekt waarop de mutaties waren aangebracht
van de ontvangsten van betalingen van investeerders. Los van deze nieuwe werkwijze was er
nog regelmatig contact met [geïntimeerde 6] over de ontvangst van grote investeringsbedragen.
[geïntimeerde 6] liet weten dat er betalingen van investeerders binnen waren door middel van e-mails
of het sturen van printscreens van de betreffende overboeking op de rekening van Stichting
EBI.
Ik had verder contact met [geïntimeerde 6] over het betalen van de facturen voor de
dienstverlening van EBI Holland B.V. Zij voerde die betalingen uit en bevestigde als dat was
gedaan. Hierover had ik verder geen contact met [geïntimeerde 1] .
Op een gegeven moment in de tweede helft van 2017 hebben de heer [projectontwikkelaar] en ik een
interne audit gedaan. Ik hield in het eigen klantsysteem van EBI Holland bij wat er was
geïnvesteerd naar aanleiding van de conformaties van [geïntimeerde 6] . De heer
[projectontwikkelaar] wist wat er in Brazilië was ontvangen op basis van de gedane transfers. Daaruit
trokken wij de conclusie dat er bij benadering een bepaald bedrag op de rekening van
Stichting EBI moest staan. Dat was de €1.800.000,- waaraan de heer [projectontwikkelaar] refereert in het audio-fragment (productie 123). Correspondentie nadien over de saldi op de bankrekening was tussen de heer [projectontwikkelaar] en [geïntimeerde 6] . (…)
Ik was ook aanwezig bij de investeerdersbijeenkomsten vanuit de fondsenwervingkant.
[geïntimeerde 6] en haar vader waren daar aanwezig als vertegenwoordigers van
Stichting EBI. Tijdens deze bijeenkomst werd aan investeerders voorgehouden dat het geld
beheerd zou worden door een onafhankelijke stichting ter zekerheidsstelling van de
ingelegde gelden van de investeerders en ter controle dat de gelden werden bestemd voor de
projecten in Brazilië. De heer [projectontwikkelaar] was daar als projectontwikkelaar aanwezig. Verder
waren er investeerders met wie ook [geïntimeerde 6] in gesprek ging. [geïntimeerde 6] van der
Ende was daar ook als bestuurder van StakSocial en StakLand aanwezig. Deze laatste twee
investeringsfondsen zijn eind 2016 gevormd en gelanceerd. Omdat er nog geen bankrekening
geopend kon worden is [geïntimeerde 6] gemachtigd tot de bankrekening van Stichting
EBI waarop de gelden van de certificaathouders werden gestort. Dit was ook in het kader van het vierogen-principe zodat zij controle kon houden op het beheer van die gelden.
(…)
Tijdens het verhoor in mei 2018 bij ING kwam ik erachter dat de bankrekening van Stichting
EBI was geblokkeerd. Daarvoor, in maart 2018 toen ik op een inspectiereis was in Brazilië
werd ik gebeld vanuit mijn kantoor van EBI Holland dat er een verzoek van ING was om
nadere informatie over de betalingsstromen van de investeringsfondsen. Ik heb hen toen
doorverwezen naar AAA en gezegd dat de betalingsstromen via Stichting EBI lopen. Later
toen ik in mei 2018 bij ING verhoord werd en mij gevraagd werd of ik wist dat er betalingen
gedaan werden naar andere partijen dan naar Brazilië werd ik voor het eerst geconfronteerd
met de onttrekkingen uit de fondsen. Ook werd mij toen pas duidelijk waarom er gezegd
werd dat er een storing was en er daarom geen betalingen gedaan konden worden. Ik ben hier door [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 1] niet over geïnformeerd terwijl [geïntimeerde 1] op dat moment al enkele malen verhoord was bij ING en de rekening al geblokkeerd was. Ik ben hier nog steeds in shock over.
Bij mijn weten betaalde [geïntimeerde 6] zelfstandig de facturen van EBI Holland en
naar Brazilië zonder overleg met haar vader. Zij was gemachtigd om zelfstandig betalingen
te doen.
13. Op grond van de hierboven aangehaalde stukken en getuigenverklaringen is naar het oordeel van het hof het volgende komen vast te staan.
  • Er was vanaf 2016 zeer regelmatig contact via e-mail, telefoon, WhatsApp of fysiek tussen [geïntimeerde 6] enerzijds en [projectontwikkelaar] en/of [bestuurder] anderzijds over betalingen aan en/of door Stichting EBI.
  • [geïntimeerde 6] was, net als [geïntimeerde 1] , gemachtigd tot de bankrekening van Stichting EBI en had uit dien hoofde inzage in het saldo en de inkomende en uitgaande betalingen op de bankrekening van Stichting EBI.
  • [geïntimeerde 6] checkte op zeer regelmatige basis de inkomende betalingen van investeerders op de bankrekening van Stichting EBI en bevestigde deze aan [bestuurder] via e-mail of WhatsApp.
  • [geïntimeerde 6] maakte de overboekingen naar Brazilië van de bankrekening van Stichting EBI op verzoek van [projectontwikkelaar] en/of na overleg met [geïntimeerde 1] .
  • Bewijzen van betalingen stuurde [geïntimeerde 6] in de vorm van een printscreen van de betreffende overschrijvingen op het (online) bankafschrift van de bankrekening bij ING van Stichting EBI naar [projectontwikkelaar] en/of [bestuurder] .
  • [geïntimeerde 6] wist dat de gelden op de bankrekening van Stichting EBI enkel bestemd waren voor
  • [geïntimeerde 6] was bestuurder van StakSocialHousing en StakLand, en wist dat de gelden van de certificaathouders van deze stichtingen ook door Stichting EBI werden beheerd en dat deze gelden ook bestemd waren en desgevraagd door Stichting EBI uitbetaald werden ter uitvoering van projecten in Brazilië.
  • [geïntimeerde 6] was met [geïntimeerde 1] aanwezig bij informatiebijeenkomsten voor (potentiële) investeerders, waar zij met investeerders sprak en hen werd voorgehouden dat hun ingelegde gelden veilig en professioneel beheerd werden door Stichting EBI.
  • [geïntimeerde 6] reageerde tot oktober 2017 vrijwel meteen, of in ieder geval binnen enkele dagen, op saldo- en betalingsverzoeken van [projectontwikkelaar] .
  • Begin augustus 2017 heeft [geïntimeerde 6] naar aanleiding van een verzoek daartoe van [projectontwikkelaar] per e-mail van 27 juli 2017 aan hem bericht dat het bedrag op de bankrekening van Stichting EBI niet klopte met zijn berekening en heeft zij hem laten weten dit verder uit te zoeken.
  • Op 30 oktober 2017 heeft [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6] tijdens een telefoongesprek gevraagd of het klopt dat er € 1.800.000,- op de bankrekening van Stichting EBI uitstaat. Op dezelfde dag is een bedrag van € 30.000,- door Stichting EBI overgemaakt naar Qwestland.
  • Na oktober 2017 heeft [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6] (en aan [geïntimeerde 1] ) herhaaldelijk gevraagd naar het saldo op de bankrekening van Stichting EBI, maar [geïntimeerde 6] noch [geïntimeerde 1] heeft sindsdien gereageerd op diens saldoverzoeken.
  • [geïntimeerde 6] had een (indirect) belang in Qwestland, dat zij op verzoek van [geïntimeerde 1] had genomen voor het geval er verdiend zou worden in Qwestland.
  • Vanaf de bankrekening van Stichting EBI is in de periode van 14 juli 2016 tot en met 9 april 2018 (in tientallen overboekingen) een bedrag van in totaal € 1.537.000,- overgemaakt naar de bankrekening van Qwestland. Achtentwintig (28) overboekingen voor een totaalbedrag van € 402.500,- hebben na 30 oktober 2017 plaatsgevonden.
  • Na 30 oktober 2017 zijn door Stichting EBI geen gelden (meer) overgemaakt aan de andere aan [geïntimeerde 1] gelieerde partijen (AAA, Ace, EIA, Star Board).
  • [geïntimeerde 6] was gemachtigd tot de bankrekening van Qwestland en had uit dien hoofde inzage in inkomende en uitgaande betalingen op die bankrekening.
  • [geïntimeerde 6] wist dat [geïntimeerde 1] druk bezig was met een transactie betreffende Qwestland (de PIF-transactie) die op 1 juli 2018 afgerond zou worden, waarmee veel geld verdiend zou worden.
  • Op 10 april 2018 is de bankrekening van Stichting EBI door ING geblokkeerd.
14. De actieve en zelfstandige rol die [geïntimeerde 6] vervulde in de activiteiten van Stichting EBI, waaronder met name het ontvangen en verrichten van betalingen, blijkt uit de getuigenverklaringen van [projectontwikkelaar] en [bestuurder] (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, zie 11. en 12. hiervoor). [projectontwikkelaar] heeft hierover in het bijzonder verklaard: “
Bij AAA had ik zowel met [geïntimeerde 1] als met [geïntimeerde 6] contact over Stichting EBI. Voor wat betreft de heer [geïntimeerde 1] was dat meer op strategisch niveau en met [geïntimeerde 6] had ik contact over de dagelijkse gang van zaken per telefoon, whatsapp en e-mails. Dat was al zo vanaf de oprichting van Stichting EBI in 2015. [geïntimeerde 6] voerde ook alle transfers uit richting Brazilië.(…) [geïntimeerde 6] heeft zelfstandig bedragen overgeboekt naar Brazilië als ik daarvoor opdracht gaf. Ik weet niet of zij daarover eerst overleg had met [geïntimeerde 1] , maar zij handelde altijd meteen als ik daar om vroeg.” [bestuurder] heeft hierover in het bijzonder verklaard: “
Mijn aanspreekpunt bij AAA voor Stichting EBI was [geïntimeerde 6] . Dat ging met name over de geldstromen van de investeerders die gelden stortten op de bankrekening van Stichting EBI. (…) [geïntimeerde 6] checkte of de betalingen binnen waren van de investeerders en verzorgde vervolgens de registratie in het register. (…) Ik had bijna dagelijks contact met [geïntimeerde 6] via e-mail, telefoon, whatsapp of fysiek over de inschrijvingen van de investeerders in de periode 2015 tot medio 2018 (…) Bij mijn weten betaalde [geïntimeerde 6] zelfstandig de facturen van EBI Holland en naar Brazilië zonder overleg met haar vader. Zij was gemachtigd om zelfstandig betalingen te doen. Ik was ook aanwezig bij de investeerdersbijeenkomsten (…). [geïntimeerde 6] en haar vader waren daar aanwezig als vertegenwoordigers van Stichting EBI. Tijdens deze bijeenkomst werd aan investeerders voorgehouden dat het geld beheerd zou worden door een onafhankelijke stichting ter zekerheidsstelling van de ingelegde gelden van de investeerders en ter controle dat de gelden werden bestemd voor de projecten in Brazilië. (…) Verder waren er investeerders met wie ook [geïntimeerde 6] in gesprek ging. [geïntimeerde 6] was daar ook als bestuurder van StakSocial en StakLand aanwezig. Deze laatste twee investeringsfondsen zijn eind 2016 gevormd en gelanceerd. Omdat er nog geen bankrekening geopend kon worden is [geïntimeerde 6] gemachtigd tot de bankrekening van Stichting EBI waarop de gelden van de certificaathouders werden gestort. Dit was ook in het kader van het vierogen-principe zodat zij controle kon houden op het beheer van die gelden.” Voornoemde rol van [geïntimeerde 6] vindt ook bevestiging in haar eigen verklaring (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, zie 10. hiervoor): “
Ik checkte of de betalingen van de obligatiehouders waren binnengekomen. (…) Ik heb gelden overgemaakt vanaf de rekening van Stichting EBI naar Brazilië. Ook zijn er overboekingen gedaan naar EBI Holland B.V. voor de provisie van de heer [bestuurder] . (…) Ik ben ook aanwezig geweest bij informatiebijeenkomsten voor investeerders. (…) De overboekingen vanaf de bankrekening van Stichting EBI deed ik altijd in opdracht van de heer [geïntimeerde 1] en/of [projectontwikkelaar] . Ik was de enige die betalingen deed vanaf de bankrekening van Stichting EBI naar Brazilië.
15. Als gemachtigde tot de bankrekening van Stichting EBI (productie 54 van Stichting EBI) had [geïntimeerde 6] inzage in het uitstaande saldo op de bankrekening van Stichting EBI. Dat zij dit op verzoek van [projectontwikkelaar] ook regelmatig controleerde, volgt uit de hiervoor in 7. geciteerde correspondentie tussen [geïntimeerde 6] en [projectontwikkelaar] . Zo schrijft [projectontwikkelaar] onder meer op 27 juli 2017 aan [geïntimeerde 6] (zie 7.(iii) hiervoor): “
Please let me know (…) the funds on the escrow account. Check check”, waarop [geïntimeerde 6] reageerde: “
The euro’s who are still on the account is not correct but I have to look up what is the right amount.” [projectontwikkelaar] heeft hierover in het bijzonder verklaard (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, zie 11. hiervoor): “
In oktober 2017 heb ik met de heer [bestuurder] een berekening gemaakt hoeveel er naar Brazilië is overgemaakt waaruit is gebleken dat er nog €1.800.000,- op de bankrekening van Stichting EBI moest staan. Ik heb daarover contact opgenomen met [geïntimeerde 6] om na te gaan of dit bedrag klopt (….). We hebben toen een Excel -sheet gemaakt met de bedragen die op de rekening van Stichting EBI zouden moeten staan vanuit de verschillende fondsen en hebben aan [geïntimeerde 6] gevraagd om dat te checken.” Het hof gaat dan ook voorbij aan de verklaring van [geïntimeerde 6] dat het niet haar taak was om te kijken wat het saldo op de bankrekening van Stichting EBI was. Dit strookt niet met de uit voornoemde correspondentie en getuigenverklaring van [projectontwikkelaar] blijkende werkverhouding die tussen [projectontwikkelaar] en [geïntimeerde 6] bestond.
16. Uit voornoemde correspondentie volgt eveneens dat [geïntimeerde 6] (reeds) op 2 augustus 2017 heeft geconstateerd dat het saldo op de bankrekening van Stichting EBI niet klopte met de berekening die [projectontwikkelaar] (in het overzicht bij zijn e-mail van 27 juli 2017) had gemaakt. Zo schrijft [geïntimeerde 6] op 2 augustus 2017 aan [projectontwikkelaar] (zie 7.(iii) hiervoor): “
The euro’s who are still on the account is not correct but I have to look up what is the right amount.” Gelet op de op dat moment reeds gedane onttrekkingen van grote geldbedragen vanaf de bankrekening van Stichting EBI heeft zij toen moeten constateren dat er minder geld op de bankrekening van Stichting EBI stond dan er volgens de berekening van [projectontwikkelaar] op had moeten staan. Voor zover dit toen al niet vragen bij [geïntimeerde 6] heeft opgeroepen, had zij in ieder geval na 30 oktober 2017 – toen [projectontwikkelaar] haar expliciet confronteerde met zijn calculaties dat er op dat moment € 1,8 miljoen uit moest staan (“
nu staat er bijvoorbeeld 1,8 miljoen euro staat iets bij jullie als ik het goed begrijp uit, uit mijn calculaties”) – zich ervan bewust moeten zijn geweest dat er substantiële bedragen ontbraken op de bankrekening van Stichting EBI.
17. Het hof acht aannemelijk dat dit de reden is geweest dat [geïntimeerde 6] in afwijking van haar normale werkwijze, waarbij zij doorgaans binnen enkele dagen reageerde, sindsdien geen gehoor meer heeft gegeven aan de saldoverzoeken van [projectontwikkelaar] . Zoals blijkt uit de door Stichting EBI (als producties 115 en 122) overgelegde correspondentie heeft [projectontwikkelaar] vanaf oktober 2017 tot het moment dat de bankrekening van Stichting EBI door ING op 10 april 2018 werd geblokkeerd, [geïntimeerde 6] meerdere keren naar het beschikbare bedrag op de bankrekening van Stichting EBI gevraagd. Hij heeft daarop van haar geen reactie ontvangen. [projectontwikkelaar] heeft hierover in het bijzonder verklaard (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, zie 11. hiervoor): “
Er zijn elf contactmomenten geweest vanaf oktober 2017. [geïntimeerde 1] zat heel veel in het buitenland. Alles verliep via [geïntimeerde 6] . Dat verliep in het begin ook goed, maar zij antwoordde vanaf oktober 2017 ook niet meer.” Dat [geïntimeerde 6] ervan uitging dat haar vader hierover wel contact zou hebben met [projectontwikkelaar] , zoals zij heeft verklaard, acht het hof onbegrijpelijk en ongeloofwaardig aangezien deze verzoeken expliciet aan haar waren gericht en het gebruikelijk was dat [geïntimeerde 6] op deze verzoeken van [projectontwikkelaar] reageerde. Deze veronderstelling van [geïntimeerde 6] valt ook moeilijk te rijmen met wat zij heeft verklaard over de reden waarom zij, toen [projectontwikkelaar] haar dat (telefonisch) vroeg, niet heeft gecheckt of er nog € 1.800.000,- op de rekening stond (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, 10. hiervoor): “
Dat heb ik niet gedaan. Ik moest daarvoor doorklikken. Ik ben daar niet aan toegekomen. Het was ook druk. Ik weet niet of ik het aan mijn vader heb gevraagd
.
18. Op grond van het voorgaande acht het hof voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde 6] (in ieder geval) op 30 oktober 2017 heeft opgemerkt en begrepen dat het aan beschikbaar saldo op de bankrekening van Stichting EBI ontbrak als gevolg van overboekingen anders dan naar Brazilië. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat (niet in geschil is dat) toen reeds meerdere overboekingen voor aanzienlijke bedragen naar aan [geïntimeerde 1] gelieerde partijen hadden plaatsgevonden, waarvan (zoals Stichting EBI onweersproken heeft gesteld) een groot aantal op dagen waarop [geïntimeerde 6] de bankrekening controleerde op inkomende betalingen van investeerders dan wel op dagen waarop zij zelf een betaling heeft overgemaakt naar Brazilië. Dat [geïntimeerde 6] de betalingen aan Qwestland toen niet heeft opgemerkt, acht het hof ongeloofwaardig. Dit geldt temeer omdat op en vlak vóór 30 oktober 2017 – de dag waarop zij het telefoongesprek met [projectontwikkelaar] had en hij haar vroeg het saldo te checken – twee overboekingen van ieder € 30.000,- vanaf de bankrekening van Stichting EBI naar Qwestland zijn gedaan. De verklaring van [geïntimeerde 6] dat zij dat niet heeft opgemerkt omdat zij eerst moest doorklikken, als zij inlogde, in het online bankierensysteem van ING om het saldo én de uitgaande betalingen van Stichting EBI te kunnen zien, acht het hof onaannemelijk (mede) gelet op de door Stichting EBI als productie 127 overgelegde “Handleiding ‘Online banking with Mijn ING”. Dit strookt ook niet met haar verdere verklaring dat zij, als zij inlogde in het online bankierensysteem, “
een lijst van binnenkomende en uitgaande betalingen, net als de afschriften die als productie 124 zijn overgelegd” zag, zodat ervan kan worden uitgegaan dat óók de uitgaande betalingen en het saldo voor [geïntimeerde 6] zichtbaar waren als zij gebruik maakte van het online bankierensysteem. Uit de door Stichting EBI (als producties 120 en 121) overgelegde correspondentie tussen [geïntimeerde 6] , [projectontwikkelaar] en [bestuurder] blijkt verder dat [geïntimeerde 6] printscreens van inkomende én uitgaande overboekingen op het (online) bankafschrift van Stichting EBI aan [bestuurder] respectievelijk [projectontwikkelaar] stuurde als bewijs van de door investeerders gedane stortingen en van de door haar gedane betalingen aan EBI in Brazilië. Dat de (andere) uitgaande betalingen daarbij buiten het gezichtsveld van [geïntimeerde 6] bleven, acht het hof niet aannemelijk, temeer niet omdat zij, zoals zij heeft verklaard, “
de enige[was]
die betalingen deed vanaf de bankrekening van Stichting EBI naar Brazilië” en de ontvanger van die gelden, Qwestland, een voor [geïntimeerde 6] bekende partij was.
19. Niet in geschil is immers dat zowel [geïntimeerde 6] als [geïntimeerde 1] een (indirect) belang had in Qwestland. [geïntimeerde 6] heeft hierover bij de rechtbank verklaard dat zij dit belang op verzoek van [geïntimeerde 1] had genomen, dat de aandelen toen niets waard waren, maar dat als er uiteindelijk geld verdiend zou worden in Qwestland dan zouden er uiteindelijk gelden komen (zie proces-verbaal d.d. 31 oktober 2019). [geïntimeerde 6] heeft verder verklaard dat zij wist dat er geld verdiend zou worden met Qwestland omdat er een transactie aan zat te komen op 1 juli 2018 waar [geïntimeerde 1] druk mee bezig was. [geïntimeerde 6] heeft verder nog verklaard dat zij ook werkzaamheden voor Qwestland verrichtte (proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, zie 10. hiervoor): “
Vanuit AAA deed ik wel secretariële ondersteuning, waaronder het ontvangen van mensen. Qwestland was in hetzelfde pand gevestigd als AAA”. Vast staat dat [geïntimeerde 6] tevens gemachtigd was tot de bankrekening van Qwestland. Uit het door Stichting EBI (als productie 126) overgelegde machtigingsformulier van ING blijkt dat deze machtiging is ingegaan op 18 januari 2017; daarmee was [geïntimeerde 6] vanaf dat moment zelfstandig bevoegd om betalingen van de bankrekening van Qwestland in te zien en te verrichten. In het licht hiervan hadden de (meerdere, achtereenvolgende) overmakingen van substantiële bedragen aan Qwestland vanaf de bankrekening van Stichting EBI niet aan haar aandacht kunnen ontsnappen, althans had dit vragen bij haar moeten oproepen, temeer omdat zij wist – zoals zij heeft verklaard – dat de bedragen die door Stichting EBI werden beheerd, enkel bestemd waren voor (
housing) projecten in Brazilië.
20. Op grond van al het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat sprake is van gedragingen in groepsverband tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 6] bij de (onrechtmatige) overboekingen van de bankrekening van Stichting EBI naar de bankrekening van Qwestland die hebben plaatsgevonden na 30 oktober 2017, omdat [geïntimeerde 6] zich vanaf dat moment bewust was of moet zijn geweest dat gelden aan Stichting EBI werden onttrokken ten behoeve van Qwestland, een vennootschap waaraan zowel [geïntimeerde 1] als zijzelf gelieerd was, althans dat deze gelden werden aangewend voor andere doeleinden dan die Stichting EBI beoogde. De financiële benadeling van Stichting EBI enerzijds en de toe-eigening van uit Stichting EBI afkomstige bedragen door Qwestland (en daarmee indirect [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 6] ) anderzijds, stonden in nauw verband met elkaar en [geïntimeerde 6] wist dat, althans had dat moeten weten. [geïntimeerde 6] heeft met [geïntimeerde 1] bij een en ander bewust samengewerkt door haar ogen daarvoor te sluiten waardoor de kans op het ontstaan van schade voor Stichting EBI is vergroot. Uit niets is gebleken dat [geïntimeerde 6] op dat moment een poging heeft ondernomen om [geïntimeerde 1] van zijn onrechtmatige onttrekkingen te weerhouden of om zichzelf van die onttrekkingen te distantiëren. [geïntimeerde 6] heeft de onttrekkingen evenmin gemeld aan EBI of de andere belanghebbenden bij Stichting EBI, bijvoorbeeld haar mede- bestuursleden van StakSocialHousing en StakLand, ook niet na de keren dat [projectontwikkelaar] haar naar de beschikbare gelden op de bankrekening van Stichting EBI had gevraagd. [geïntimeerde 6] heeft dat bewust niet gedaan en heeft zijn vragen onbeantwoord gelaten. Door aldus ‘binnen de groep te blijven’ heeft zij de verdere (onrechtmatige) onttrekkingen na 30 oktober 2017 vanaf de bankrekening van Stichting EBI naar Qwestland ondersteund totdat de bankrekening van Stichting EBI door ING werd geblokkeerd op 10 april 2018. Dit terwijl [geïntimeerde 6] juist mede-gemachtigd was tot de bankrekening van Stichting EBI, zoals [bestuurder] als getuige heeft verklaard, zodat zij controle kon houden op het beheer van die gelden (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, 12. hiervoor).
21. Het hof is verder van oordeel dat [geïntimeerde 6] wist althans behoorde te weten dat de kans op schade voor Stichting EBI als gevolg van de onttrekkingen aan het vermogen van Stichting EBI onvermijdelijk was. Zij wist dat de door Stichting EBI beheerde gelden bestemd waren voor
housingprojecten in Brazilië, zoals zij zelf heeft verklaard (proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 24 november 2022, 10. hiervoor). Dat zonder de geïnvesteerde gelden op de bankrekening van Stichting EBI de projecten in Zuid-Amerika stil zouden komen te liggen en er geen rendement behaald zou kunnen worden, benodigd om de investeerders op termijn terug te kunnen betalen, was [geïntimeerde 6] bekend. Zo heeft [projectontwikkelaar] in het gesprek op 30 oktober 2017 (zie 8. hiervoor) aan [geïntimeerde 6] laten weten dat “
het geld moet goed komen, we, hebben, we moeten een bepaald contract van social housing, dat moet vandaag getekend worden en we hebben nog net genoeg geld hier (…) Want uiteindelijk moeten we de investeerders, moeten we, blij maken. Ja?.” En op 23 november 2017 schreef [projectontwikkelaar] aan [geïntimeerde 6] dat “
Het bedrijf social housing moet 31-11 haar maandelijkse betaling doen en we moeten de hypotheek betalen. Graag t/m 27 november een transfer doen van social housing om aan onze betalingsverplichtingen en zekerheidsstelling (hypotheek) te kunnen voldoen. De voortgang van bouw en verkoop is op schema. We genieten op dit moment van een uitstekende relatie met escol en wil deze absoluut niet te grabbel gooien door te late betalingen waardoor de bouw stil komt te vallen en alle kosten vandien.” Deze wetenschap van de kans op het toebrengen van schade aan Stichting EBI had [geïntimeerde 6] moeten weerhouden van haar deelname aan het onrechtmatige handelen in groepsverband met [geïntimeerde 1] .
22. Dit handelen kan [geïntimeerde 6] worden toegerekend op grond van schuld omdat zij, gelet op het bij haar aanwezige bewustzijn, verwijtbaar heeft gehandeld. Feiten of omstandigheden die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat het [geïntimeerde 6] niet toegerekend kan worden, zijn niet (voldoende onderbouwd) gesteld. De enkele omstandigheid dat [geïntimeerde 6] de dochter van [geïntimeerde 1] is en dat zij in het bedrijf van haar vader (AAA) werkte, zijn – mede gelet op haar zelfstandige en actieve rol binnen Stichting EBI (zie 14. hiervoor) – daarvoor niet voldoende. Daar komt bij dat zij als bestuurder van StakSocialHousing en StakLand, voor wier certificaathouders Stichting EBI ook de gelden beheerde, ook een andere (meer omvattende) rol vervulde dan enkel die van werknemer van AAA, die de administratie van Stichting EBI deed. Zij was mede in haar hoedanigheid van bestuurder van die stichtingen van begin af aan betrokken bij de structuren van de investeringsfondsen van EBI, SHIB en SHLD, zij wist wat de bestemming was van de door deze investeringsfondsen van de investeerders aangetrokken gelden, namelijk projectontwikkelingsactiviteiten in Brazilië, en zij wist dat Stichting EBI (desgevraagd) alleen zou uitbetalen naar Brazilië ter uitvoering van die doelstelling van de drie fondsen. Het hof neemt in het kader van de beoordeling van de verwijtbaarheid ook in aanmerking dat de van Stichting EBI onttrokken gelden (mede) aan [geïntimeerde 6] ten goede zijn gekomen via haar (indirecte) belang in Qwestland.
23. De conclusie van het voorgaande is dat [geïntimeerde 6] op grond van artikel 6:166 BW (groepsaansprakelijkheid) hoofdelijk aansprakelijk is jegens Stichting EBI voor de in de periode van 30 oktober 2017 tot en met 9 april 2018 gedane (onrechtmatige) onttrekkingen vanaf de bankrekening van Stichting EBI naar Qwestland. Dit betekent dat grief IV in zoverre slaagt.
24. In het licht van het voorgaande ligt thans nog de (subsidiair ingestelde) vordering uit hoofde van een eigen onrechtmatige daad van [geïntimeerde 6] ex artikel 6:162 BW en de (hiervoor in 2.(ii) genoemde) ter zake gegeven bewijsopdracht ter beoordeling voor, voor zover het betreft de (onrechtmatige) onttrekkingen van de bankrekening van Stichting EBI aan de aan [geïntimeerde 1] gelieerde partijen die hebben plaatsgevonden vóór 30 oktober 2017. In het voorgaande (bewijs)oordeel ligt echter besloten dat niet is vast komen te staan dat [geïntimeerde 6] de overschrijvingen van deze onttrekkingen feitelijk heeft verricht en/of deze onttrekkingen opzettelijk heeft verzwegen, zodat van een eigen onrechtmatige daad van [geïntimeerde 6] ex artikel 6:162 BW ter zake van deze onttrekkingen geen sprake is. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Schade
25. Uit het voorgaande volgt dat [geïntimeerde 6] (hoofdelijk) aansprakelijk is jegens Stichting EBI op grond van artikel 6:166 BW voor de schade als gevolg van de (onrechtmatige) onttrekkingen van de bankrekening van Stichting EBI naar Qwestland in de periode van 30 oktober 2017 tot en met 9 april 2018. Het hof is met Stichting EBI van oordeel dat de schade die Stichting EBI daardoor heeft geleden in ieder geval bestaat uit het bedrag van deze onttrekkingen. Uit het door Stichting EBI overgelegde overzicht van betalingen aan Qwestland door Stichting EBI (productie 45), dat door [geïntimeerde 6] niet is betwist, blijkt dat er na 30 oktober 2017 totdat de bankrekening van Stichting EBI door ING op 10 april 2018 werd geblokkeerd nog achtentwintig (28) overboekingen naar Qwestland voor een bedrag van in totaal € 402.500,- zijn verricht (zie 9. hiervoor). Dit vindt ook steun in de door Stichting EBI (als productie 124) overgelegde bankafschriften van de bankrekening van Stichting EBI met betrekking tot die periode. Dit betekent dat de schade waarvoor [geïntimeerde 6] hoofdelijk aansprakelijk is, in ieder geval een bedrag van € 402.500,- bedraagt.
26. Stichting EBI heeft gesteld dat de totale schade hoger is dan het bedrag van de onttrekkingen. Dat de onttrekkingen er (mede) toe hebben geleid dat projecten in Zuid-Amerika noodgedwongen zijn stopgezet waardoor minder rendement is behaald, EBI, SHIB en SHLD door gebrek aan financiële middelen investeringen in nieuwe projecten niet hebben kunnen doen, zij ernstige reputatieschade hebben geleden en Stichting EBI aansprakelijk kan worden gehouden voor deze schade, of een deel daarvan, is niet (gemotiveerd) betwist. Daarmee is de mogelijkheid dat verdere (gevolg)schade is of zal worden geleden door Stichting EBI als gevolg van de onrechtmatige onttrekkingen in de periode van 30 oktober 2017 tot en met 9 april 2018 voldoende aannemelijk. Het hof zal de (primaire) vordering van Stichting EBI tot verwijzing naar de schadestaat (vordering 5.1 onder a) van het petitum in de memorie van grieven) dan ook toewijzen.
27. Stichting EBI heeft het hof verzocht, vooruitlopend op de schadestaatprocedure, [geïntimeerde 6] bij wege van voorschot te veroordelen tot betaling van het bedrag van de (onrechtmatige) onttrekkingen omdat dit bedrag reeds vast staat. Stichting EBI heeft aangegeven dat zij deze middelen dan kan aanwenden overeenkomstig haar doelstellingen en de vervolgschade zo veel mogelijk kan worden beperkt. Het hof zal ook deze vordering toewijzen, met inachtneming van hetgeen hiervoor in 25. is overwogen.
Aansprakelijkheid overige Geïntimeerden: [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES
28. Stichting EBI heeft in haar memorie van grieven (rn. 1.5) het hof verzocht, voor
zover het andere partijen dan [geïntimeerde 6] betreft, tot een zelfstandige beoordeling
te komen op basis van de in eerste aanleg gewisselde stukken en het procesdossier in hoger
beroep. Zoals in het tussenarrest overwogen (in rov. 4.1), heeft Stichting EBI ter zitting bij
het hof toegelicht dat zij haar vorderingen jegens de overige Geïntimeerden ( [geïntimeerde 4] ,
[geïntimeerde 5] en NGES) niet heeft laten vallen, maar dat deze vorderingen door haar
niet nader worden onderbouwd en dat zij het aan het hof laat om daar een oordeel over te
geven.
29. De rechtbank heeft de vordering van Stichting EBI jegens (onder meer) [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] uit hoofde van groepsaansprakelijkheid afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“4.47. De rechtbank verwerpt de stelling dat sprake is van groepsaansprakelijkheid. Stichting EBI heeft nagelaten in de dagvaarding te concretiseren wie welke bijdrage heeft geleverd. Zij heeft bij iedere gedaagde slechts herhaald dat de Onttrekkingen op een dusdanig stelselmatige wijze plaatsvonden door een groep van nauw verbonden rechtspersonen en natuurlijke personen dat gesproken kan worden van gedragingen in groepsverband. Daarmee miskent zij dat zij daarmee niet kan volstaan, en dat het op haar weg ligt haar stellingen nader te concretiseren. In de akte eiswijzigingen heeft zij haar stelling dat sprake is van groepsaansprakelijkheid nader toegelicht, in het kader van vordering 4 en 5 jegens NGES. De mogelijkheid om tot twee weken voor de zitting nog stukken in het geding te brengen, dient echter niet als extra schriftelijke ronde te worden gebruikt. Niet valt in te zien waarom Stichting EBI haar onderbouwing niet in een eerder stadium van de procedure had kunnen geven. De rechtbank zal deze toelichting dan ook buiten beschouwing laten.”
30. Met betrekking tot NGES heeft de rechtbank Stichting EBI niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering op grond van artikel 6:166 BW omdat zij deze vordering bij eisvermeerdering in een zodanig laat stadium had ingediend dat dit in strijd met de goede procesorde was. De rechtbank overwoog ten overvloede het volgende:
“4.45. Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. Aan haar stelling dat NGES aansprakelijk is op grond van artikel 6:166 BW legt Stichting EBI ten grondslag dat NGES betalingen ter hoogte van € 1.539.608.96 heeft ontvangen zonder dat een overeenkomst is opgesteld en zonder dat zij nader onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de gelden. De rechtbank overweegt dat, nu uit de door NGES overgelegde stukken blijkt dat Qwestland orders plaatste en NGES B.V. daarvoor facturen stuurde, materialen heeft gekocht en werkzaamheden heeft verricht, niet valt in te zien waarom NGES onderzoek moest doen naar de herkomst van de gelden. De stelling van Stichting EBI dat NGES onrechtmatig heeft gehandeld in groepsverband faalt dus reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag, nog
daargelaten dat onvoldoende is gesteld en gebleken dat NGES moest voorzien dat Stichting EBI mogelijk schade zou lijden”.
31. Stichting EBI komt in hoger beroep tegen deze overwegingen tevergeefs op omdat het hof zich verenigt met deze overwegingen van de rechtbank. Stichting EBI heeft in hoger beroep weliswaar de akte eisvermeerdering, waarin de vordering jegens NGES nader is toegelicht, (opnieuw) in het geding gebracht, maar de rechtbank had de inhoud hiervan reeds betrokken bij het door haar ten overvloede gegeven oordeel (in 4.45). Stichting EBI heeft in hoger beroep verder niets nieuws naar voren gebracht, wat tot een ander oordeel kan leiden. Dit betekent dat de vordering van Stichting EBI jegens [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES uit hoofde van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW terecht is afgewezen.
32. Dit brengt mee dat ook geen grond bestaat voor een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten van de andere partijen dan [geïntimeerde 6] , zoals door Stichting EBI gevorderd in het petitum van de memorie van grieven (zie rov. 4.1 van het tussenarrest).
Incidenteel hoger beroep
33. Geïntimeerden komen met hun incidentele grief op tegen de afwijzing door de rechtbank van hun reconventionele vordering tot opheffing van de door Stichting EBI gelegde beslagen en tot een gebod voor Stichting EBI zich te onthouden van verdere conservatoire beslagleggingen, op straffe van een dwangsom. Volgens Geïntimeerden hebben zij recht en belang bij opheffing van de door Stichting EBI ten laste van hen gelegde beslagen omdat de vordering van Stichting EBI ondeugdelijk is. Zij verwijzen ter onderbouwing hiervan naar de beslissing van de rechtbank in conventie, waarbij de vordering van de beslaglegger (Stichting EBI) jegens hen is afgewezen en de inhoud van de memorie van grieven. Voorts stellen zij belang te hebben om te kunnen beschikken over hun beslagen eigendommen respectievelijk over hun gelden omdat zij deze nodig hebben voor hun gewone (bedrijfs)activiteiten.
34. Deze grief slaagt voor zover het betreft de beslagen gelegd ten laste van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES, nu de vordering van Stichting EBI jegens hen (ook) in hoger beroep zal worden afgewezen en een afweging van de wederzijdse belangen van partijen onder de gegeven omstandigheden in het voordeel van hen valt. Dit geldt echter niet voor de ten laste van [geïntimeerde 6] gelegde beslagen omdat, zoals hiervoor overwogen, de vordering van Stichting EBI jegens haar zal worden toegewezen zodat Stichting EBI belang heeft en houdt bij de met die beslagen geboden zekerstelling van de mogelijkheid tot verhaal.
35. Geïntimeerden hebben in de door hen (als productie 14) overgelegde opsomming beslagexploten nader toegelicht welke beslagen door Stichting EBI ten laste van welke geïntimeerde partij zijn gelegd. Deze opsomming is door Stichting EBI niet weersproken, zodat ook het hof dit tot uitgangspunt neemt. Met inachtneming hiervan zullen, zoals gevorderd, de volgende door Stichting EBI ten laste van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES gelegde beslagen worden opgeheven (waarbij de nummering verwijst naar de in productie 14 opgesomde beslagen):
1. Beslag Next Generation Energy Solutions BV (aandelen NGES Holding BV)
2. Beslag NGES Holding BV (octrooirechten). Dit betreft de octrooirechten met inschrijvingsnummer 1040116; 1042086; 1042087 en EP2975926 (zie productie 101 bij akte d.d. 31 oktober 2018 zijdens Stichting EBI).
34. Beslag Qwestland Beheer BV (vorderingen [geïntimeerde 4] )
35. Beslag Twineye BV (vorderingen [geïntimeerde 4] )
36. Beslag St. Administratiekantoor Twineye (vorderingen [geïntimeerde 4] )
37. Beslag Jasje Beheer BV (vorderingen [geïntimeerde 4] )
60. Beslag Alloro Investments BV (aandelen [geïntimeerde 5] )
62. Beslag St. Administratiekantoor Twineye (aandelen [geïntimeerde 4] )
63. Beslag Twineye BV (aandelen [geïntimeerde 4] ).
36. De vordering van Geïntimeerden om Stichting EBI te gebieden zich te onthouden van verdere conservatoire beslagleggingen ten laste van Geïntimeerden, op straffe van een dwangsom, zal worden afgewezen. Het staat Stichting EBI in beginsel vrij om zekerheid voor verhaal van een door haar gestelde vordering te zoeken, telkens wanneer zij dat noodzakelijk acht. Geïntimeerden hebben ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een dergelijke gebod rechtvaardigen. Het hof acht in het licht hiervan geen grond aanwezig voor een dergelijk gebod, temeer niet nu een (volgend) verzoek van Stichting EBI tot het leggen van conservatoir beslag opnieuw zal worden getoetst door de voorzieningenrechter, daarbij de wederzijdse belangen van partijen in aanmerking nemend.
37. Op grond van het voorgaande ziet het hof, anders dan Geïntimeerden betogen, ook geen aanleiding tot een herziening van de proceskostenveroordeling in reconventie. Weliswaar zal het hof de ten laste van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES gelegde beslagen tegen de achtergrond van de thans bestaande omstandigheden opheffen, maar dit doet niet af aan de - naar de omstandigheden van destijds - terechte afwijzing van de reconventionele vordering door de rechtbank. Daar komt bij dat de afwijzing door de rechtbank van de overige vorderingen van Geïntimeerden, meer in het bijzonder de opheffing van de door Stichting EBI gelegde beslagen ten laste van [geïntimeerde 6] en het gebod zich te onthouden van verdere conservatoire maatregelen, in hoger beroep in stand blijft. De proceskosten in eerste aanleg in reconventie dienen daarom voor rekening van Geïntimeerden als de in het ongelijk gestelde partij te blijven.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
38. Geïntimeerden hebben het hof verzocht te bepalen dat enige veroordeling te betalen aan Stichting EBI of ten gunste van Stichting EBI niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard dan wel niet ten uitvoer kan worden gelegd dan nadat Stichting EBI zekerheid heeft gesteld ad 150% van het te betalen bedrag. Zij wijzen erop dat Stichting EBI blijkens haar eigen stellingen geconfronteerd is met een omvangrijk verlies en derhalve geen verhaal zal bieden voor de voldoening van toewijzing van een vordering op Stichting EBI.
39. Nu het hof tot een veroordeling van [geïntimeerde 6] ten gunste van Stichting EBI komt, zal het hof hierover dienen te oordelen. Uitgangspunt is dat een veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Stichting EBI heeft als degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom aan haar verkrijgt, belang om zo snel mogelijk tot verhaal van haar vordering te kunnen komen en daarbij niet te hoeven wachten tot het arrest onherroepelijk is geworden. Het door Geïntimeerden daartegenover gestelde restitutierisico is onvoldoende geconcretiseerd. Het belang van Stichting EBI bij een uitvoerbaar verklaarbaar vonnis, zonder zekerheidstelling, weegt dan ook zwaarder dan het belang van Geïntimeerden, in het bijzonder [geïntimeerde 6] , bij afwijzing daarvan. Het hof zal daarom de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zonder de voorwaarde van zekerheidstelling.
Conclusie en proceskosten
40. De slotsom is dat het principaal hoger beroep gedeeltelijk slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarbij de vordering (in rov. 3.1 van het bestreden vonnis weergegeven onder 4) tot hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 6] tot betaling van de door Stichting EBI geleden schade is afgewezen. De vordering van Stichting EBI jegens [geïntimeerde 6] zal (alsnog) worden toegewezen als in het dictum bepaald. Dit betekent ook dat de vordering van Stichting EBI tot terugbetaling aan haar van de bedragen die zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde 6] heeft betaald, zal worden toegewezen. Het in hoger beroep meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
41. Bij deze uitkomst past dat [geïntimeerde 6] , als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Stichting EBI begroot op € 5.517,- voor griffierecht, € 100,89 voor dagvaardingskosten, € 700,- voor getuigentaxe en € 18.032,- (3,5 punten x tarief VII à € 5.152,-) voor salaris advocaat, dus in totaal € 24.349,89, waarbij voor het liquidatietarief is aangesloten bij het in het dictum bij wijze van voorschot toe te wijzen bedrag. Daarnaast zal [geïntimeerde 6] met [geïntimeerde 1] hoofdelijk worden veroordeeld in de (geliquideerde) proceskosten van Stichting EBI ter zake van het geding in eerste aanleg (in conventie), tot een bedrag van € 11.113,- (zie 4.71 en 5.10 van het vonnis).
42. Het incidenteel hoger beroep slaagt voor zover het betreft de opheffing van de door Stichting EBI ten laste van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES gelegde beslagen. Deze vordering zal door het hof worden toegewezen. Wat Geïntimeerden in hoger beroep meer of anders hebben gevorderd, zal worden afgewezen. Gelet op deze uitkomst, waarbij partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet het hof aanleiding de proceskosten van het incidenteel hoger beroep tussen partijen te compenseren in de zin dat ieder de eigen kosten draagt. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Geïntimeerden zich hebben laten bijstaan door één en dezelfde advocaat.

Beslissing

Het hof:

in principaal hoger beroep

- vernietigt het tussen partijen (in conventie) gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 maart 2020, voor zover daarbij de vordering tot hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 6] tot betaling van de door Stichting EBI geleden schade is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [geïntimeerde 6] hoofdelijk i) tot betaling van schadevergoeding aan Stichting EBI, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en ii), bij wege van voorschot, tot betaling van een bedrag van € 402.500,-;
  • veroordeelt [geïntimeerde 6] tot terugbetaling aan Stichting EBI van hetgeen Stichting EBI ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde 6] heeft voldaan;
  • veroordeelt [geïntimeerde 6] hoofdelijk in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van Stichting EBI tot op 25 maart 2020 begroot op een bedrag van € 30.000,-, met dien verstande dat [geïntimeerde 6] hoofdelijk verbonden is tot het bedrag van € 11.113,-;
  • veroordeelt [geïntimeerde 6] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Stichting EBI tot op heden begroot op € 24.349,89;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

in incidenteel hoger beroep

- vernietigt het tussen partijen (in reconventie) gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 maart 2020, voor zover daarbij de vordering tot opheffing van de door Stichting EBI ten laste van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES gelegde beslagen is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • heft op de door Stichting EBI ten laste van [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en NGES gelegde beslagen, zoals nader aangeduid in rov. 35;
  • compenseert de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

in principaal en incidenteel hoger beroep

  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. de Heer, H.J. van Kooten en C.W.M. Lieverse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2023 in aanwezigheid van de griffier.