6.2Het hof geeft [appellante] om de volgende redenen gelijk.
6.2.1Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW). Aanbod en aanvaarding kunnen in iedere vorm geschieden en kunnen in een of meer gedragingen besloten liggen (artikel 3:37 BW). De vraag of een overeenkomst met een bepaalde inhoud tot stand is gekomen moet daarom worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarvoor kunnen ook gedragingen die zich na de gestelde opvolging van aanbod en aanvaarding relevant zijn.
6.2.2Tussen partijen staat vast dat Idols Den Haag, vertegenwoordigd door haar middellijk bestuurder [verweerder 2], op 16 juni 2021 aan [appellante] de opdracht heeft gegeven “te trachten een huurverlaging te realiseren” voor [restaurant 2]. Tussen partijen staat ook vast dat daarbij ter sprake is gekomen dat [verweerder 2] ook andere restaurants beheert, waaronder dat van Idols Rijswijk, en dat [appellante] ook daar naar de huurprijs zou kunnen kijken.
6.2.3Op 22 juni 2021 stuurt [medewerker appellante] [verweerder 2] haar mailadres, zodat hij haar “de stukken” kan sturen. Gelet op de in de vorige alinea bedoelde opdracht gaat het daarbij om de stukken met betrekking tot de huur van [restaurant 2]. Zij voegt daaraan toe dat [verweerder 2] haar, “[m]ocht [hij] voor [zijn] andere zaken ook alvast [naar het hof begrijpt: willen] vernemen wat mogelijk is”, haar “gerust alles kan mailen en dan kijken we daar ook naar”. Deze mail van [medewerker appellante] kan hetzij worden aangemerkt als een aanbod van [appellante] om voor die andere zaken hetzelfde te gaan doen als voor [restaurant 2], hetzij als een uitnodiging van [appellante] aan [verweerder 2] om aan [appellante] voor die andere zaken hetzelfde type opdracht te geven als die voor [restaurant 2].
6.2.4[verweerder 2] stuurt haar dezelfde dag de stukken met betrekking tot [restaurant 2], met de vermelding “Wij betalen momenteel Huur 9873,00 (incl BTW) per maand”.
6.2.5[medewerker appellante] reageert op dezelfde dag met de hiervoor onder 3.9 weergegeven bevestigingsmail, onder verwijzing naar het adres van [restaurant 2], de [adres 2]. In die mail staat onder andere: “[appellante] (Lagerehuur.nl) gaat voor u onderzoeken of een huurprijsverlaging gerealiseerd kan worden.”
6.2.6Vijf dagen later, op 27 juni 2021, stuurt [verweerder 2] aan [medewerker appellante] een e-mailbericht met als onderwerp regel “[restaurant 1]”, gevolgd door het adres van [restaurant 1] in Rijswijk. Hij bericht dat hij de gegevens opstuurt “over ons ander filiaal”, met als vermelding “Wij betalen nu momenteel 8534,38 per maand ( incl. BTW)”. Het gebruik van het bepaalde voornaamwoord “ons” bevestigt dat [verweerder 2] het eerder met [appellante] over dat specifieke andere filiaal [restaurant 1] heeft gehad. Hij stuurt hetzelfde type gegevens als die hij eerder met betrekking tot [restaurant 2] heeft gestuurd. Dit bericht van [verweerder 2] kan hetzij worden aangemerkt als de aanvaarding, wat [restaurant 1] betreft, van het hiervoor onder 6.2.3 bedoelde aanbod, hetzij, zoals [appellante] stelt, als een aanbod (in de vorm van een opdracht) aan [appellante] om voor [restaurant 1] hetzelfde te gaan doen als voor [restaurant 2]. Met de woorden “ons ander filiaal” en de ondertekening namens “Idols Group” heeft [verweerder 2] bij [appellante] de indruk gewekt dat [restaurant 2] en [restaurant 1] filialen zijn van elkaar en dat hij ook met betrekking tot [restaurant 1] bevoegd is een overeenkomst aan te gaan. Tussen partijen staat vast dat [restaurant 1] door Idols Rijswijk wordt geëxploiteerd en dat [verweerder 2] ook middellijk bestuurder is van die vennootschap. Daarmee is sprake van een aanbod dan wel een aanvaarding namens Idols Rijswijk.
6.2.7[appellante] heeft een bevestigingsmail van [medewerker appellante] van 28 juni 2021 in het geding gebracht die identiek is aan die van 22 juni 2021, met als verschil dat [medewerker appellante] het adres van [restaurant 1] in Rijswijk vermeldt in plaats van dat van [restaurant 2] in Den Haag. Idols betwist dat [verweerder 2] dit e-mailbericht heeft ontvangen en voert aan dat [medewerker appellante] in dat bericht alleen aankondigt dat [appellante] zal “onderzoeken of een huurprijsverlaging gerealiseerd kan worden” en niet vermeldt dat daar kosten aan verbonden zijn, wat als een vrijblijvend aanbod overkomt. Deze betwistingen overtuigen niet omdat (i) uit het daarop volgende whatsappverkeer tussen [bestuurder appellante] en [verweerder 2] van 19 augustus en 1 september 2021 niet blijkt van enige verbazing bij of protest door [verweerder 2] over het feit dat [appellante] ondertussen ook voor [restaurant 1] aan de slag is gegaan en (ii) [medewerker appellante] ook schrijft dat [appellante] “er uiteraard alles aan [zal] doen om een huurprijsaanpassing te realiseren”. Voor zover het bericht van [verweerder 2] van 27 juni 2021 met betrekking tot [restaurant 1] niet als aanvaarding, maar, zoals [appellante] stelt, als aanbod moet worden aangemerkt, heeft [appellante] dit aanbod met het e-mailbericht van [medewerker appellante] van 28 juni 2021 aanvaard. Dat [verweerder 2], zoals Idols aanvoert, niet op die mail heeft gereageerd, is daarom niet relevant. Uit dat bericht had voor [verweerder 2], en daarmee voor Idols Rijswijk, duidelijk moeten zijn dat [appellante] voor haar in verband met [restaurant 1] hetzelfde ging doen als voor Idols Den Haag in verband met [restaurant 2]. Uit de stukken blijkt echter niet dat [verweerder 2] daartegen heeft geprotesteerd, zodat [appellante] er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat met Idols Rijswijk een overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen met betrekking tot [restaurant 1].
6.2.8Daarna hebben [appellante] en Idols Rijswijk aan deze overeenkomst van opdracht uitvoering gegeven. [appellante] heeft op enig moment een concept opgesteld voor een aan Jovi, de verhuurder van de bedrijfsruimte van [restaurant 1], te sturen brief met als onderwerpregel “Huurprijs” en het adres van [restaurant 1], in het lichaam van de brief gevolgd door het bericht dat [appellante] optreedt voor Idols Rijswijk. Idols heeft tijdens de zitting voor de kantonrechter betwist dat [verweerder 2] deze brief heeft ontvangen: volgens haar heeft [verweerder 2] alleen berichten via Whatsapp ontvangen. Het hof verwerpt deze betwisting, omdat [bestuurder appellante] in zijn appbericht aan [verweerder 2] van 19 augustus 2021 waarin hij akkoord vraagt voor een conceptbrief, beschrijft dat hij bij [verweerder 2] enige teleurstelling heeft geproefd omdat dat concept kort en vrijblijvend lijkt. Uit deze mededeling, die in de reactie daarop van [verweerder 2] niet wordt weersproken, volgt dat [bestuurder appellante] en [verweerder 2] eerder, zoals [appellante] stelt, over een conceptbrief hebben gesproken en dat [verweerder 2] dat concept voorafgaand aan dat gesprek ook moet hebben ontvangen. [verweerder 2] reageert op dezelfde dag met “Akkoord” en protesteert niet dat [appellante] zonder opdracht aan het werk is gegaan voor [restaurant 1]. [appellante] heeft die brief dezelfde dag naar Jovi gestuurd.
6.2.9Op 1 september 2021 stuurt [bestuurder appellante] opnieuw een appbericht, waarin hij eerst bericht over de stand van zaken met betrekking tot de [adres 2], het adres van [restaurant 2], akkoord vraagt voor de daar door hem voorgestelde stappen, en vervolgt met de mededeling dat hij in “het andere dossier” nog niets gehoord heeft en een herinnering zal sturen. [verweerder 2] reageert twee dagen later met “Ik ben akkoord met de voorstellen”. Uit de context van het appbericht van 1 september 2021 volgt dat [bestuurder appellante] met “het andere dossier” doelt op de huurprijsverlaging voor [restaurant 1], waarover hij in vervolg op zijn brief aan Jovi van 19 augustus 2021 nog niets heeft gehoord. Uit het meervoud “voorstellen” van [verweerder 2] blijkt vervolgens dat [verweerder 2] begrijpt dat het om twee afzonderlijke dossiers gaat en dat [appellante] ook ten behoeve van [restaurant 1]/Idols Rijswijk aan de slag is gegaan. [appellante] mochten er dus ook op grond van voornoemde gang van zaken gerechtvaardigd vanuit gaan dat tussen haar en Idols Rijswijk een overeenkomst van opdracht gold.