ECLI:NL:GHDHA:2023:1761
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en het beroep op overmacht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 65,40, werd opgelegd omdat de auto van belanghebbende zonder geldige parkeervergunning was geparkeerd. Belanghebbende stelde dat hij niet in staat was om parkeerbelasting te voldoen vanwege een overmachtssituatie, waarbij hij een onwel geworden vrouw hielp. De Rechtbank Den Haag had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en belanghebbende ging in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 werd de situatie besproken. De Heffingsambtenaar had het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, en de Rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank stelde dat parkeerbelasting een objectieve belasting is en dat er slechts in uitzonderlijke gevallen, zoals acute noodsituaties, ruimte is voor een beroep op overmacht. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van belanghebbende niet voldoende was om aan te tonen dat er sprake was van overmacht.
In het hoger beroep bevestigde het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de situatie van overmacht zich had voorgedaan en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. De uitspraak werd op 23 augustus 2023 gedaan en is openbaar gemaakt. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.