ECLI:NL:GHDHA:2023:176

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
200.301.745/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige dochter naar [plaats 1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.C. Houwing, stelde dat er een noodzaak was voor de verhuizing vanwege onveilige omstandigheden in hun huidige woonplaats [plaats 2] en de wens om samen met haar partner een gezinsleven op te bouwen in [plaats 1]. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.L. Groeneveld, verzette zich tegen de verhuizing en stelde dat het belang van de minderjarige, die goed contact heeft met beide ouders, voorop moet staan. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de belangen van de minderjarige afgewogen. Het hof concludeerde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat er een objectieve noodzaak was voor de verhuizing en dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De moeder had niet aangetoond dat zij actief had gezocht naar alternatieve woonruimte in [plaats 2] en de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige zouden te groot zijn. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en verleende geen toestemming voor de verhuizing. Tevens werd bepaald dat, mocht de moeder zonder de minderjarige verhuizen, het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader zou komen te liggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.301.745/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-1148
zaaknummer rechtbank : C/10/613152
beschikking van de meervoudige kamer van 1 februari 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.C. Houwing te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.L. Groeneveld te Middelharnis.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 6 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 20 december 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Voorts zijn bij het hof de navolgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 2 november 2021, met bijlagen, ingekomen bij het hof op 4 november 2021;
- een e-mail van de zijde van de moeder van 2 december 2022, met als bijlage een journaalbericht van 2 december 2022, met bijlagen.
2.4
De raad heeft het hof bij brief van 28 november 2022 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
2.5
De oudste raadsheer heeft voorafgaand aan de zitting met de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] gesproken.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
Mr. Groeneveld heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Het huwelijk van partijen is op 19 juni 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 13 mei 2013 in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
Partijen zijn de ouders van de minderjarige: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
3.4
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
3.5
Partijen hebben op 18 mei 2013 en 20 mei 2013 een ouderschapsplan opgesteld, inhoudende (voor zover van belang) het volgende:
Artikel 2 – Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder en zal op haar adres in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven staan. Aan haar komt daarom het recht toe om de kinderbijslag ten goede te innen. Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden. Het paspoort van [minderjarige] is in beheer bij de moeder. Zij zal het paspoort afgeven aan de andere ouder indien nodig voor een buitenlandse vakantie.
Artikel 3 - Verzorging en opvoeding
Artikel 3.1 Zorg/contactregeling
De ouders zijn de volgende zorg/contactregeling overeengekomen:
Overeenkomstig vaders voorkeur heeft vader [minderjarige] 1 weekend in de 14 dagen bij zich van vrijdag (tijdstip wordt in onderling overleg bepaald) t/m zondagavond om 19.00 uur.
Ook zal vader [minderjarige] bij zich hebben van woensdag na de opvang (ophalen) tot donderdagochtend naar de opvang (toebrengen).
Zolang vader beschikt over ouderschapsverlof, zal hij [minderjarige] vrijdag overdag opvangen.
Moeder stelt vader daarnaast in de gelegenheid om, als voorheen, elke zaterdag met [minderjarige] te kunnen doorbrengen.
Vakanties:
Uitgangspunt is dat elke ouder de helft van de vakanties met [minderjarige] zal doorbrengen. Partijen zullen zulks met elkaar kortsluiten in januari van elk kalenderjaar.
Feestdagen:
Feestdagen en verjaardagen worden gevierd conform de reguliere contactregeling. Uitzondering
hierop zijn Kerstdagen en Oud en Nieuw.
Kerstdagen worden verdeeld jaarlijks wisselend en Oud en Nieuw om en om.
Oneven jaren eerste kerstdag bij moeder en oud en nieuw, even jaren eerste kerstdag bij vader en oud en nieuw.
Artikel 3.2 - Vervoer
De ouder bij wie [minderjarige] het laatst verbleef, brengt [minderjarige] naar de andere ouder wanneer er gewisseld moet worden.
Artikel 3.5 - Schoolkeuze
Een keuze voor een (type) school maken de ouders gezamenlijk. De ouders zullen [minderjarige] afhankelijk van hun leeftíjd en de omstandigheden betrekken bij deze keuze.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen alsmede het verzoek om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] aldaar in te schrijven op basisschool [basisschool] , afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende te bepalen dat:
- aan haar toestemming wordt verleend om samen met [minderjarige] te verhuizen naar de gemeente [plaats 1] ;
- aan haar toestemming wordt verleend om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool] te
[plaats 1] , om aldaar op die school onderwijs te volgen.
4.3
De vader verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de moeder af te wijzen en, voor het geval vast komt te staan dat de moeder in dat geval zonder [minderjarige] naar [plaats 1] zal verhuizen, te bepalen dat [minderjarige] alsdan haar hoofdverblijf bij de vader zal hebben.
4.4
In haar brief van 2 december 2022 (overgelegd als bijlage bij haar voormelde e-mail van 2 december 2022) heeft de moeder zich verzet tegen het verzoek van de vader tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] en voorts haar verzoek gewijzigd, in zoverre dat zij toestemming verzoekt om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [plaats 1] vanaf de start van de zomervakantie 2023 en voorts om haar te mogen inschrijven op een van de navolgende middelbare scholen in [plaats 1] : [middelbare school 1] / [middelbare school 2] .

5.De motivering van de beslissing

Procesorde
5.1
Het hof overweegt als volgt. Ter zitting heeft de advocaat van de vader bezwaar gemaakt tegen de van de zijde van de moeder op 2 december 2022 ingediende stukken (een brief van 2 december 2022, met aanvullende producties 15 tot en met 21). Volgens de verklaring van mr. Groeneveld ter zitting van het hof, heeft zij die stukken niet ontvangen en daarvan dan ook geen kennis kunnen nemen. Mr. Houwing heeft in reactie daarop aangegeven dat zij de stukken zowel per e-mail (via Zivver) als per post aan de advocaat van de vader heeft toegezonden. Ter zitting is echter duidelijk geworden dat de domeinnaam van het e-mailadres door mr. Houwing onjuist is gehanteerd. Voorts is duidelijk geworden dat de stukken per gewone post zijn verzonden en derhalve niet aangetekend. Het niet ontvangen van de stukken door mr. Groeneveld komt daarmee naar het oordeel van het hof voor rekening en risico van mr. Houwing als verzendende partij. Het hof heeft de beide advocaten ter zitting voorgehouden dat de brief van 2 december 2022, waarin de moeder ook haar verzoek heeft gewijzigd, door het hof wordt beschouwd als een extra schriftelijke ronde, hetgeen niet is toegestaan gelet op de zogenaamde “twee-conclusieregel”. Na de schorsing heeft mr. Groeneveld aangegeven dat zij zich niet verzet tegen toelating van het gewijzigde verzoek alsmede de overlegging van productie 18 (een brief van de accountant van de moeder van 22 november 2022). Gelet op het voorgaande zal het hof kennisnemen van productie 18 en beslissen op het gewijzigde verzoek van de moeder. Het hof slaat derhalve geen acht op de verdere inhoud van de brief van 2 december 2022 en de overige producties (15 tot en met 17, 19, 20 en 21).
Vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige]
standpunten partijen
5.2
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen afgewezen. Volgens de moeder is er niet alleen sprake van een subjectieve, maar ook een objectieve noodzaak om te verhuizen. De huidige woonomgeving in [plaats 2] is onveilig: [minderjarige] kan niet zonder begeleiding buiten spelen en moet door een volwassene naar (sport)activiteiten gebracht worden. De moeder heeft alternatieve woonruimte in [plaats 2] of omstreken in een veilige buurt onderzocht, maar er is geen passende woonruimte voor de moeder te vinden. De financiële middelen van de moeder schieten daarvoor te kort. De inkomsten van de moeder uit haar kledingwinkel staan al langere tijd onder druk. Daarbij komt dat de woningmarkt al jaren overspannen is. De moeder heeft al ruim negen jaar een bestendige relatie met haar partner. De partner van de moeder is vanwege zijn carrière economisch gebonden aan [plaats 3] . De partner van de moeder heeft wel onderzocht of hij in [plaats 2] een vergelijkbare baan in het onderwijs zou kunnen vinden, maar duidelijk is geworden dat dat een financiële aderlating en degradatie van zijn functie zou betekenen. Daarbij komt dat de partner van de moeder de zorg draagt voor zijn beide zoons, van wie de jongste bij hem woont. De moeder en [minderjarige] verblijven thans zo vaak als mogelijk in [plaats 1] . Zij delen samen met de partner van de moeder en zijn twee kinderen een gezinsleven, dat recht heeft op eerbiediging. [plaats 1] is door de jaren heen een tweede thuis voor [minderjarige] geworden. De moeder heeft onderzocht of zij in [plaats 1] een winkel kan starten en de mogelijkheden daartoe zijn in meerdere opzichten gunstiger dan die in [plaats 2] . Over het contact tussen de vader en [minderjarige] voert de moeder het volgende aan. De moeder benadrukt dat zij vanaf de geboorte van [minderjarige] vrijwel alle zorg- en opvoedtaken voor [minderjarige] op zich neemt. De vader positioneert zich dan ook ten onrechte als een betrokken vader. De moeder heeft diverse ruimhartige compensatievoorstellen aan de vader gedaan als het gaat om het contact met [minderjarige] na de verhuizing, maar de vader weigert ieder voorstel. Voorop staat echter dat de verhuizing naar [plaats 1] geen afbreuk zal doen aan de frequentie van het contact tussen de vader en [minderjarige] . Integendeel, [minderjarige] zal bij een verhuizing wat de moeder betreft zelfs elk weekend naar de vader kunnen gaan - waar dat op dit moment tweewekelijks in het weekend is (naast de woensdagmiddag). De moeder is bovendien bereid het halen en brengen en de bijkomende kosten voor haar rekening te nemen. Volgens de moeder kan [minderjarige] zelf de situatie niet goed overzien, maar wil zij diep in haar hart met de moeder verhuizen naar [plaats 1] . De moeder staat zo nodig open voor de benoeming van een bijzondere curator of een raadsonderzoek. Tot slot merkt de moeder nog op dat de huidige onzekere situatie rondom de verhuizing haar veel stress oplevert en een zware wissel op haar gezondheid trekt, waarvoor zij hulp heeft gezocht. Ook [minderjarige] ervaart veel spanning vanwege de verhuiskwestie en heeft daar last van. [minderjarige] is loyaal naar beide ouders en wil de vader niet teleurstellen, aldus de moeder. De moeder is van mening dat alles afwegende het oordeel dient te zijn dat zij met [minderjarige] mag verhuizen naar [plaats 1] en haar in [plaats 1] mag inschrijven op een school, omdat de voordelen zwaarder wegen dan de nadelen.
5.3
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan. De vader is van mening dat de rechtbank terecht en op de juiste gronden tot de conclusie is gekomen dat een verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [plaats 1] niet in het belang van [minderjarige] is. De vader heeft begrip voor de wens van de moeder om te verhuizen, maar hij acht het niet noodzakelijk om 150 km verderop te gaan wonen om aan die wens te kunnen voldoen. In [plaats 2] zijn geschikte woningen te vinden, ook met de financiële middelen van de moeder. De stelling van de moeder dat haar partner niet naar [plaats 2] kan komen, acht de vader onvoldoende onderbouwd. De moeder heeft naar het oordeel van de vader ook niet aangetoond dat het niet rendabel is om haar onderneming in [plaats 2] voort te zetten. Voorts stelt de vader dat hij vanaf de geboorte van [minderjarige] een betrokken vader is en een actieve rol in haar dagelijks leven (rondom school, sport, et cetera) vervult. Dat is niet meer mogelijk als de moeder met [minderjarige] naar [plaats 1] verhuist. De rol van de vader zal in dat geval drastisch beperkt worden, omdat er dan geen doordeweekse momenten meer zijn waarop [minderjarige] en hij contact met elkaar kunnen hebben. Bovendien is het ook maar de vraag in hoeverre er tijdens het weekend, gelet op de reistijd, daadwerkelijk ruimte is om iets met elkaar te ondernemen, te meer omdat [minderjarige] een leeftijd bereikt waarop zij in de weekenden tijd zal willen doorbrengen met vriendinnen. De vader acht [minderjarige] gezien haar leeftijd voldoende in staat haar mening kenbaar te maken en daarom de tussenkomst van een bijzondere curator of een raadsonderzoek niet nodig. Volgens de vader heeft [minderjarige] aan hem kenbaar gemaakt dat zij absoluut niet wil verhuizen naar [plaats 1] . De vader vraagt zich af in hoeverre [minderjarige] zich vrij voelt om dat ook aan de moeder kenbaar te maken. De vader ziet dat de verhuiskwestie bij [minderjarige] veel spanning teweegbrengt, maar volgens de vader gaat de moeder voorbij aan haar eigen rol hierin; de vader doelt daarmee op de wijze waarop zijzelf met haar wens om te verhuizen is omgegaan, zowel richting de vader als richting de minderjarige. Het voorgaande maakt dat de vader van mening is dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming ook in hoger beroep moet worden afgewezen. Het belang van [minderjarige] dient te prevaleren boven de wens van de moeder om naar [plaats 1] te verhuizen. Voor het geval de moeder uitvoering zal geven aan haar eerder geuite voornemen om zonder [minderjarige] naar [plaats 1] te gaan verhuizen als aan haar geen toestemming wordt verleend voor een verhuizing met [minderjarige] , verzoekt de vader het hof te bepalen dat [minderjarige] alsdan haar hoofdverblijf bij hem zal hebben.
Oordeel van het hof
5.4
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.5
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, de schoolkeuze van het kind en de hoofdverblijfplaats van het kind, zodanige beslissingen te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste rechtspraak volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.6
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
 de noodzaak om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
 de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
 de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.7
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om met de minderjarige te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt. Het hof overweegt als volgt.
5.8
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt ze – na een eigen afweging – tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een andere beslissing leiden. Het hof merkt daarbij nog het volgende op.
5.9
Het is duidelijk en op zichzelf gerechtvaardigd dat de moeder haar leven bij haar huidige partner, met wie zij al jaren een bestendige relatie heeft, in [plaats 1] wil voortzetten. Het hof is echter van oordeel dat de moeder ook in hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd dat een naar objectieve maatstaven te billijken noodzaak bestaat om naar [plaats 1] te verhuizen.
5.1
Hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat er krapte is op de woningmarkt, heeft de moeder op geen enkele wijze aangetoond dat zij zich actief heeft ingespannen om een woning in [plaats 2] of omgeving te vinden. Dat de financiële middelen van de moeder ontoereikend zijn om passende woonruimte te vinden, heeft de moeder evenmin genoegzaam aangetoond. De moeder voert aan dat haar accountant heeft geadviseerd haar onderneming spoedig te staken, welke stelling zij heeft gestaafd met de voormelde brief van haar accountant van 22 november 2022. Uit die brief blijkt dat de omzet is afgenomen van € 385.698 in 2018 naar € 317.000,- in 2022 en dat de kosten zijn toegenomen vanaf 2022. Maar wat die toename concreet inhoudt, wordt niet inzichtelijk gemaakt. Ook is door de moeder niet inzichtelijk gemaakt wat de winst van de onderneming in de afgelopen periode is geweest noch welk inkomen zij in de afgelopen periode aan de onderneming heeft onttrokken. Evenmin is een prognose overgelegd, waaruit een duurzaam tekort in de exploitatie blijkt. Het hof heeft bij dit alles nog meegewogen dat de moeder ter zitting, desgevraagd, heeft verklaard dat haar verzoek om in het kader van de corona ondersteuningsmaatregelen gebruik te maken van de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), is afgewezen.
5.11
Hoewel het hof aannemelijk acht dat de partner van de moeder voor zijn functie afhankelijk is van zijn netwerk, is het hof er niet van overtuigd dat het voor hem helemaal niet mogelijk is om een vergelijkbare functie als onderwijskundig adviseur in de omgeving van [plaats 2] te vinden of anderszins zijn werkzaamheden zo in te richten dat hij vaker dan thans het geval is vanuit [plaats 2] zijn werkzaamheden kan verrichten. Het hof stelt vast dat het onderzoek dat de partner van de moeder naar een soortgelijke functie in deze regio heeft gedaan, eenmalig is geweest en bovendien dateert van twee jaar geleden en daarmee voor het hof een onvoldoende beeld heeft opgeleverd over de mogelijkheden van de partner van de moeder om elders aan de slag te gaan. Ook het argument van de moeder dat haar partner nog twee zonen in huis heeft al dan niet in gedeelde zorg met zijn ex-partner, acht het hof gelet op de leeftijd van die jongens, 20 en 22 jaar, niet zo zwaar wegen als het hierna te bespreken belang van [minderjarige] .
5.12
Voor het hof is echter zwaarwegend de positie van [minderjarige] , die in deze kwestie tussen de ouders in staat en, naar het lijkt, ook klem tussen beiden zit. [minderjarige] houdt van beide ouders, heeft met beide ouders een goed contact en is naar beide ouders loyaal. [minderjarige] is met haar beide ouders in haar nabijheid opgegroeid in [plaats 2] , in welke omgeving zij inmiddels sterk is geworteld. [minderjarige] woont bij de moeder, maar heeft daarnaast regelmatig contact met de vader. Zij verblijft iedere woensdag van 17.30 uur tot donderdagochtend naar school bij de vader (waarbij de vader haar naar school brengt) en daarnaast om de week in het weekend van vrijdag tot en met zondag. [minderjarige] gedijt goed bij die regeling. Voor [minderjarige] zijn er veel nadelen aan een verhuizing. Het hof stelt daarbij voorop dat het een verhuizing betreft over een grote afstand, te weten 150 kilometer enkele reis. [minderjarige] moet in dat geval weg uit haar vertrouwde omgeving: weg van haar vriendinnen van de basisschool, weg bij de turnclub en vooral ver weg bij haar vader, op wie zij is gesteld. Een regeling waarbij [minderjarige] , zoals de moeder voorstaat, de meeste weekenden bij de vader in [plaats 2] is, zal haar beperken in haar mogelijkheden om in [plaats 1] een nieuw sociaal leven op te bouwen. Daarbij weegt het hof mee dat er binnenkort voor [minderjarige] een belangrijke nieuwe (ontwikkelings)fase zal aanbreken als zij na de zomervakantie naar de middelbare school gaat. Juist in die fase zal het sociale leven voor [minderjarige] steeds belangrijker worden. De grote reisafstand tussen [plaats 1] en [plaats 2] zou ook betekenen dat [minderjarige] in de weekenden als zij naar de vader gaat veel van haar vrije tijd ziet opgaan aan reizen. Dat de moeder het brengen en halen van [minderjarige] naar de vader voor haar rekening wil nemen, siert haar, maar acht het hof van ondergeschikt belang omdat daarmee het nadeel van de grote afstand en lange reistijd voor [minderjarige] niet is weggenomen.
5.13
Niet alleen [minderjarige] heeft recht op en belang bij het hebben van een zo goed en ongedwongen mogelijk contact met beide ouders. Ook de vader heeft recht en belang bij een goed contact met zijn dochter en de mogelijkheid om deel uit te maken van haar primaire leefomgeving. De vader hecht er ook aan om betrokken te zijn bij het alledaagse leven van [minderjarige] en wil haar graag van dichtbij meemaken.
5.14
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat het belang van de moeder bij een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] niet zwaarder weegt dan het belang van [minderjarige] om in de nabijheid van haar vader, in haar vertrouwde omgeving te blijven wonen alsmede het belang van de vader om invulling te geven aan zijn vaderrol. Het hof voegt daar nog aan toe dat het hof het niet aannemelijk acht dat [minderjarige] , zoals de moeder stelt, de situatie niet goed kan overzien en diep in haar hart naar [plaats 1] wil verhuizen. Het hof stelt vast dat [minderjarige] een leeftijd heeft bereikt (zij is thans 12 jaar) waarop aangenomen kan worden dat zij zich goed bewust is van de situatie waarin zij zich bevindt en de gevolgen die een verhuizing voor haar zal hebben. [minderjarige] verkeert al langere tijd in onzekerheid over haar toekomst en het is daarom goed voorstelbaar dat dat spanningen bij haar oproept. [minderjarige] heeft in raadkamer aangegeven dat zij niet wil verhuizen naar [plaats 1] en heeft ook goed uit kunnen leggen waarom zij dat niet wil. [minderjarige] wil vooral haar beide ouders om zich heen hebben en zij wil ook niet weg uit [plaats 2] .
5.15
Gelet op het voorgaande zal het hof de betreden beschikking bekrachtigen. Dit betekent dus dat het hof de moeder geen toestemming geeft om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] . Gelet daarop behoeft de beslissing omtrent de schoolkeuze met betrekking tot [minderjarige] geen bespreking meer.
5.16
Het hof realiseert zich dat deze beslissing voor de moeder een teleurstelling zal zijn en dat zij mogelijk een nieuw evenwicht in haar leven zal moeten vinden, samen met haar partner. Het hof drukt beide ouders op het hart om de verbinding jegens elkaar als ouders van [minderjarige] open te houden, door het belang van [minderjarige] centraal te stellen en haar niet (verder) te belasten met de (nadelige) gevolgen die de onderhavige beslissing voor de ouders zelf heeft. Gelet op de wijze waarop partijen als gevolg van de verhuiskwestie tegenover elkaar zijn komen te staan, raadt het hof partijen aan om in mediation te gaan om in de toekomst samen als ouders van [minderjarige] een nieuwe, betere, weg te vinden. Het belang van [minderjarige] is daarbij gebaat.
Voorwaardelijk verzoek: wijziging hoofdverblijfplaats
5.17
Aan de orde is verder het verzoek van de vader inzake de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , nu aan de moeder geen vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen. Hoewel dit verzoek van de vader een nieuw verzoek betreft dat hij voor het eerst in hoger beroep heeft gedaan, is het hof van oordeel dat hij in dat verzoek kan worden ontvangen, nu er sprake is van een nauwe samenhang met het verzoek van de moeder in de verhuiszaak.
5.18
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen onder meer een beslissing inzake een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Ook kan de rechter een beslissing over de hoofdverblijfplaats nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.19
De vader verzoekt te bepalen dat – indien de moeder besluit om zonder [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen – te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats in dat geval bij hem zal hebben. Hoewel de moeder heeft aangegeven dat haar mededeling aan de vader dat zij hoe dan ook, met of zonder [minderjarige] , naar [plaats 1] zal gaan verhuizen, een ‘hartenkreet’ was, die voortkwam uit de spanningen rondom de verhuiskwestie, ziet het hof aanleiding het verzoek van de vader toe te wijzen. Het hof sluit niet uit dat de moeder ook zonder [minderjarige] (waarvoor zij geen toestemming heeft gekregen om te verhuizen) naar [plaats 1] zal verhuizen. Het hof heeft er vertrouwen in dat de vader in dat geval alles zal doen wat binnen zijn mogelijkheden ligt om optimale invulling te geven aan zijn taak als hoofdopvoeder van [minderjarige] .
5.2
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat het hoofdverblijf van [minderjarige] wijzigt van de moeder naar de vader in het geval de moeder zonder [minderjarige] verhuist naar [plaats 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.A.J. Bollen, J.A. van Kempen en M.J. Vonk, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en is op 1 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.