ECLI:NL:GHDHA:2023:175

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
200.316.010/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing met minderjarige en vervangende toestemming in het kader van gezag en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.C. Hoogeveen, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2022 aangevochten, waarin haar verzoek om verhuizing werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.V. Paniagua, had incidenteel hoger beroep ingesteld met betrekking tot de zorgregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige opgroeit in een onrustige omgeving, met betrokkenheid van Veilig Thuis en een lopend beschermingsonderzoek door de raad voor de kinderbescherming. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de zorgen over de opvoedsituatie van de minderjarige niet kunnen worden genegeerd. De moeder had aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar toekomst en dat zij een compensatieregeling had voorgesteld voor de vader om het contact met de minderjarige te waarborgen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de situatie van de minderjarige nog steeds onrustig is en dat de moeder geen toestemming krijgt om te verhuizen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, wat betekent dat de moeder niet met de minderjarige mag verhuizen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.316.010/01
rekestnummer rechtbank : C/10/634086
zaaknummer rechtbank : FA RK 22-1286
beschikking van de meervoudige kamer van 1 februari 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te Rotterdam,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.C. Hoogeveen te Rotterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.V. Paniagua te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 8 september 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 27 september 2022, met bijlage, ingekomen op 4 oktober 2022;
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 17 oktober 2022, met bijlage, ingekomen op 21 oktober 2022;
- een email van de zijde van de moeder van 2 december 2022 met bijlage.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2022, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.301.679/01 (betreffende onder meer het ouderlijk gezag), plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de raad: [vertegenwoordiger raad] .

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen de moeder en de vader is geboren de thans nog minderjarige: [minderjarige] , op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: de minderjarige.
3.3
De vader heeft de minderjarige erkend.
3.4
De hoofverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 7 juli 2021 zijn de vader en de moeder gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige. Daarnaast heeft de rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, die onder meer inhoudt dat na een opbouwperiode van vier maanden de minderjarige op woensdag van 10.00 uur tot 18.00 uur en om de week op vrijdag van 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man zal zijn. Ook heeft de rechtbank een verdeling van de vakanties en -feestdagen vastgesteld. Tot slot heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld die ziet op afspraken van de minderjarige met artsen.
3.6
De moeder heeft tegen de hiervoor genoemde beschikking hoger beroep ingesteld. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld voor wat betreft de zorgregeling.
3.7
Bij beschikking van heden heeft dit hof de beschikking van de rechtbank van 7 juli 2021 bekrachtigd ten aanzien van het gezamenlijk gezag. Voorts heeft het hof het zorgaandeel van de vader uitgebreid met een overnachting en aan de uitvoering van de zorgregeling door de moeder een dwangsom verbonden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming om met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen en om de minderjarige in te schrijven op basisschool ' [basisschool] ' in [plaats] , afgewezen.
Voorts heeft de rechtbank de verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen en daarbij een zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige te bepalen, aangehouden tot 1 april 2023 in afwachting van een raadsonderzoek.
4.2
De moeder verzoekt het hof bij beschikking de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de verzoeken van de moeder alsnog worden toegewezen.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige en inschrijving op een basisschool
standpunten partijen
5.1
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen afgewezen. De moeder stelt voorop dat de door de rechtbank in aanmerking genomen zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige onterecht zijn. De vader heeft in de afgelopen jaren meerdere onterechte meldingen gedaan over verwaarlozing en kindermishandeling bij de moeder. Uit niets blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van een onveilige situatie bij de moeder. Voorts voert de moeder aan dat zij er recht op heeft om haar leven opnieuw in te richten en zij wil dat samen met haar partner doen, met wie zij ook verloofd is. De minderjarige kan het goed vinden met de partner van de moeder en zijn kinderen. De partner van de moeder is (economisch) gebonden aan [plaats] . De moeder heeft de verhuizing naar [plaats] uitvoerig doordacht en voorbereid. De moeder verwijst daarvoor naar productie 3 bij haar inleidend verzoekschrift. Het feit dat de communicatie tussen partijen niet optimaal is, staat een verhuizing niet in de weg. De moeder heeft bovendien een ruime compensatieregeling voorgesteld, zodat de vader zelfs vaker dan nu het geval is contact met de minderjarige kan hebben. De moeder is bovendien bereid de minderjarige in de weekenden te brengen en te halen en alle reiskosten op zich te nemen. De moeder volgt rijlessen en tot die tijd is haar partner bereid de minderjarige te brengen en te halen. Het is voor de minderjarige, die nog maar vijf jaar is, juist nu een goed moment om te verhuizen, zodat zij geworteld kan raken in haar nieuwe omgeving.
5.2
De vader heeft ter zitting aangevoerd dat de rechtbank terecht en op de juiste gronden tot de conclusie is gekomen dat een verhuizing van de moeder met de minderjarige naar [plaats] niet in het belang van de minderjarige is. De vader is dan ook van mening dat deze zorgvuldig door de rechtbank genomen beslissing moet worden bekrachtigd.
5.3
De raad heeft ter zitting verklaard de door de moeder verzochte verhuizing naar [plaats] niet in het belang van de minderjarige te vinden, met name niet gelet op alle zorgen die er op dit moment rondom de opvoedsituatie van de minderjarige zijn. De raad is op dit moment bezig met een beschermingsonderzoek. De resultaten van dat onderzoek moeten eerst worden afgewacht om te kunnen beoordelen wat het belang van de minderjarige in dezen vergt. Los daarvan, maakt de raad zich zorgen over de rol van de vader bij een eventuele verhuizing naar [plaats] , omdat hij dan op grote afstand van de minderjarige komt te staan, terwijl de raad het juist in het belang van de minderjarige acht om een goed contact met de vader te kunnen onderhouden.
Oordeel van het hof
5.4
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.5
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, de schoolkeuze van het kind en de hoofdverblijfplaats van het kind, zodanige beslissingen te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.6
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
 de noodzaak om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
 de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
 de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.7
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt. Het hof overweegt als volgt.
5.8
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt ze – na een eigen afweging – tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een andere beslissing leiden. Het hof merkt daarbij nog het volgende op.
5.9
Het hof stelt vast dat de situatie waarin de minderjarige op dit moment opgroeit nog steeds erg onrustig is. Veilig Thuis is onlangs betrokken (geweest), zowel in de thuissituatie van de moeder als die van haar partner (in verband met vermoedens van huiselijk geweld). Op dit moment geldt er zelfs een verbod voor de moeder om de minderjarige mee te nemen naar haar nieuwe partner. Daarnaast geldt dat de ouders door het wijkteam zijn doorverwezen naar integrale vroeghulp. Dat traject loopt nog. Voorts loopt op dit moment ook een beschermingsonderzoek door de raad (in het kader van het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen), waarvan de uitkomsten nog niet bekend zijn en dus ook niet wat het belang van de minderjarige vergt. Bij deze stand van zaken onderschrijft het hof het oordeel van de rechtbank dat het belang van de minderjarige voorgaat op het algemene belang van de moeder om met de minderjarige elders een gezinsleven en toekomst op te bouwen.
5.9
Gelet op het voorgaande zal het hof de betreden beschikking bekrachtigen. Dit betekent dus dat het hof de moeder geen toestemming geeft om met de minderjarige te verhuizen naar [plaats] . Gelet daarop behoeft de beslissing omtrent de schoolkeuze met betrekking tot de minderjarige geen bespreking meer.
5.1
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, P.M.A.J. Bollen en M.J. Vonk, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en is op 1 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.