ECLI:NL:GHDHA:2023:1725

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
22-002079-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak huisvredebreuk in hotelkamer als woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, wegens huisvredebreuk in een hotelkamer. De verdachte verbleef sinds oktober 2021 in het hotel op basis van een langdurig verblijfarrangement en had zich zelfs ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres van het hotel. De hotelmanager had de verdachte gesommeerd het hotel te verlaten vanwege overlast, maar de verdachte weigerde dit, omdat hij had betaald voor zijn verblijf tot juli 2022.

Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de hotelkamer feitelijk als woning van de verdachte kan worden aangemerkt, gezien zijn langdurige verblijf en inschrijving. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van wederrechtelijk verblijf, omdat het onduidelijk was of de hotelmanager gerechtigd was om de verdachte te verzoeken het hotel te verlaten zonder tussenkomst van een civiele rechter. Het hof concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde huisvredebreuk en sprak hem vrij van de aanklachten.

De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart de verdachte niet bewezen van de tenlastegelegde feiten, wat leidt tot zijn vrijspraak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002079-22
Parketnummers: 09-095947-22 en 09-096041-22
Datum uitspraak: 14 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 30 juni 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-095947-22 en 09-096041-22 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-095947-22:
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Delft in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, op de [adres], bij het [naam hotel], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Zaak met parketnummer 09-096041-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Delft in het besloten lokaal en/of hotel op de [adres], bij het [naam hotel], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 16 april 2022 schriftelijk de toegang tot het hotel ontzegd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van het bij de parketnummers 09-095947-22 en 09-096041-22 tenlastegelegde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven alleen al omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-095947-22 en in de zaak met parketnummer 09-096041-22 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Het hof ziet zich gelet op de tenlastegelegde huisvredebreuk voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte onder de gegeven omstandigheden kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verblijf dan wel wederrechtelijk binnendringen in het hotel.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte reeds sinds oktober 2021 verbleef in een kamer van het [naam hotel] op grond van een
student stay contractarrangement
.De verdachte was vanuit een ander land naar Nederland gekomen om hier een opleiding te volgen. Met het [naam hotel] is de verdachte een langduriger hotelverblijf overeengekomen. Hiervoor betaalde hij ongeveer € 1000,00 per maand voor een vaste kamer, inclusief kosten voor het sport- en maaltijdarrangement. Daarnaast had hij een borg betaald. Sinds november 2021 stond de verdachte, met toestemming van het hotel, ook in de Basisregistratie Personen van de gemeente Delft ingeschreven op het adres van het hotel.
De verdachte veroorzaakte volgens de hotelmanager overlast en is daarop door de manager gesommeerd om zijn kamer en het hotel te verlaten. Dat heeft de verdachte geweigerd, omdat overeengekomen was dat hij tot juli 2022 zou blijven en hij de kosten hiervoor ook al had betaald. Daarop heeft de hotelmanager opnieuw gevorderd dat de verdachte het hotel met onmiddellijke ingang zou verlaten, hetgeen de verdachte wederom heeft geweigerd. Daarop is de verdachte aangehouden wegens lokaalvredebreuk. Wanneer de verdachte later diezelfde dag terugkeert naar het hotel om zijn spullen op te halen die zich nog in de hotelkamer bevonden, wordt hij wederom aangehouden op grond van lokaalvredebreuk.
Het hof is van oordeel dat, op grond van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, de hotelkamer voor de verdachte feitelijk aan te merken is geweest als zijn woning gelet op zijn duurzame verblijf hierin en het feit dat het hotel zijn BRP-adres betrof. Door het hof kan niet vastgesteld worden wat de precieze civielrechtelijke status van het
student stayarrangement is. Daarmee is ook onduidelijk of de verdachte wel of niet huurbescherming in civielrechtelijke zin genoot. Zou de verdachte recht hebben op huurbescherming dan had hem alleen het verblijf ontzegd kunnen worden door tussenkomst van een civiele rechter. De hotelmanager was in dat geval niet gerechtigd tot het doen van de vordering.
Ook als de verdachte geen recht had op huurbescherming in civielrechtelijke zin, is het hof van oordeel dat het langduriger verblijf van de verdachte in het hotel, niet van het ene op het andere moment als wederrechtelijk kan worden bestempeld. Dit temeer nu volstrekt onduidelijk is gebleven aan welk gedrag de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt wat een dergelijke vergaande consequentie zou rechtvaardigen. Zou het hotel de
student stayeerder hebben willen beëindigen dan de overeengekomen periode, dan had het hotel daarvoor andere wegen moeten bewandelen.
Dit brengt het hof tot de conclusie dat geen sprake was van wederrechtelijk verblijf van de verdachte in het hotel.
Gelet hierop dient de verdachte van de in twee varianten tenlastegelegde huisvredebreuk te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-095947-22 en in de zaak met parketnummer 09-096041-22 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. V.M. de Winkel, mr. H.C. Plugge en mr. C.M.M. Oostdam, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 augustus 2023.
Mr. C.M.M. Oostdam en mr. R. Dieteren zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.