ECLI:NL:GHDHA:2023:1699

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
22-002977-22.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in asbestzaak wegens niet geschonden maatregelplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-, waarvan € 7.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wegens het niet nemen van de juiste maatregelen bij de verwijdering van asbest in een woning. De tenlastelegging betrof het niet naleven van de maatregelplicht bij de sloopwerkzaamheden die door een niet-gecertificeerd persoon werden uitgevoerd.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte had nagelaten toezicht te houden op de naleving van afspraken en protocollen, terwijl dit wel van haar kon worden gevergd. De verdediging betoogde echter dat de verdachte alle redelijke maatregelen had genomen en dat er geen sprake was van een schending van de maatregelplicht.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Het hof concludeerde dat de verdachte, als eigenaar van de woning, niet meer maatregelen had kunnen nemen dan zij reeds had genomen. Het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, en sprak de verdachte vrij. Tevens werd de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002977-22
Parketnummer: 83-090825-22
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

gevestigd te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de vertegenwoordiger van de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 10.000,-, waarvan € 7.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij, op of omstreeks 23 december 2020 te Krimpen aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan [adres A], als degene die beroepshalve (een) stof toepast en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aan een ander ter beschikking stelt, te weten asbest, ingedeeld in risicoklasse 2, zijnde een stof die gevaarlijk/kankerverwekkend kan zijn, en wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door haar handelingen met die stof gevaren konden optreden voor de gezondheid van de mens en/of het milieu, opzettelijk, niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd, teneinde die gevaren zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken, immers heeft zij de tegels in de badkamer van die woning door één of meerdere (niet-gecertificeerde) perso(o)n(en) laten/doen afbreken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Zij heeft hiertoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte heeft nagelaten controle uit te oefenen en toezicht te houden op de daadwerkelijke naleving van de gemaakte afspraken en protocollen, terwijl dit wel in redelijkheid van haar kon worden gevergd. De verantwoordelijkheden van de verdachte rechtspersoon als eigenaar van de woning reiken verder dan enkel het maken van afspraken in het voortraject. De gedragingen kunnen aan de rechtspersoon worden toegerekend en er is sprake van voorwaardelijk opzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat er geen sprake is van een schending van de maatregelplicht, omdat de verdachte alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs ook van haar konden worden gevergd.
Beoordeling door het hof
Het hof overweegt, op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, als volgt.
De verdachte, [verdachte] (hierna ook: verdachte]), is een woningcorporatie en in die hoedanigheid eigenaar van de woning aan [adres A]. Als een woning muteert, dat wil zeggen vrijkomt voor een nieuwe huurder, kan het zo zijn dat de woning moet worden opgeknapt. [verdachte] heeft voor het opknappen van de woningen en het dagelijks onderhoud een contract met haar vaste (hoofd)aannemer, de medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte]). Dit contract heeft [medeverdachte] sinds 2014. Bij mutatie van woningen met bouwjaar van 1994 of eerder geeft het systeem van [verdachte] een melding in verband met de mogelijke aanwezigheid van asbest en wordt door [verdachte] een melding gemaakt in het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Op basis van deze melding wordt een asbestinventarisatie opgestart. Het bedrijf dat de inventarisatie uitvoert, krijgt daartoe de opdracht van [medeverdachte]. Zo is het ook met betrekking tot de onderhavige woning aan [adres A] gebeurd. [verdachte] ontvangt vervolgens het inventarisatierapport, beslist over het al dan niet saneren van de asbest en geeft [medeverdachte] de opdracht de sanering uit te laten voeren. Naar aanleiding van het inventarisatierapport betreffende de woning aan [adres A] is er opdracht gegeven tot sanering van in de woning aanwezige asbest (in de badkamer). De asbestsanering wordt door [medeverdachte] uitbesteed aan een gespecialiseerd asbestsaneringsbedrijf. De overige werkzaamheden worden door [medeverdachte] uitgevoerd dan wel worden door haar uitbesteed aan andere bedrijven. [verdachte] heeft de afspraken met [medeverdachte] over de verantwoordelijkheid voor de asbestsanering vastgelegd in een zogenoemde raamovereenkomst ‘Niet Planmatig Onderhoud’. Ook zijn ‘stroomschema’s opgesteld, waaronder het stroomschema asbestsanering, waaruit blijkt welke partij op welk moment in het proces betrokken is en wie wanneer wordt geïnformeerd.
Niet ter discussie staat dat in de betreffende woning asbest is verwijderd door een daartoe niet-gecertificeerd persoon. De persoon, een onderaannemer van een onderaannemer van [medeverdachte], die opdracht had gekregen de badkamer van de woning te slopen (met daarin tegels met asbesthoudende lijm), is voorafgaand aan de ingeplande asbestsaneringswerkzaamheden al met zijn sloopwerkzaamheden begonnen.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte met betrekking tot het proces van asbestsanering duidelijke afspraken heeft met [medeverdachte]. Vanaf het moment dat door de verdachte opdracht wordt gegeven tot sanering (welke onder coördinatie van [medeverdachte] zal worden verricht door een professioneel asbestsaneringsbedrijf) is het in dit geval [medeverdachte], een bedrijf waar de verdachte al jaren lang mee samenwerkt, die het proces, dat ook de overige bouwwerkzaamheden omvat, verder coördineert. De verdachte wordt hierbij steeds geïnformeerd; zij ontvangt de saneringsrapporten en wordt ervan op de hoogte gesteld als de woning na sanering is vrijgegeven. In de onderhavige zaak is het in deze coördinatie, die bij [medeverdachte] lag, mis gegaan.
Het hof is van oordeel dat van de verdachte, als eigenaar van de woning, redelijkerwijs niet meer maatregelen konden worden gevergd dan die zij reeds heeft genomen. Daarbij neemt het hof in aanmerking het ver verwijderde verband tussen de verdachte als eigenaar van de woning en de uiteindelijke werkzaamheden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal niet aangegeven welke concrete maatregelen [verdachte] (extra) had kunnen en moeten nemen in de vorm van toezicht op de afspraken en protocollen. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden vastgesteld dat de maatregelplicht is geschonden.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gelet op dit oordeel van het hof behoeven de overig gevoerde verweren geen bespreking meer.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 19 april 2022 onder CJIB nummer 4132542004703310.
Dit arrest is gewezen door mr. A. de Lange,
mr. E.C. van Veen en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 augustus 2023.
mr. A. de Lange en mr. E.C. van Veen zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.