II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
ARTIKEL I
Onderdeel A (artikel 5a WVW 1994 (nieuw))
(..)
Het opzet in de delictsomschrijving heeft ook betrekking op de schending van de verkeersregels en dat de verdachte ook het opzet had om deze verkeersregels in ernstige mate te schenden. (..) De bestanddelen uit de delictsomschrijving maken helder dat het om een ernstig strafbaar feit gaat. Hieraan mogen strenge eisen worden gesteld ten aanzien van de bewijsbaarheid. (..)
De gedachte achter de keuze voor in «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan. Wanneer de verdachte meerdere van deze gedragingen in één rit begaat kan het niet anders zijn (en mag dit ook worden aangenomen) dan dat hij de verkeersregels opzettelijk schendt en dat zijn opzet was gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De verdachte kan in dergelijke gevallen niet onder de werking uitkomen van het voorgestelde artikel 5a WVW 1994 door te verklaren dat hij desbetreffende verkeersborden niet heeft gezien. Een aantal van de genoemde gedragingen (..) kunnen bovendien niet anders dan opzettelijk worden gepleegd. Voor andere van de genoemde gedragingen heeft opzet wel een zelfstandige betekenis. (..) Het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels zal dan met name moeten worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden die zicht bieden op de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft.
Als is komen vast te staan dat verdachte een of meer verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en bijgevolg door de verdachte onaanvaardbare risico’s zijn genomen, levert dat gedrag welhaast per definitie het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels op. Voor een ernstige schending van verkeersregels is ook van belang dat de verdachte bij zijn gedragingen geen acht heeft geslagen op (mogelijke) andere verkeersdeelnemers. Het veroorzaken van het gevaar is opgenomen als een geobjectiveerd bestanddeel oftewel de eis van het «te duchten» van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen dan wel letsel volstaat. (..)
(..) Het verrichten van één gedraging is niet voldoende voor een overtreding van artikel 5a WVW 1994. De dader moet door zo’n gedraging opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schenden terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat betekent dus niet dat met het verrichten van een of meer van de genoemde gedragingen al vaststaat dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden. Het enkele feit dat de bestuurder een telefoon vasthoudt of een bestuurder die onbewust door rood licht rijdt levert geen overtreding van artikel 5a WVW 1994 op. Oftewel overtredingen van de in artikel 5a WVW 1994 opgenomen gedragingen die uit simpele onachtzaamheid worden begaan worden niet automatisch een zwaar misdrijf zodra daardoor enig gevaar voor letsel ontstaat. Het gaat bij een overtreding van artikel 5a WVW 1994 immers om het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (en gevaar is te duchten). De lijst met gedragingen is niet-limitatief. Dit geeft de handhavingspraktijk de ruimte om ook andere gedragingen – van een vergelijkbare zwaarte als de reeds opgesomde gedragingen – die kunnen ontaarden in zeer gevaarlijk rijgedrag onder de delictsomschrijving te laten vallen mits uiteraard voldaan wordt aan de bestandsdelen uit het voorgestelde artikel.
Het tenlastegelegde feit
Tegen de achtergrond van voormelde considerans bij artikel 5a WVW 1994 is het hof van oordeel dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden. Het hof stelt vast dat de verdachte op
8 december 2022 in een als gestolen gesignaleerd staande personenauto reed. De politie heeft de verdachte op een gegeven moment een rood verlicht volgtransparant getoond met de Engelse tekst POLICE FOLLOW om hem en de personenauto te kunnen controleren. De verdachte heeft het teken van de politie genegeerd door om het politievoertuig heen te sturen en vervolgens zijn snelheid te verhogen. De verdachte heeft na het verlaten van de snelweg een rood verkeerslicht genegeerd, zijn snelheid op de Daalwijkdreef verhoogd naar 90 km per uur, waar als maximum snelheid 50 km per uur geldt en heeft rijdende op de Daalwijkdreef ter hoogte van het Kelbergenpad zeer dicht achter een ander motorvoertuig gereden, zodanig dat hij bijna achterop dat voertuig is gebotst. De verdachte heeft vervolgens met hoge snelheid over een bromfiets/fietspad, het Ganzenhoefpad, gereden. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de in artikel 5a, eerste lid, WVW 1994, aanhef en onder sub g., h., i. en l. bedoelde ernstige verkeersgedragingen.
Dat de verdachte over de lijnbusbaan heeft gereden, is naar het oordeel van het hof, zonder nadere informatie over de aard van de busbaan, niet te kwalificeren als een ernstige schending van de verkeersregels zoals bedoeld in artikel 5a WVW 1994, ook niet in samenhang met de hiervoor genoemde bewezenverklaarde verkeersovertredingen. Het hof zal de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Dat de verdachte de verkeersregels
opzettelijkin ernstige mate heeft geschonden, volgt onder meer uit de verklaring van de verdachte dat hij voor de politie wilde
vluchten. Het hof is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde gedragingen van de verdachte in onderling verband en samenhang, die in één rit hebben plaatsgevonden en mede gelet op verdachte’s intentie om zich aan de politie te onttrekken, het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden en dat zijn opzet, op zijn minst genomen in voorwaardelijke zin, was gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Voorts is het hof van oordeel dat het zeer goed voorstelbaar was dat vanwege het ernstige verkeersgevaarlijk gedrag van de verdachte, zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen was te duchten. Immers is de verdacht in een dichtbevolkte woonwijk omstreeks 20:00 uur, dus nog vroeg in de avond, door een rood verkeerslicht gereden en is hij bijna achterop een ander voertuig dat voor hem reed gebotst. Vervolgens is de verdachte met een bepaalde snelheid een fietspad op gereden en is hij met de inzittenden in zijn auto de sloot ingereden.
Concluderend is het hof van oordeel dat de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers en voor de inzittenden in zijn auto in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden zoals bedoeld in artikel 5a WVW 1994.
Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 door een aanzienlijke hoeveelheid verkeersregels in ernstige mate te overtreden. De verdachte negeerde een teken van de politie, waarop de politie de achtervolging heeft ingezet. De verdachte negeerde een rood verkeerslicht, is bijna op een medeweggebruiker gebotst en reed met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan. Tevens reed hij over een bromfiets/fietspad. De verdachte heeft zich volstrekt onverantwoordelijk gedragen en onaanvaardbare risico’s genomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich in volstrekt onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. De verdachte heeft hiermee niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en de inzittenden in zijn auto ernstig in gevaar gebracht.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich tijdens zijn aanhouding tegen de opsporingsambtenaren te verzetten. Dit handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. Opsporingsambtenaren moeten ongehinderd door gedrag als dat van de verdachte hun werk kunnen doen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
11 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 180 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. O.E.M. Leinarts, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 augustus 2023.