ECLI:NL:GHDHA:2023:1669

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
2200175722
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen, verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrift door bankmedewerker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een bankmedewerker, is veroordeeld voor het medeplegen van witwassen, verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrift. De feiten vonden plaats tussen 1 november 2019 en 18 augustus 2020, waarbij de verdachte in totaal ongeveer 154.772 euro heeft verworven door middel van verschillende onrechtmatige handelingen. De verdachte heeft geldbedragen van slachtoffers overgemaakt naar zijn eigen rekeningen en heeft valse bankafschriften opgemaakt om zijn daden te verbergen. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, met uitzondering van de op te leggen straf. Het hof heeft de straffen herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Het hof heeft de ernst van de feiten en de vertrouwensfunctie van de verdachte als bankmedewerker zwaar laten meewegen in de strafmotivering. De vordering van de benadeelde partij is ingetrokken in verband met een civiele procedure. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001757-22
Parketnummer: 09-755033-20
Datum uitspraak: 2 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 juni 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

[geboorteplaats en geboortedatum],
[woonadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is op de vordering benadeelde partij beslist als in het bestreden vonnis weergegeven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 18 augustus 2020 in de gemeente(n) Den Haag en/of Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 154.772,-, althans van enig geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) was of wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had,
en/of
een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 154.772,- euro, althans enig geld bedrag verworpen, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van (een deel van) dat geldbedrag/die geldbedragen gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
-154.772,- euro, in elk geval een geldbedrag op rekening van [slachtoffer 1] en/of naar (een) bankrekening(en) van [slachtoffer 2] h/o [slachtoffer 1] gestort gekregen en/of (vervolgens);
-82.822,84 euro, in elk geval een geldbedrag heeft overgeboekt van een rekening van [slachtoffer 1] en/of van (een) bankrekening(en) van [slachtoffer 2] h/o [slachtoffer 1] naar een rekening van [verdachte] en/of -16.145,- euro, in elk geval een geldbedrag overgeboekt van een rekening van [slachtoffer 1] en/of van (een) bankrekening(en) van [slachtoffer 2] h/o [slachtoffer 1] naar een rekening van [bedrijf 1], waarmee een auto (een Mercedes A-klasse) op naam van [verdachte] is betaald en/of
-13.000,- euro, in elk geval een geldbedrag overgeboekt op een rekening van [mededader 1] en/of;
-12.800,- euro, in elk geval een geldbedrag overgeboekt op een rekening van [mededader 2] en/of
en/of vervolgens
82.822,84 euro op zijn, verdachtes, rekening gehad en (van) voornoemd geldbedrag ongeveer 3500,- contant opgenomen, ongeveer 33.000,- uitgegeven in casino`s, ongeveer 14.000,- gebruikt voor aflossing van schulden, ongeveer 2408,- gebruikt voor Airbnb en enig geldbedrag gebruikt voor het betalen van/bij restaurants, benzinestations, kledingwinkels, juweliers, warenhuizen, online shopping en kosten voor levensonderhoud;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 1 maart 2020 in de gemeente(n) Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (op verschillende tijdstippen), (telkens) opzettelijk (in totaal ongeveer) 193.042,-, in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld/enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de rechtmatige eigenaar (te weten de rechthebbende(n) van de bankrekening op naam van de [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n), en welk geld/goed verdachte(n) uit hoofde van zijn / hun persoonlijke dienstbetrekking van/als bankmedewerker, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft / hebben toegeëigend; (artikel 321 / 322 Strafrecht)
3.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 31 januari 2020 te Den Haag, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een bankafschrift valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door:
- op een of meerdere bankafschrift(en) (behorende bij de bankrekening op naam van de [slachtoffer 3] een of meer valse/onjuiste mutaties te vermelden, inhoudende dat er een overboeking naar het Rode Kruis en/of een overboeking naar Natuurmomenten was uitgevoerd en/of daarbij onjuiste mutatiecodes vermeld en/of
- van voornoemd bankschrift één pagina niet te versturen, althans ervoor de zorgen dat één pagina niet werd verstuurd met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het voornoemde valselijk opgemaakte en/of vervalste geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als was deze echt en onvervalst, door voornoemd geschrifte te versturen althans te laten versturen naar de rechthebbende van de bankrekening waar dat bankafschrift betrekking op had.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de op te leggen straf en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straffen en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
Als bewijsmiddel zal worden toegevoegd de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, in antwoord op vragen van de voorzitter, inhoudende een bekentenis ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 zoals in eerste aanleg door de rechtbank bewezen verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overweegt het hof dat deze ter zitting in hoger beroep door de benadeelde partij is ingetrokken in verband met een inmiddels ingestelde civiele procedure jegens de verdachte. Deze vordering is dan ook niet meer aan de orde.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve -behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen, verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrift. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken wat hij daarmee
anderen mensen aandoet. Verdachte had als bankmedewerker een vertrouwensfunctie en heeft hier ernstig misbruik van gemaakt en daardoor ook afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat de samenleving in het bankwezen stelt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 januari 2023.
Het hof is -alles afwegende en mede gelet op de straffen die zijn opgelegd aan de mededaders- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur en een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Daarnaast is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225, 322 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. N. Schaar en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier mr. M.H.C. Stuij.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 februari 2023.
mr. N. Schaar en mr. M.A.C.L.M. Bonn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.