Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer hoofdzaak : 200.305.806/01
Gerechtshof Den Haag
Op 21 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen over een verzoek tot verschoning van raadsheer mr. C.W.M. Lieverse in een civiele procedure met zaaknummer 200.305.806/01. Het verzoek tot verschoning werd ingediend op 15 augustus 2023 en was gebaseerd op de omstandigheid dat de dochter van een van de partijen als advocaat-stagiair werkzaam is bij hetzelfde advocatenkantoor als de raadsheer, waarbij de raadsheer haar leidinggevende is. Dit leidde tot de vrees voor onpartijdigheid van de raadsheer, wat aanleiding gaf tot het verzoek om verschoning.
De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft de zaak buiten zitting behandeld. In de beoordeling van het verzoek werd gekeken naar artikel 40 in verbinding met artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat rechters zich kunnen verschonen indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De kamer oordeelde dat de aangevoerde gronden voor het verschoningsverzoek dusdanig waren dat de vrees voor onpartijdigheid gerechtvaardigd was, ongeacht de persoonlijke instelling van de raadsheer.
Daarom heeft het hof het verzoek om verschoning toegewezen. De beslissing houdt in dat het verzoek van mr. C.W.M. Lieverse om zich te mogen verschonen in de hoofdzaak met zaaknummer 200.305.806/01 is goedgekeurd. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, de raadsheer die om verschoning heeft verzocht, en de behandelend raadsheren in de hoofdzaak.