ECLI:NL:GHDHA:2023:1662
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aftrek specifieke zorgkosten in het kader van de Wet IB 2001 en de gevolgen van woningaanpassingen voor mindervaliden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten door een belanghebbende die mindervalide is. De belanghebbende, die in 2014 een herseninfarct heeft gehad, heeft een navorderingsaanslag ontvangen van de Belastingdienst voor het jaar 2017, waarbij een bedrag aan specifieke zorgkosten niet in aftrek werd toegestaan. De belanghebbende had kosten gemaakt voor woningaanpassingen en hulpmiddelen, waaronder domotica, een rolstoel, en aanpassingen aan sanitair en interieur. De inspecteur van de Belastingdienst had deze uitgaven niet als aftrekbaar aangemerkt, wat leidde tot bezwaar en beroep bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof de zaak opnieuw beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de uitgaven van de belanghebbende niet voldoen aan de voorwaarden voor aftrek als specifieke zorgkosten volgens artikel 6.17 van de Wet IB 2001. Het Hof benadrukte dat de wet limitatief opsomt welke uitgaven als specifieke zorgkosten kunnen worden aangemerkt en dat de door de belanghebbende gemaakte kosten voor woningaanpassingen en hulpmiddelen niet onder deze categorieën vallen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de uitgaven voor schilderwerk, wand- en vloerafwerking, en andere aanpassingen aan de woning niet als 'ander hulpmiddel' kunnen worden aangemerkt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.