ECLI:NL:GHDHA:2023:1624

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
200.327.679/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige dochter en inschrijving op een nieuwe school. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.H.J. Spee, verzocht het hof om de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die de verzoeken had afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. L.C. de Jong, voerde verweer en verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en vader gezamenlijk gezag uitoefenen over hun dochter, die in 2006 is geboren. De moeder heeft aangegeven dat zij wil verhuizen naar [plaats 1] om dichter bij haar nieuwe partner te wonen en dat de dochter daar naar school wil gaan. De vader betwist de noodzaak van de verhuizing en vreest dat dit de band met zijn dochter zal schaden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft de verzoeken van de moeder toegewezen en vervangende toestemming verleend voor de verhuizing en inschrijving op school, terwijl de bestreden beschikking van de kinderrechter is vernietigd voor zover deze de verzoeken van de moeder afwees.

De beslissing van het hof houdt in dat de moeder nu de toestemming heeft om met haar dochter te verhuizen naar [plaats 1] en haar in te schrijven op [middelbare school] in die plaats. De vader's verzoeken in incidenteel appel zijn afgewezen, en de hoofdverblijfplaats van de dochter blijft bij de moeder. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.327.679/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 23-874
zaaknummer rechtbank : C/09/642343
beschikking van de meervoudige kamer van 16 augustus 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [plaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. G.H.J. Spee te Nijmegen,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [plaats 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.C. de Jong te Woerden.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 3 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 23 mei 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 17 juli 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
  • een journaalbericht van de moeder van 2 juni 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht van de moeder van 20 juli 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De raad heeft het hof bij brief van 6 juli 2023 bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 25 juli 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
2.6
De voorzitter heeft op 31 juli 2023 met de hierna te noemen [minderjarige] gesproken. Een zakelijke weergave van het gesprek is op diezelfde datum naar partijen verstuurd. De moeder heeft per e-mail kenbaar gemaakt af te zien van de mogelijkheid op het verslag te reageren. De vader heeft per e-mail van 2 augustus 2023 een reactie op het verslag van het kindgesprek gegeven.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader is geboren: [minderjarige] , op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ). De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
3.3
Partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:247a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een ouderschapsplan opgesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben. De overige verzoeken van de moeder en de zelfstandige verzoeken van de vader zijn afgewezen.
4.2
De moeder is het hier niet mee eens. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de beslissing betreft om de vervangende toestemming voor verhuizing van [minderjarige] en de inschrijving op een nieuwe school te weigeren en om opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend voor een verhuizing met [minderjarige] van [plaats 3] naar [plaats 1] en voorts (het hof begrijpt: vervangende) toestemming te verlenen voor de inschrijving van [minderjarige] op [middelbare school] in (het hof begrijpt:) [plaats 1] .
4.3
De vader voert verweer. De vader verzoekt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven c.q. de bestreden beschikking te bekrachtigen met betrekking tot de afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [plaats 1] en deze beschikking te vernietigen waar het de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] betreft en het verzoek van de moeder met betrekking tot de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] alsnog af te wijzen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten van zowel de procedure in eerste aanleg als de onderhavige procedure.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind / de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en alle betrokken belangen dienen af te wegen. Factoren die bij de beoordeling van verhuisproblematiek een rol kunnen spelen zijn onder meer:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Standpunten van partijen
5.3
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. De moeder heeft een partner die in [plaats 1] woont en heeft al langere tijd de wens om bij hem in de buurt te gaan wonen. Aanvankelijk dacht zij dat zij hiermee zou kunnen wachten totdat [minderjarige] haar school zou hebben afgemaakt. Uitgangspunt was daarbij de co-ouderschapsregeling die tussen de ouders gold. Het contact tussen [minderjarige] en de vader liep echter al langere tijd stroef, waardoor [minderjarige] uiteindelijk het merendeel van de tijd bij de moeder doorbracht. Als gevolg daarvan had de moeder geen dagen waarop zij aaneengesloten bij haar nieuwe partner in [plaats 1] kon verblijven. Omdat [minderjarige] in maart 2022 aangaf naar een andere school te willen, met name vanwege het missen van aansluiting bij haar klasgenoten en omdat zij het wel zag zitten die nieuwe school in [plaats 1] te zoeken, hebben de moeder en [minderjarige] – na overleg – samen besloten samen naar [plaats 1] te verhuizen. De moeder heeft de vader daar tijdig van op de hoogte gesteld en een voorstel gedaan voor een gewijzigde zorgregeling. Uiteindelijk is de moeder zelf verhuisd zonder dat met de vader overeenstemming over de verhuizing met [minderjarige] was bereikt. De verhuizing hoeft geen verandering te brengen in de frequentie van het contact tussen [minderjarige] en de vader zoals dat nu is. Door de keus van de moeder vlak bij het station te gaan wonen, kan [minderjarige] gemakkelijk naar de vader reizen als zij dat wil en heeft de verhuizing geen negatieve invloed op (de frequentie van) het contact tussen hen. De moeder voert verder aan dat als zij geen vervangende toestemming krijgt voor verhuizing, met de beslissing van de kinderrechter om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te bepalen, haar impliciet wordt verboden om te verhuizen. Dat is in strijd met haar recht om haar leven vrij in te richten. Tot slot voert de moeder aan dat ook [minderjarige] zelf naar [plaats 1] wil verhuizen, althans dat zij bij de moeder wil blijven wonen. Aan haar mening moet veel waarde worden gehecht omdat zij ouder is dan 16 jaar. Kinderen vanaf 16 jaar moeten zelf kunnen kiezen waar zij wonen. Zij kunnen zich immers ook zelf inschrijven op een woonadres.
5.4
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. De vader acht een verhuizing naar [plaats 1] en de daarmee onlosmakelijk verbonden verandering van middelbare school niet in het belang van [minderjarige] . De verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen. De moeder heeft de vader voorgehouden dat [minderjarige] naar [plaats 1] wil verhuizen vanwege een gebrek aan vrienden in [plaats 3] , maar dat klopt niet (meer). [minderjarige] heeft tegenwoordig vrienden in [plaats 3] . De vader is bezorgd over de mate waarin [minderjarige] aansluiting kan vinden bij nieuwe mensen in [plaats 1] omdat zij in het verleden is gepest. Zij heeft nu juist een stabiele basis in [plaats 3] . Volgens de vader wil [minderjarige] niet naar [plaats 1] verhuizen en wordt zij in verregaande mate door haar moeder beïnvloed. Als de vader over de verhuizing begint, wil [minderjarige] er niet met hem over praten en raakt zij helemaal van slag, wat volgens de vader duidt op een ernstig loyaliteitsconflict. De vader voert verder aan dat de reis van de woning in [plaats 1] naar de woning van de vader een belemmering zal vormen in het contact tussen de vader en [minderjarige] . Het uitgangspunt tussen de ouders is altijd co-ouderschap geweest. Juist is dat het overeengekomen verblijfsschema al langere tijd niet werd nagekomen. De vader heeft meerdere keren expliciet gevraagd aan de moeder om te zorgen dat dit weer gevolgd zou worden. De moeder heeft hier geen gehoor aan gegeven. Omdat de band tussen de vader en [minderjarige] niet optimaal is, is hij bang dat de verhuizing hen letterlijk en figuurlijk verder uit elkaar zal drijven. Zij zijn op dit moment samen in therapie en hij vreest dat die therapie gehinderd zal worden door de verhuizing. In incidenteel appel verzoekt de vader het hof om het inleidend verzoek van de moeder met betrekking tot de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] alsnog af te wijzen omdat die wijziging gelet op alle feiten en omstandigheden niet in het belang van [minderjarige] is. Tot slot voert de vader aan dat de moeder in de proceskosten moet worden veroordeeld omdat zij in strijd met de bestreden beschikking is verhuisd naar [plaats 1] .
Beoordeling van het hof
Principaal appel
5.5
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er voldoende grond is om de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen en haar in te schrijven op [middelbare school] in [plaats 1] . Hiertoe overweegt het hof als volgt.
5.6
Het hof stelt voorop dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder de verhuizing goed heeft doordacht en ruim van tevoren heeft voorbereid en dat de reden hiervan vooral gelegen was in het feit dat de zorgregeling niet langer werd nagekomen. [minderjarige] verbleef vrijwel de gehele tijd bij haar waardoor het voor de moeder vrijwel onmogelijk werd om aaneengesloten dagen bij haar partner in [plaats 1] door te brengen. Over de reden dat de zorgregeling niet langer werd nagekomen verschillen partijen van mening. Duidelijk is evenwel dat de moeder haar leven met haar nieuwe partner niet voldoende vorm kon geven vanaf het moment [minderjarige] het merendeel van de tijd bij haar verbleef. In die zin bestaat er bij de moeder een noodzaak om te verhuizen. Omdat [minderjarige] bij haar wil blijven wonen ligt het voor haar in de rede dat [minderjarige] zal meeverhuizen naar [plaats 1] . De moeder heeft de vader in een vroeg stadium verzocht om hierover in overleg te treden en daarvoor zijn toestemming te verlenen (zie haar brief van 13 augustus [naar het hof begrijpt:] 2022, productie 5 bij het verzoekschrift eerste aanleg). De moeder heeft met [minderjarige] gesproken over een eventuele verhuizing en een verandering van middelbare school en heeft zich ervan vergewist dat [minderjarige] hiervoor open stond voordat zij de verhuizing in gang zette. Dat een verder gesprek van de moeder met de vader hierover niet van de grond is gekomen en is blijven steken in verwijten over en weer over onder meer nakoming van de zorgregeling en over wat goed zou zijn voor [minderjarige] , tekent de moeizame verstandhouding die tussen hen bestaat. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij dat erg lastig vindt maar dat dit haar keuze voor [plaats 1] niet beïnvloedt. In deze keuze is zij zeer stellig. Anders dan de vader, ziet het hof geen aanleiding om te veronderstellen dat [minderjarige] de mening van de moeder overneemt en daarmee dus geen authentieke eigen mening zou geven. Zij geeft aan dat zij inderdaad niet wil praten over de verhuizing met haar vader omdat hij haar dan probeert te overtuigen van zijn gelijk en over haar moeder wil praten, iets wat zij beide niet wil. Zij houdt van haar vader en wil dat het contact goed blijft en zal daar zelf ook het nodige voor doen. Anders dan de vader, ziet het hof evenmin aanleiding om aan te nemen dat er een reëel risico is dat [minderjarige] in een nieuwe sociale omgeving in [plaats 1] niet zou kunnen aarden. [minderjarige] heeft er tijdens het kindgesprek blijk van gegeven dat zij een goed beeld heeft van wat haar te wachten staat in [plaats 1] .
5.7
De crux in deze verhuiszaak betreft welbeschouwd de vraag of de band en het contact tussen de vader en [minderjarige] door de verhuizing zodanig onder druk zouden komen te staan dat, alle omstandigheden meewegend, het verzoek tot verhuizing zou moeten worden afgewezen. Hoewel de leeftijd van [minderjarige] daarbij een rol speelt, is haar wens daarbij niet van doorslaggevend belang. Toen de zaak bij de rechtbank diende, was er duidelijk sprake van een situatie waarin de band tussen de vader en [minderjarige] fragiel was. De rechtbank heeft in sterke mate laten meewegen het risico dat een verhuizing onder deze omstandigheden de band tussen [minderjarige] en haar vader onder druk zou zetten. Het hof overweegt dat inmiddels gebleken is dat de band tussen de vader en [minderjarige] is verbeterd. De vader en [minderjarige] zijn thans samen in therapie om aan hun band te werken, zij zien en spreken elkaar buiten de therapie met enige regelmaat en zijn deze zomer samen een week op vakantie geweest. [minderjarige] wil blijven werken aan de band die zij met de vader heeft en zij ziet hiervoor geen belemmering in de afstand tussen [plaats 1] en [plaats 2] , de plaats waar de vader woont. Zij heeft in het gesprek met het hof gezegd thans twee van de veertien dagen bij de vader door te brengen en van plan te zijn diezelfde frequentie aan te houden als zij eenmaal in [plaats 1] naar school gaat. Gelet op het bovenstaande en op het feit dat [minderjarige] bijna 17 jaar oud is, een leeftijd die een zekere mate van autonomie ten opzichte van de ouders met zich brengt, acht het hof het risico dat de verhuizing de band tussen de vader en [minderjarige] onder druk zal zetten, zo klein dat het hof alles afwegende het belang van de moeder om met [minderjarige] te verhuizen het zwaarst zal laten wegen.
5.8
Op grond van het voorgaande zal het hof de verzoeken van de moeder in het principaal appel toewijzen.
Incidenteel appel
5.9
Aangezien het hof de verzoeken van de moeder in het principaal appel zal toewijzen en zij dus alsnog vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing naar [plaats 1] en de inschrijving van [minderjarige] op [middelbare school] in [plaats 1] , faalt het incidenteel appel van de vader. Het hof zal de beslissing van de kinderrechter om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder te bepalen, dan ook bekrachtigen.
Proceskosten
5.1
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten zal dragen.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal appel:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de afwijzing van de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] en de inschrijving van [minderjarige] op [middelbare school] in [plaats 1] ;
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige] te verhuizen van [plaats 3] naar [plaats 1] ;
verleent aan de moeder vervangende toestemming om [minderjarige] op [middelbare school] in [plaats 1] in te schrijven;
in het incidenteel appel:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover de kinderrechter daarbij heeft bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
in het principaal en incidenteel appel:
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Sutorius-Van Hees, P.M.M. Mostermans en H. Mollema - de Jong, bijgestaan door mr. P.J. Salomons als griffier en is op 16 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.