In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige dochter en inschrijving op een nieuwe school. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.H.J. Spee, verzocht het hof om de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die de verzoeken had afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. L.C. de Jong, voerde verweer en verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en vader gezamenlijk gezag uitoefenen over hun dochter, die in 2006 is geboren. De moeder heeft aangegeven dat zij wil verhuizen naar [plaats 1] om dichter bij haar nieuwe partner te wonen en dat de dochter daar naar school wil gaan. De vader betwist de noodzaak van de verhuizing en vreest dat dit de band met zijn dochter zal schaden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft de verzoeken van de moeder toegewezen en vervangende toestemming verleend voor de verhuizing en inschrijving op school, terwijl de bestreden beschikking van de kinderrechter is vernietigd voor zover deze de verzoeken van de moeder afwees.
De beslissing van het hof houdt in dat de moeder nu de toestemming heeft om met haar dochter te verhuizen naar [plaats 1] en haar in te schrijven op [middelbare school] in die plaats. De vader's verzoeken in incidenteel appel zijn afgewezen, en de hoofdverblijfplaats van de dochter blijft bij de moeder. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.