ECLI:NL:GHDHA:2023:1619

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
200.313.132/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep onderbewindstelling en ontvankelijkheid

In deze zaak heeft rechthebbende, geboren in 1975 te Kameroen, verzocht om onderbewindstelling van zijn goederen. Dit verzoek is op 20 april 2022 door de kantonrechter in Den Haag toegewezen. Rechthebbende is op 6 juli 2022 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. Tijdens de procedure heeft rechthebbende aangegeven dat het bewind per 1 december 2022 is opgeheven, maar dat hij nog steeds belang heeft bij de procedure. Het hof heeft de vraag moeten beantwoorden of rechthebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep, gezien het feit dat hij zelf om de onderbewindstelling had verzocht.

Het hof heeft vastgesteld dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet bedoeld is om een partij die het verzoek heeft gekregen, de mogelijkheid te bieden om deze beschikking ongedaan te maken. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Het hof heeft echter geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die zouden leiden tot afwijking van deze hoofdregel. Rechthebbende heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van onjuiste of onvolledige voorlichting over de gevolgen van de bewindvoering. Bovendien is het bewind inmiddels opgeheven, waardoor rechthebbende geen belang meer heeft bij het hoger beroep.

Uiteindelijk heeft het hof rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet kon aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigden. De beschikking is op 16 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.313.132/01
zaaknummer rechtbank : 9749523/ EJ VERZ 22-73091
beschikking van de meervoudige kamer van 16 augustus 2023
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: rechthebbende,
advocaat mr. H. Polat te Den Haag.
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
Bewindvoering Holland B.V.,
gevestigd dan wel kantoorhoudende te Den Haag,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Rechthebbende is op 6 juli 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Bij journaalbericht van 23 maart 2023 is van de zijde van rechthebbende bericht dat het bewind per 1 december 2022 is opgeheven, maar dat rechthebbende nog belang heeft bij deze procedure en verzoekt om een beschikking te wijzen. Naar aanleiding daarvan heeft het hof bij e-mailbericht mr. Polat verzocht de beschikking van de kantonrechter van 1 december 2022 (bedoeld was: de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2022) en het volledige neuropsychologische onderzoeksrapport (dat al eerder door het hof was opgevraagd) in te dienen.
2.3
Bij het hof is voorts van de zijde van rechthebbende op 3 april 2023 een e-mail met bijlagen ingekomen, waaronder de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2022. Rechthebbende geeft in die e-mail aan dat hij niet beschikt over een volledig exemplaar van het neuropsychologisch onderzoek met alle pagina’s en dat hij geen toestemming verleent voor het opvragen van een kopie van dit rapport.
2.4
Op verzoek van rechthebbende heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De beschikking is op heden bepaald.

3.De feiten

3.1
Rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , Kameroen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij inleidend verzoek, ingekomen op 4 maart 2022 bij de kantonrechter, heeft rechthebbende verzocht tot onderbewindstelling.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover van belang:
- alle goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand; en
- Bewindvoering Holland B.V. benoemd tot bewindvoerder.
4.3
In hoger beroep verzoekt rechthebbende de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek tot onderbewindstelling af te wijzen. Hij voert twee grieven aan. In de kern komen de grieven erop neer dat de grondslag voor de onderbewindstelling steeds heeft ontbroken (grief I) en dat sprake is van gewijzigde omstandigheden waardoor hij inmiddels in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen (grief II).

5.De motivering van de beslissing

5.1
Allereerst dient het hof de vraag te beantwoorden of rechthebbende kan worden ontvangen in zijn verzoek in hoger beroep. Volgens vaste jurisprudentie (zie onder andere Hoge Raad 4 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:BL8473) is het rechtsmiddel van hoger beroep niet gegeven om een partij van wie het verzoek (tot onderbewindstelling) door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven die beschikking ongedaan te maken, omdat hij wil afzien van het verzoek vanwege de aan de toewijzing van het verzoek verbonden consequenties. Toepassing van deze hoofdregel kan echter onder bijzondere omstandigheden in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.
5.2
Vast staat dat het verzoek van rechthebbende zelf in eerste aanleg strekt tot onderbewindstelling van zijn goederen. Het hof constateert dan ook dat de kantonrechter datgene heeft toegewezen wat rechthebbende heeft verzocht. Dit betekent dat rechthebbende in beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. Het hof zal vervolgens beoordelen of sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van deze hoofdregel.
5.3
Het hof maakt uit het beroepschrift op dat rechthebbende meent dat sprake is geweest van onjuiste dan wel onvolledig voorlichting over de gevolgen van de bewindvoering. Voorzover rechthebbende zich hiermee beroept op een wilsgebrek bij de indiening van zijn verzoek in eerste aanleg omdat hem onvoldoende zou zijn uitgelegd wat een onderbewindstelling inhoudt, is het hof van oordeel dat rechthebbende deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
5.4
Daarnaast heeft rechthebbende betoogd dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, waardoor hij op dit moment wel in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Vast is komen te staan dat de kantonrechter, op verzoek van de bewindvoerder, bij beschikking van 28 oktober 2022 het bewind heeft opgeheven met ingang van 1 december 2022. Dit betekent naar het oordeel van het hof dat rechthebbende op deze grond geen belang meer heeft bij zijn hoger beroep aangezien het bewind inmiddels is opgeheven.
5.5
Uit het voorgaande volgt dat rechthebbende geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot afwijking van het uitgangspunt zoals geformuleerd onder rechtsoverweging. 5.2, zodat het hof rechthebbende niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
verklaart rechthebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, A.A.F. Donders, en J.M. van de Poll, bijgestaan door mr. M.J. de Klerk als griffier en is op 16 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.