Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 14 februari 2023
Gamesa Rotterdam B.V.,
[werknemer] ,
Verloop van de procedure
Mr. Smit heeft zich vervolgens voor Gamesa Rotterdam gesteld. Bij email van
23 september 2022 heeft mr. Smit namens Gamesa Rotterdam meegedeeld dat wordt afgezien van de toegelaten bewijslevering. Daarna heeft mr. Smit zich onttrokken en mr. Spanjersberg zich gesteld.
Verder beoordeling van het hoger beroep
25 juni 2018 is geëindigd. Daarover gaat
grief I. Omdat de hiervoor genoemde bewijslevering niet heeft plaatsgevonden, faalt deze grief. Deze bewijslevering is immers bepalend voor het oordeel over het (blijven) bestaan van de arbeidsovereenkomst, nu het hof op basis van (enkel) de schriftelijke verklaringen van de in r.o. 1. genoemde getuigen – die [werknemer] gemotiveerd heeft betwist qua echtheid en betrouwbaarheid – niet bewezen acht dat [werknemer] de ontslagbrief van
25 juni 2018 heeft ontvangen. Dit is onder meer toegelicht in r.o. 13 tot en met 13.4 van het tussenarrest.
grief IIbetoogt Gamesa Rotterdam dat de loonvordering van [werknemer] tot hooguit 3 september 2018 toegewezen zou kunnen worden – de kop van de grief noemt dit een verzoek om de loonvordering te matigen – omdat hij per die datum bijna fulltime elders in dienst was. Vanaf in ieder geval die datum was [werknemer] dus niet meer bereid de bedongen werkzaamheden te verrichten, aldus nog steeds
Gamesa Rotterdam.
grief IIIbetoogt Gamesa Rotterdam dat er geen recht op 100% doorbetaling van loon bestaat omdat de
“Cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf 2014-2018”(hierna: Cao Motorvoertuigenbedrijf) niet op de arbeidsovereenkomst van toepassing was. Dat komt volgens Gamesa Rotterdam omdat zij – anders dan
art. 6 lid 1 van die cao voorschrijft – geen motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens, of onderdelen of delen daarvan aan het publiek verkoopt. Volgens Gamesa Rotterdam verkoopt zij niet aan particulieren maar enkel aan ondernemingen.
“Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen”(hierna: Cao Beroepsgoederenvervoer) van toepassing moeten zijn, waarvan art. 16 bepaalt dat bij arbeidsongeschiktheid ook recht op 100% loondoorbetaling bestaat.
Gamesa Rotterdam is een groothandel in professionele automaterialen die enkel business-to-business levert. Dat Gamesa Rotterdam niet aan particulieren leverde, was [werknemer] ook bekend. Toen hij er werkte hing er immers zelfs een bord in de winkel waarop dat stond aangegeven, waarbij Gamesa Rotterdam verwijst naar een overgelegde foto. De Cao Motorvoertuigenbedrijf is dus niet van toepassing. Ook de
Cao Beroepsgoederenvervoer is niet van toepassing omdat zij – kort gezegd – geen vergunningsplichtig vervoer verricht, maar handelt in automaterialen.
Cao Motorvoertuigenbedrijf of de Cao Beroepsgoederenvervoer.
Cao Motorvoertuigenbedrijf is dan ook niet gedaan. Daarom kan niet worden geoordeeld dat deze cao van toepassing is.
core business’ het verhandelen van automaterialen is. De enkele stelling dat [werknemer] als chauffeur online bestelde artikelen afleverde is een onvoldoende onderbouwing. Ook hier geldt dat een concreet en ter zake doend bewijsaanbod op het punt van de toepasselijkheid van deze cao niet is gedaan. Ook in dit geval kan niet worden geoordeeld dat deze cao van toepassing is.
€ 14.850,--, zoals dat netto bedrag is gevorderd. Op dit bedrag dienen dan weer de gebruikelijke inhoudingen te worden gedaan. De (te verstrekken) loonstroken dienen daar inzicht in te verschaffen.
grief IVbetoogt Gamesa Rotterdam dat de wettelijke verhoging – die de kantonrechter op 50% had gesteld – dient te worden gematigd, om twee redenen. De eerste reden is dat Gamesa Rotterdam in de oprechte overtuiging verkeerde dat zij het recht had het salaris van [werknemer] niet te betalen. De tweede reden is zorgwekkende financiële omstandigheden vanwege de corona-crisis.
Beslissing
rechtbank Rotterdam van 4 december 2019;
- verklaart voor recht dat er tussen (de rechtsvoorgangers van) Gamesa Rotterdam en [werknemer] sinds 11 november 2002 - in elk geval tot en met 19 juli 2019 - een ononderbroken arbeidsovereenkomst heeft bestaan;
- veroordeelt Gamesa Rotterdam om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werknemer] te voldoen een bedrag van 70% van het bruto equivalent van het netto bedrag van
- veroordeelt Gamesa Rotterdam om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werknemer] te voldoen een bedrag van € 6.237,-- bruto (70% van € 8.910,-- bruto) aan salaris inclusief vakantiegeld over de periode van februari 2019 tot en met juni 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds vanaf de dag van verschuldigdheid van de salarisbedragen tot de dag der voldoening:
- veroordeelt Gamesa Rotterdam om aan [werknemer] te verstrekken de loonstroken over de periode vanaf juni 2018 tot en met juni 2019, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- voor iedere dag dat Gamesa Rotterdam hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,--;
- veroordeelt Gamesa Rotterdam in de proceskosten van de eerste aanleg vastgesteld op
- veroordeelt Gamesa Rotterdam in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 332,-- aan griffierecht en € 1.775,-- aan salaris advocaat (1,5 punten, tarief II);
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.